ECLI:NL:RBDHA:2016:16697
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het niet reageren op een verzoek om opvang door de gemeente Amsterdam in het kader van de Vreemdelingenwet 2000
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, op 29 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man van Somalische nationaliteit en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. W.G. Fischer, had een verzoek om opvang ingediend, maar de gemeente had dit verzoek niet ontvankelijk verklaard. De rechtbank ontving het beroepschrift van eiser op 12 augustus 2016, waarna verweerder een verweerschrift indiende. De zitting vond plaats op 8 november 2016.
De rechtbank overwoog dat eiser geen rechtmatig verblijf in Nederland had en dat het niet reageren op zijn verzoek om opvang niet gelijkgesteld kan worden met een feitelijke handeling in de zin van artikel 72, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelde dat het uitblijven van een reactie van verweerder een feitelijke handeling was, waartegen bezwaar openstond. De rechtbank verwierp deze stelling, omdat er geen handeling was verricht die de gemeente kenbaar maakte hoe zij op het verzoek van eiser wilde reageren.
Daarnaast deed eiser een beroep op betalingsonmacht met betrekking tot het griffierecht, wat door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen kregen de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.