ECLI:NL:RBDHA:2016:16705
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- R.J. Paris
- Rechtspraak.nl
Ontslag op staande voet en de uitleg van onverwijld in de arbeidsovereenkomst
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en de Gemeente Delft, die opereert onder de naam Werkse!. De werknemer was in dienst bij Werkse! en had een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De zaak kwam aan het licht na een incident op 1 oktober 2015, waarbij de werknemer een collega fysiek geweld aandeed. Dit leidde tot een schorsing van de werknemer en uiteindelijk tot een ontslag op staande voet door Werkse! op 4 februari 2016. De werknemer verzocht de rechtbank om de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen en om loondoorbetaling te vorderen.
De kantonrechter oordeelde dat de bepalingen van boek 7 titel 10 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing zijn op de arbeidsovereenkomst van de werknemer, op grond van artikel 7:615 BW. De rechter concludeerde dat de uitleg van 'onverwijld' in de context van de arbeidsovereenkomst niet kon worden opgevat als onmiddellijke opzegging, maar dat er een periode tussen de misdraging en de opzegging zat. Hierdoor was het ontslag niet onverwijld gegeven en kon de opzegging niet standhouden. De kantonrechter heeft de vorderingen van de werknemer toegewezen, inclusief de betaling van achterstallig salaris en de proceskosten.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat Werkse! de opzegging van de arbeidsovereenkomst moet vernietigen en de werknemer binnen twee dagen moet toelaten tot de werkvloer. Tevens moet Werkse! de werknemer vergoeden voor de kosten van de procedure. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de term 'onverwijld' in arbeidsrechtelijke contexten, vooral in gevallen van ontslag op staande voet.