ECLI:NL:RBDHA:2016:16763

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2016
Publicatiedatum
7 februari 2017
Zaaknummer
C/09/518489 / KG RK 16-1641
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in bestuursrechtelijke procedures tussen verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van Katwijk

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2016 een verzoek tot wraking van rechter mr. D.G.J. Dop behandeld. Verzoekster, die betrokken is bij een drietal bestuursrechtelijke procedures tegen het college van burgemeester en wethouders van Katwijk, diende op 14 september 2016 een wrakingsverzoek in. Dit verzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter niet onpartijdig zou zijn vanwege haar bestuurslidmaatschap bij de vereniging Ambtenaar en Recht (VAR). Verzoekster stelde dat dit lidmaatschap de schijn van partijdigheid wekte, aangezien zij procedeerde tegen een gemeente en de VAR advocaten vertegenwoordigt die de belangen van overheden behartigen.

De rechter, mr. D.G.J. Dop, verweerde zich door te stellen dat haar bestuurslidmaatschap al in mei 2016 was geregistreerd en dat verzoekster hiervan op de hoogte had kunnen zijn. De wrakingskamer oordeelde dat verzoekster niet tijdig had gehandeld, aangezien er vijf weken verstreken waren tussen de kennisgeving van de zitting en het indienen van het wrakingsverzoek. De wrakingskamer concludeerde dat verzoekster niet-ontvankelijk was in haar verzoek, omdat zij niet voldeed aan de wettelijke vereisten voor het indienen van een wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2016/52
zaak-/rekestnummer: 518489 / KG RK 16-1641
zaaknummers: SGR 15/4902, 15/4904 en 15/4907
datum beschikking: 17 oktober 2016
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht, in de zaak van:
[verzoekster]
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster;
strekkende tot wraking van:
mr. D.G.J. Dop
rechter in de rechtbank Den Haag,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze zaak is het college van burgemeester en wethouders van Katwijk (B&W).

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

1.1
Bij de rechtbank Den Haag is een drietal bestuursrechtelijke procedures aanhangig tussen verzoekster en B&W. Bij brief van 8 augustus 2016 heeft de rechtbank aan verzoekster meegedeeld dat de zaken op de zitting van 15 september 2016 zullen worden behandeld door de rechter.
1.2
Op 14 september 2016 heeft verzoekster een verzoekschrift strekkend tot wraking van de rechter ingediend.
1.3
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de schriftelijke reactie van de rechter van 27 september 2016.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 3 oktober 2016 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoekster is verschenen. De rechter heeft schriftelijk te kennen gegeven niet bij de zitting aanwezig te zijn.

3.Het standpunt van verzoekster

Aan het wrakingsverzoek is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. De rechter is per april 2016 bestuurslid van de vereniging Ambtenaar en Recht (VAR). De VAR stelt blijkens haar statuten tot doel het vergaren en overdragen van kennis en het bevorderen van het ambtenarenrecht in brede zin, alsmede het opbouwen en bevorderen van een netwerk van personen die zich bezighouden met de beoefening van of betrokken zijn bij het ambtenarenrecht. De rechter netwerkt in de VAR met advocaten die zich met name bezighouden met de belangenbehartiging van overheden. Bij de VAR heeft zich ook een lid van de VNG aangemeld. De VNG behartigt de belangen van gemeenten. In onderhavige procedure procedeert verzoekster tegen een gemeente. Door het lidmaatschap van het bestuur van de VAR wekt de rechter de indruk niet onpartijdig en onafhankelijk te zijn.

4.Het standpunt van mr. D.G.J. Dop

De rechter berust niet in de wraking. De rechter stelt dat haar bestuurslidmaatschap bij de VAR al in mei 2016 is opgenomen in het register nevenbetrekkingen. Verzoekster heeft pas daags voor de zitting een wrakingsverzoek ingediend, terwijl genoemde wrakingsgrond al geruime tijd bekend was en verzoekster ervan op de hoogte had kunnen zijn. Voorts is de VAR een kennisvereniging. De rechter ziet niet in waarom het bestuurslidmaatschap van de VAR (schijn van) partijdigheid zou kunnen opleveren.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikelen 8:15 en artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt een verzoek tot wraking gedaan zodra er feiten of omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
5.2.
De wrakingskamer stelt vast dat tussen het moment van verzending van de uitnodiging voor het onderzoek ter zitting op 8 augustus 2016 en het op 14 september 2016 bij de rechtbank binnengekomen schriftelijke wrakingsverzoek vijf weken zijn verstreken. Nu verzoekster met de brief van 8 augustus 2016 ervan op de hoogte was wie de behandelend rechter zou zijn, maar zij desondanks nog vijf weken heeft gewacht met het indienen van het wrakingsverzoek, is niet voldaan aan de onder 5.1 genoemde wettelijke vereisten. De wrakingskamer is dan ook van oordeel dat het verzoek tot wraking niet tijdig is gedaan.
5.3.
Weliswaar zijn er omstandigheden denkbaar, die er toe zouden kunnen leiden dat een wrakingsverzoek niet direct na ontvangst van de uitnodiging voor de zitting (met naamsvermelding van de rechter) wordt ingediend. Daarbij valt in dit geval te denken aan een situatie waarbij verzoekster nog niet op de hoogte zou kunnen zijn van de betreffende nevenbetrekking van de rechter. In dit geval geldt echter dat de nevenbetrekking van de rechter reeds sinds mei 2016 in het register van nevenbetrekkingen is opgenomen, zodat van een dergelijke situatie geen sprake is. Dat verzoekster naar eigen zeggen pas daags voor de zitting het register van nevenbetrekkingen heeft geraadpleegd en daarom pas laat op de hoogte was van het feit dat de rechter een nevenbetrekking als bestuurslid bij de VAR heeft, komt voor haar eigen rekening en risico.
5.4.
Verzoekster zal gelet op het bovenstaande niet-ontvankelijk worden verklaard.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoekster;
• de belanghebbende in de hoofdzaak, B&W Katwijk t.a.v. [gemachtigde] ;
• de rechter mr. D.G.J. Dop.
Deze beslissing is gegeven door mr. I.D. Bellaart, mr. E.F. Brinkman en mr. H.W. Vogels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Bijvank als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2016.