ECLI:NL:RBDHA:2016:16513
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van vrijheidsontnemende maatregel in asielprocedure en kennisgeving aan de rechtbank
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 oktober 2016 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die was opgelegd aan een eiser van Azerbeidzjaanse nationaliteit. De maatregel was op 31 augustus 2016 ingesteld in het kader van de grensprocedure voor de asielaanvraag van eiser. Eiser had op 29 september 2016 beroep ingesteld tegen deze maatregel, maar de rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was omdat het buiten de termijn was ingediend. De rechtbank stelde vast dat de vrijheidsontnemende maatregel op de veertiende dag na de oplegging was opgeheven, waardoor er geen aanleiding was voor de staatssecretaris om de rechtbank op de hoogte te stellen van de maatregel op de achtentwintigste dag, zoals vereist in artikel 94 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank verwees naar de memorie van toelichting bij de wijziging van de Vreemdelingenwet, waarin werd gesteld dat de kennisgeving alleen nodig is als de maatregel voortduurt. Eiser voerde aan dat de vrijheidsontneming onrechtmatig was, maar de rechtbank oordeelde dat de maatregel rechtmatig was en niet in strijd met de Vreemdelingenwet of de Europese richtlijnen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.