In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 27 december 2016, is het beroep van eisers gegrond verklaard. Eisers, twee minderjarige kinderen van Nigeriaanse nationaliteit, hebben een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel gezinshereniging. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder, heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de familierechtelijke relatie niet voldoende was aangetoond en niet voldaan zou zijn aan het middelenvereiste. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder de middelen van referent ten onrechte niet heeft beoordeeld aan de hand van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder c, van de Gezinsherenigingsrichtlijn. Dit artikel stelt dat lidstaten kunnen verlangen dat de gezinshereniger beschikt over stabiele en regelmatige inkomsten die voldoende zijn om hemzelf en zijn gezinsleden te onderhouden zonder een beroep te doen op sociale bijstand. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd en dat de beoordeling van de middelen van referent niet correct is uitgevoerd. Hierdoor is het bestreden besluit vernietigd en is verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank ook heeft geoordeeld dat verweerder in de proceskosten van eisers moet worden vergoed.