ECLI:NL:RBDHA:2016:1646

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2016
Publicatiedatum
18 februari 2016
Zaaknummer
16/194
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Leiden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 februari 2016 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een last onder dwangsom had gekregen van het college van burgemeester en wethouders van Leiden. De last was opgelegd naar aanleiding van een controle door de brandweer op 24 september 2015, waarbij bleek dat het pand van verzoeker niet voldeed aan de brandveiligheidsvoorschriften. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen deze last en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 14 januari 2016 is het onderzoek geschorst om verzoeker de gelegenheid te geven een eindinspectie door de brandweer te laten uitvoeren. Op 20 januari 2016 heeft de brandweer bevestigd dat het pand inmiddels voldeed aan de vereiste voorschriften. Ondanks deze positieve uitkomst heeft verweerder, het college van burgemeester en wethouders, aangegeven niet voornemens te zijn de last in te trekken.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het doel van de last onder dwangsom inmiddels was bereikt, aangezien het pand voldeed aan de brandveiligheidsvoorschriften. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om schorsing van het besluit van 25 september 2015 toegewezen. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker en het griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 16/194
uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 februari 2016 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker,

(gemachtigde: mr. J. Nagtegaal),
tegen

het college van burgemeester en wethouders van Leiden, verweerder,

(gemachtigde: mr. M. Atkins en W.B.A. Mullink).

Procesverloop

Bij besluit van 25 september 2015 heeft verweerder verzoeker een last onder dwangsom opgelegd.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2016.
Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting geschorst, teneinde verzoeker in de gelegenheid te stellen de eindinspectie door de brandweer uit te laten voeren en het resultaat hiervan aan de voorzieningenrechter te doen toekomen.

Overwegingen

1.1
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.2
De voorzieningenrechter acht in beginsel spoedeisend belang als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij de gevraagde voorziening aanwezig. De voorzieningenrechter zal beoordelen aan de hand van een voorlopig rechtmatigheidsoordeel en zo nodig een belangenafweging of er ook voldoende spoedeisend belang is om het treffen van een voorlopige voorziening te rechtvaardigen.
2.1
Verzoeker is exploitant van [onderneming] aan de [adres] te [woonplaats]. Uit een controle van de brandweer op 24 september 2015 in het pand [adres] bleek dat het pand niet voldeed aan alle voorschriften.
2.2
Verweerder heeft aan verzoeker een last onder dwangsom opgelegd die strekt tot het staken van het gebruik van het pand en gestaakt houden tot de strijdigheid met artikel 1b, tweede lid, onder a, van de Woningwet en de artikelen 2.112, 6.3, 6.24, 6.25, 7.11a en 7.12 van het Bouwbesluit 2012 is opgeheven.
2.3
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft hangende de bezwaarprocedure bij besluit van 10 december 2015 een melding brandveilig gebruik afgegeven. Ter zitting van 14 januari 2016 bleek dat alleen de eindinspectie nog ontbrak om – bij een positieve uitkomst - het pand weer brandveilig in gebruik te kunnen nemen. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde die inspectie te kunnen laten verrichten.
2.4
Uit de brief van de brandweer van 20 januari 2016 blijkt dat er tijdens de controle op 20 januari 2016 is geconstateerd dat het pand [adres] voldoet aan de vereiste voorschriften voor brandveiligheid.
3 Verweerder heeft desgevraagd bij e-mail van 28 januari 2016 medegedeeld dat hij naar aanleiding van het bericht van de brandweer niet voornemens is om het besluit van 25 september 2015 in te trekken.
4 Verzoeker stelt dat er is voldaan aan de last en de situatie is hersteld, zodat verweerder de last moet intrekken of vernietigen. Nu verweerder hiertoe niet bereid is, stelt verzoeker dat bij voorlopige voorziening het besluit van 25 september 2015 dient te worden geschorst.
5 De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Niet in geschil is dat het pand inmiddels voldoet aan de vereiste brandveiligheidsvoorschriften en dat daarmee wordt voldaan aan de last onder dwangsom, zodat het doel van het opleggen van de last is bereikt. Nu het beoogde doel is bereikt en verweerder niet heeft aangegeven waarom de last onder dwangsom in stand dient te blijven, zal de voorzieningenrechter het verzoek om het besluit waarin de last is opgelegd te schorsen toewijzen. Het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar.
6 De voorzieningenrechter ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van verzoeker. De voorzieningenrechter begroot deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht op € 992,- ( 1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 496,-, wegingsfactor 1).
7 Tevens dient verweerder het griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- bepaalt dat het besluit van 25 september 2015 wordt geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar;
- veroordeelt verweerder tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 992,- te talen aan verzoeker;
- gelast dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.G.J. Dop, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.J. Dekker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.