Uitspraak
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker] ,wonende te [woonplaats] ,verzoekende partij,
[verweerster] ,
verwerende partij,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter te Den Haag op 16 december 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot afgifte van een bevelschrift ex artikel 237 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het verzoek is ingediend door [verzoeker], vertegenwoordigd door Van Houwelingen & Partners Gerechtsdeurwaarders, tegen [verweerster], die niet is verschenen. Het verzoek betreft de voldoening van nakosten naar aanleiding van een eerder vonnis van de kantonrechter, dat op 24 september 2014 is uitgesproken en later door het gerechtshof te Den Haag is vernietigd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzoek van [verzoeker] niet-ontvankelijk is voor zover het is gebaseerd op het vernietigde vonnis, omdat de proceskostenveroordeling die aan de basis van het verzoek ligt, niet meer bestaat. De kantonrechter heeft zich ook onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek voor zover dit is gebaseerd op het arrest van het gerechtshof, aangezien dit verzoek bij het gerechtshof ingediend had moeten worden. De kantonrechter heeft [verzoeker] veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [verweerster] op nihil zijn begroot. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen na een vernietiging van een vonnis en de rol van de verschillende rechtscolleges in het proces.