ECLI:NL:RBDHA:2016:16705

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2016
Publicatiedatum
25 januari 2017
Zaaknummer
4970061/16-50268 en 4970216/16-50269
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • R.J. Paris
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de uitleg van onverwijld in de arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en de Gemeente Delft, die opereert onder de naam Werkse!. De werknemer was in dienst bij Werkse! en had een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De zaak kwam aan het licht na een incident op 1 oktober 2015, waarbij de werknemer een collega fysiek geweld aandeed. Dit leidde tot een schorsing van de werknemer en uiteindelijk tot een ontslag op staande voet door Werkse! op 4 februari 2016. De werknemer verzocht de rechtbank om de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen en om loondoorbetaling te vorderen.

De kantonrechter oordeelde dat de bepalingen van boek 7 titel 10 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing zijn op de arbeidsovereenkomst van de werknemer, op grond van artikel 7:615 BW. De rechter concludeerde dat de uitleg van 'onverwijld' in de context van de arbeidsovereenkomst niet kon worden opgevat als onmiddellijke opzegging, maar dat er een periode tussen de misdraging en de opzegging zat. Hierdoor was het ontslag niet onverwijld gegeven en kon de opzegging niet standhouden. De kantonrechter heeft de vorderingen van de werknemer toegewezen, inclusief de betaling van achterstallig salaris en de proceskosten.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat Werkse! de opzegging van de arbeidsovereenkomst moet vernietigen en de werknemer binnen twee dagen moet toelaten tot de werkvloer. Tevens moet Werkse! de werknemer vergoeden voor de kosten van de procedure. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de term 'onverwijld' in arbeidsrechtelijke contexten, vooral in gevallen van ontslag op staande voet.

Uitspraak

beschikking
__________________________________________________________________ _______
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
RJP
Zaaknr.: 4970061/16-50268 en 4970216/16-50269
Datum: 12 mei 2016
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in de voorlopige voorziening en in de hoofdzaak,
verweerder in het zelfstandig voorwaardelijk verzoek,
gemachtigde: mr. N.M. Fakiri,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Delft,mede handelende onder de naam Werkse!,
gevestigd te Delft,
verweerder in de voorlopige voorziening en in de hoofdzaak,
verzoeker in het zelfstandig voorwaardelijk verzoek,
gemachtigde: mr. J.H.M. Wesseling.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en Werkse! genoemd worden.

1.Het procesverloop

1. Het door [verzoeker] ingediende verzoekschrift, met producties, is bij de rechtbank
binnengekomen op 4 april 2016. Werkse! heeft een verweerschrift ingediend, tevens
houdende een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding, met producties.
1. Op 28 april 2016 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft
aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting op hun standpunten naar voren
hebben gebracht. [verzoeker] heeft zijn standpunt doen bepleiten aan de hand van een pleitnota
die is overgelegd.

2.De feiten

2.1.
De gemeente Delft exploiteert een beschutte werkplaats in het kader van de Wet sociale
werkvoorziening onder de naam Werkse! te Den Hoorn.
2.2
[verzoeker] , geboren op [1961] , is op [1990] bij Werkse! in dienst
getreden. Zijn functie is [functie] De huidige arbeidsovereenkomst (36 uur per week)
is voor onbepaalde tijd. Het salaris bedraagt thans [xx] bruto per maand, exclusief
emolumenten. Op de arbeidsverhouding is de CAO voor de Sociale werkvoorziening van
toepassing.
Zaaknr: 4970061/16-50268 en 49702 16/16-50269 blad 2
_________________________________________________________________ ___________
2.3
Op 1 oktober 2015 vindt een voorval plaats waarbij [verzoeker] betrokken is.
2.4
[verzoeker] wordt door onder meer zijn werkleider diezelfde dag gehoord. In het door
Werkse! opgestelde en aan [verzoeker] toegezonden gespreksverslag staat het volgende
(waarin [L] staat voor de werkleider [LR] ):
“Aanleiding voor het gesprek
[verzoeker] heeft [JW] een schop gegeven en een klap met een bloedneus
als gevolg.
(...)
[L] vraagt [verzoeker] waarom hij [JW] een klap heeft gegeven. [verzoeker] geeft aan dat [JW]
hem zat uit te dagen o.a. door aan [verzoeker] ‘s privéauto te zitten en obscene gebaren te
maken. [verzoeker] heeft [JW] eerst een aantal keren verzocht om te stoppen met dit
gedrag. Toen [JW] toch steeds door ging heeft [verzoeker] hem uit frustratie een schop en
een klap gegeven(...)
[verzoeker] weet dat dit gedrag niet getolereerd wordt en heeft spijt van het voorval. Hij
geeft aan dat hij extra snel geïrriteerd was omdat hij zich zorgen maakt over de
gezondheid van zijn vrouw.
Afspraken
[verzoeker] wordt tot nader order op non actief gesteld.
(...)”
2.5
Bij brief d.d. 2 oktober 2015 van Werkse! aan [verzoeker] staat onder meer het volgende:
“(...) Op donderdag] oktober 2015, heeft u op het werk uw collega een bloedneus
geslagen.
Werkse! accepteert onder geen enkele voorwaarde agressief gedrag. Uw
bovengenoemde fysieke agressie is dan ook volstrekt ontoelaatbaar. De voortgang
van de werkzaamheden is door uw agressieve gedrag ernstig belemmerd om welke
reden ik hierbij bevestig dat u per 1 oktober 2015 op non-actief bent gesteld voor
ten hoogste 4 weken. Een en ander volgens de CAO voor de Sociale
Werkvoorziening hoofdstuk 10.2. (...) “.
2.6
Op 9 en 28 oktober 2015 vinden tussen Werkse! en [verzoeker] gesprekken plaats. In het
laatste gesprek wordt [verzoeker] een vaststellingsovereenkomst tot beëindiging van de
arbeidsovereenkomst aangeboden. [verzoeker] heeft het aanbod niet geaccepteerd.
2.7
Nadat Werkse! het salaris over december 2015 niet aan [verzoeker] had betaald, start
[verzoeker] een kort geding. In het betreffende vonnis van de kantonrechter in deze rechtbank
(rolnummer4755l52/16-1468) d.d. 8 februari 2016 wordt Werkse! veroordeeld tot
loondoorbetaling.
2.8
Bij brief d.d. 4 februari 2016 van Werkse! aan [verzoeker] staat het volgende:
“(...) Hierbij zeg ik uw arbeidsverhouding met Werkse! onverwijld op, als bedoeld
in hoofdstuk 10, artikel 10.1, lid 1 sub h van de AO voor de Sociale
werkvoorziening. De reden dat ik u met dit besluit voornoemde disciplinaire
maatregel opleg is, dat u zich op 1 oktober 2015 ernstig heeft misdragen; u heeft
fysiek geweld gebruikt jegens uw collega met diens letsel tot gevolg.
(...)”.
Zaaknr: 4970061/16-50268 en 4970216/16-50269 blad 3
____________________________________________________________ __________

3.De verzoeken en het verweer

3.1
[verzoeker] vraagt bij wijze van voorlopige voorziening op grond van artikel 223 Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering Werkse! te veroordelen tot, kort gezegd, loondoorbetaling
vanaf 4 februari 2016, verstrekking van salarisspecificaties op straffe van een dwangsom en
betaling van buitengerechtelijke incassokosten, alle bedragen met wettelijke rente. In de
hoofdzaak verzoekt hij primair vernietiging van de opzegging c.q. het gegeven ontslag op
staande voet met betaling van het achterstallige salaris, met wettelijke rente en incassokosten
alsmede wedertewerkstelling. Subsidiair verzoekt hij betaling van de transitievergoeding en
een billijke vergoeding, althans een schadevergoeding ter hoogte van de transitievergoeding,
en betaling van een bedrag gelijk aan het loon gedurende de termijn dat de
arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Subsidiair
vordert hij ook buitengerechtelijke incassokosten en betaling van de wettelijke rente over de
genoemde bedragen.
3.2
[verzoeker] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat een dringende reden aan het ontslag op
staande voet ontbreekt en voorts dat het ontslag niet onverwijld gegeven is.
3.3
Werkse! voert tegen het verzoek tot voorlopige voorziening en in de hoofdzaak
gemotiveerd verweer dat, voor zover van belang, hierna aan de orde zal komen.
3.4
Bij wijze van zelfstandig verzoek verzoekt Werkse! voorwaardelijk, onder de
voorwaarde dat boek 7, titel 10 van het Burgerlijk Wetboek (BW) op de
arbeidsovereenkomst van toepassing is en de arbeidsovereenkomst niet reeds rechtsgeldig is
beëindigd, ontbinding van de arbeidsovereenkomst onder toepassing van artikel 7:671b, lid 1
onder a BW.
3.5
Werkse! legt aan zijn verzoek ten grondslag verwijtbaar handelen van [verzoeker] als
bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e, althans sub g BW.
3.6
[verzoeker] voert gemotiveerd verweer dat, voor zover van belang, hierna aan de orde zal
komen.

4.De beoordeling

in de hoofdzaak en in de voorlopige voorziening
4. 1 De kantonrechter overweegt dat, hoewel sprake is van een arbeidsverhouding tussen
partijen als bedoeld in artikel 7:610 lid 1 BW(zie artikel 2 lid 1 juncto artikel 1 lid 1 Wet
sociale werkvoorziening), op grond van artikel 7:615 BW de bepalingen van boek 7
titel 10 BW niet van toepassing zijn. Niet gebleken is dat de in laatstgenoemd artikel vermelde
uitzonderingssituatie van toepassing is. Bepalend voor de verhouding tussen partijen is dan
ook hetgeen in de arbeidsovereenkomst overeengekomen is en in de CAO bepaald is. Artikel
10.1
van de CAO gaat over disciplinaire maatregelen. In de aanhef van het eerste lid van dat
artikel en onder h staat het volgende:
De werkgever kan de werknemer, die zich in verband met zijn dienstbetrekking misdraagt,
één van de volgende maatregelen opleggen:
(..)
al dan niet onverwijlde opzegging van de arbeidsverhouding.
Zaaknr: 497006 1/16-50268 en 4970216/16-50269 blad 4
_______________________________________________________________ __________
4.2
Geconstateerd moet worden dat Werkse! de arbeidsverhouding met [verzoeker] opgezegd
heeft zich beroepend op de onverwijlde opzegging als bedoeld in artikel 10.1 lid 1 sub h van
de CAO, daarbij ervan uitgaande dat “onverwijld” ziet op onmiddellijke ingang vanaf het
ogenblik van de opzegging. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is bij de uitleg van
een bepaling van een CAO de bewoordingen waarin deze is gesteld, gelezen in het licht van
de gehele tekst van die overeenkomst en een eventuele, voor derden kenbare toelichting
daarop, in beginsel van doorslaggevende betekenis. Daarbij komt het niet aan op een strikt
grammaticale uitleg maar op het vaststellen van de betekenis die naar objectieve maatstaven
volgt uit de bewoordingen waarin de bepaling is gesteld. Bij deze uitleg kunnen als -
objectief kenbare - gezichtspunten onder meer betrokken worden de elders in de CAO
gebruikte formuleringen en de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de
onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Ook kan bij deze
uitleg rekening worden gehouden met de kennelijke ratio en strekking van de regeling
waartoe de bepaling behoort en de bedoeling van de opstellers, voor zover deze objectief, uit
de tekst van de CAO en de eventuele toelichting daarop voor derden kenbaar is. (o.a. HR 17
september 1993, ECLI:NL:HR:l993:ZC1059, HR 3I mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:
AE2376, HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO 1427 en HR 11 november 2005,
ECLI:NL:HR:2005:AU3719). Artikel 10.1 lid 1 sub h van de CAO kan naar het oordeel van
de kantonrechter beoordeeld naar voornoemde maatstaf niet anders uitgelegd worden dan dat
“onverwijld” ziet op de periode tussen de misdraging en de opzegging. De door Werkse!
gegeven uitleg van “onverwijld” wordt dan ook verworpen.
4.3
Nu Werkse! de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd op 4 februari 2016 naar aanleiding
van een op 1 oktober 2015 voorgevallen incident, zich beroepend op onverwijlde beëindiging
van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in meergenoemd artikel, kan, bezien in het licht van
de in de vorige rechtsoverweging gegeven uitleg, niet gezegd worden dat sprake is van een
onverwijld gegeven ontslag. Uit het voorgaande volgt dat de opzegging geen stand kan
houden. De primaire vorderingen in de hoofdzaak liggen dan ook voor toewijzing gereed.
De gevorderde incassokosten zullen toegewezen worden volgens het Besluit vergoeding voor
buitengerechtelijke incassokosten, berekend over drie maanden salaris.
4.4
Nu een eindbeslissing in de hoofdzaak gegeven zal worden, is er geen plaats meer voor
een voorlopige voorziening hangende dit geding.
4.5
Werkse! zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van de hoofdzaak
verwezen worden. De proceskosten in het incident zullen tussen partijen gecompenseerd
worden.
in het zelfstandig voorwaardelijk verzoek
4.6
Niet voldaan is aan de door Werkse! gestelde voorwaarde, nu reeds hiervoor is
uitgemaakt dat titel 10 van boek 7 BW niet van toepassing is op de arbeidsverhouding tussen
partijen. Dat bij de beëindigingsgronden in de CAO naar diverse artikelen in genoemde titel
verwezen wordt, maakt nog niet dat die titel van toepassing is op de arbeidsverhouding. De
kantonrechter komt dan ook niet toe aan een inhoudelijke beoordeling.
Zaaknr: 4970061/16-50268 en 4970216/16-50269 blad 5
____________________________________________________________ ________

5.De beslissing

De kantonrechter:
in de voorlopige voorziening
- wijst de vordering af;
- compenseert de proceskosten tussen partijen des dat ieder haar eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
- vernietigt de opzegging van de arbeidsovereenkomst als door Werkse! aan [verzoeker]
bericht bij brief van 4 februari 2016;
- bepaalt dat Werkse! aan [verzoeker] binnen twee dagen na heden tegen behoorlijk
bewijs van kwijting diens salaris vermeerderd met emolumenten sinds 4 februari
2016 dient te betalen, met wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid van de
maandbedragen;
- veroordeelt Werkse! om tegen behoorlijk bewijs van kwijting binnen twee dagen na
heden aan [verzoeker] te betalen de somma van € 641,55 met wettelijke rente vanaf 4
april 2016;
- veroordeelt Werkse! om [verzoeker] binnen twee dagen na heden toe te laten tot de
werkvloer teneinde de gebruikelijke werkzaamheden te verrichten;
- veroordeelt Werkse! in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de
zijde van [verzoeker] begroot op € 823,--, waarvan € 223,- aan griffierecht en € 600,--
aan salaris voor de gemachtigde;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.J. Paris, kantonrechter en op 12 mei 2016 in het
openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.