ECLI:NL:RBDHA:2016:16683
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvragen van Pakistaanse vrouwen en overdracht aan Polen onder de Dublinverordening
In deze zaak hebben drie Pakistaanse vrouwen asielaanvragen ingediend in Nederland, die door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie niet in behandeling zijn genomen op basis van de Dublinverordening. De rechtbank Den Haag heeft op 24 november 2016 uitspraak gedaan in deze kwestie. De vrouwen, die op 24 juli 2016 asiel hebben aangevraagd, zijn in het bezit gesteld van Schengenvisa door de Poolse vertegenwoordiging in Islamabad. De staatssecretaris heeft op 21 september 2016 een overnameverzoek ingediend bij de Poolse autoriteiten, die dit verzoek op 26 september 2016 hebben geaccepteerd. De rechtbank heeft de vraag beoordeeld of de overdracht aan Polen in strijd zou zijn met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De eiseressen voerden aan dat er structurele tekortkomingen zijn in de Poolse asielprocedure, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat er bij overdracht aan Polen een risico bestaat op een behandeling in strijd met het EVRM. De rechtbank concludeerde dat de asielaanvragen van de eiseressen ongegrond zijn en dat de verzoeken om voorlopige voorzieningen worden afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde datum.