ECLI:NL:RBDHA:2016:16433

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 december 2016
Publicatiedatum
2 januari 2017
Zaaknummer
09/797120-16, 09/817337-16, 09/819332-16 en 05/163657-14 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens diefstal en mishandeling

Op 30 december 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal en mishandeling. De verdachte, geboren in 1997 en verblijvende in een GGZ-instelling, werd beschuldigd van inbraken in woningen en een supermarkt, alsook van het stelen van een auto en het mishandelen van zijn vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, wat leidde tot de afwijzing van de vordering van de officier van justitie om de bijzondere voorwaarden te handhaven. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde gevangenisstraf van 521 dagen, waarvan 300 dagen voorwaardelijk, passend was, met uitgebreide bijzondere voorwaarden gericht op behandeling en begeleiding van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen, waaronder schadevergoeding voor de slachtoffers van de diefstallen, gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, en de vordering van een derde benadeelde partij werd afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De rechtbank heeft de verdachte ook onder toezicht van de reclassering gesteld, met de verplichting tot behandeling in een forensisch psychiatrische instelling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/797120-16, 09/817337-16, 09/819332-16 en 05/163657-14 (tul) (ttz.gev.)
Datum uitspraak: 30 december 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de - voor wat betreft de zaken 09/797120-16 en 09/817337-16 - door de politierechter naar de meervoudige strafkamer verwezen zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
thans verblijvende in de GGZ-instelling [GGZ-instelling]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van:
  • 23 februari 2016 (zaak 09/817337-16);
  • 17 mei 2016 (zaken 09/797120-16, 09/817337-16 en 05/163657-14 tul);
  • 12 augustus 2016 (zaken 09/797120-16, 09/817337-16 en 05/163657-14 tul);
  • 1 november 2016 (zaken 09/797120-16, 09/817337-16, en 05/163657-14 tul);
  • 16 december 2016 (zaken 09/797120-16, 09/817337-16, 09/819332-16 en 05/163657-14 tul).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. van den Heuvel en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. G.B. van de Bunt, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
09/797120-16
1.
hij op of omstreeks 02 mei 2016 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pand gelegen [straat 1] 82 heeft weggenomen een geldbedrag (van in totaal 160 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan supermarkt [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geld onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten
door een ruit van voornoemde pand in te gooien/te vernielen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 30 april 2016 tot en met 1 mei 2016 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen [straat 2] 28 heeft weggenomen een geldbedrag en/of pasjes en/of een autosleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten door het vernielen van een ruit van de toegangsdeur naar het trappenhuis bij voornoemde woning;
3.
hij in of omstreeks de periode van 30 april 2016 tot en met 1 mei 2016 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto (kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen auto onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel (te weten een niet voor het gebruik door verdachte bestemde autosleutel);
4.
hij in of omstreeks de periode van 29 april 2016 tot en met 30 april 2016 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pand gelegen [straat 3] 93 heeft weggenomen telefoon(s) en/of tablet(s) en/of VVV bonnen en/of boekenbonnen en/of cadeaubonnen en/of dinerbonnen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten door een ruit van voornoemde pand te vernielen;
09/817337-16
1.
hij op of omstreeks 14 februari 2016 te ’s-Gravenhage [slachtoffer 5] (vader) heeft mishandeld door die [slachtoffer 5] in het gezicht en/of tegen het hoofd te slaan en/of stompen;
2.
hij op of omstreeks 10 februari 2016 te ’s-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meerdere koptelefoons en/of een of meerdere xbox spel(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] (vader), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 februari 2016 te ’s-Gravenhage opzettelijk een en/of meerdere koptelefoons en/of een en/of meerdere xbox spel(len), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] (vader) en/of [bedrijf slachtoffer 5] (bedrijf vader), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huisgenoot, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
09/819332-16
1.
hij op of omstreeks 23 april 2016 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een gebouw en/of uit een auto heeft weggenomen etenswaren en/of een hoeveelheid geld en/of een gereedschapskist en/of een of meer stuks gereedschap, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te
hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of valse sleutel(s), te weten
- door een of meer ruiten (in deuren) te forceren en/of via door de aldus ontstane opening(en) te klimmen en/of
- door met een of meer weggenomen sleutel(s) een of meer snoepautomaten te openen en/of
- door een of meer geldcassettes te forceren;
2.
hij op of omstreeks 27 april 2016 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een gebouw heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of valse sleutel(s), te
weten
- door een of meer ruiten (in deuren) te forceren en/of via de aldus ontstane opening(en) te klimmen en/of
- door een deur en/of een of meer snoepautomaten en/of een of meer geldcassettes te forceren;
3.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 11 maart 2016 te ’s-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (uit een geldautomaat van de ABN AMRO) een geldbedrag van 500 euro en/of (door middel van een pinbetaling bij de Media Markt) een geldbedrag van 2202 euro, in elk geval enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas op naam van genoemde [slachtoffer 7] en/of de bij
die bankpas behorende pincode.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Verdachte wordt er kort gezegd van verdacht dat hij in Den Haag:
09/797120-16
- op 2 mei 2016 heeft ingebroken bij een supermarkt (feit 1);
- omstreeks 30 april 2016 heeft ingebroken in een woning aan de [straat 2] (feit 2);
- omstreeks 30 april 2016 met behulp van de sleutels die hij uit de woning van de [straat 2] had gestolen, een auto heeft gestolen (feit 3);
- omstreeks 29 april 2016 heeft ingebroken in een pand van [slachtoffer 4] (feit 4);
09/817337-16
- op 14 februari 2016 zijn vader heeft mishandeld (feit 1);
- omstreeks 10 februari 2016 koptelefoons en xbox spellen heeft gestolen (feit 2 primair) wat subsidiair als verduistering ten laste is gelegd;
09/819332-16
- omstreeks 23 april 2016 heeft ingebroken in een pand van [slachtoffer 6] (feit 1);
- omstreeks 27 april 2016 nogmaals heeft ingebroken in hetzelfde pand van [slachtoffer 6] (feit 2);
- omstreeks 11 maart 2016 geld heeft gestolen met behulp van een valse bankpas (feit 3).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De feiten 1 tot en 4 van het zaaknummer 09/797120-16 en de feiten 1 en 2 van het zaaknummer 09/817337-16 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van de xbox spellen. De officier van justitie acht de feiten 1 en 2 van het zaaknummer 09/819332-16 wettig en overtuigend bewezen. Voor wat betreft feit 3 heeft zij vrijspraak gevorderd.
3.3
Het standpunt van de verdediging
Voor wat betreft de feiten 1 tot en met 3 van zaaknummer 09/797120-16 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 4 van laatstgenoemde zaaknummer heeft de raadsman bepleit dat slechts bewezen kan worden verklaard dat verdachte de goederen die hij tijdens zijn aanhouding bij zich had, heeft weggenomen uit het pand van [slachtoffer 4] .
Ten aanzien van feit 1 van zaaknummer 09/817337-16 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte zijn vader niet heeft gestompt met de vuist, maar enkel heeft geslagen met de vlakke hand. Ten aanzien van feit 2 van hetzelfde zaaknummer heeft de raadsman vrijspraak bepleit ten aanzien van de ten laste gelegde xbox spellen.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 van zaaknummer 09/819332-16 heeft de raadsman vrijspraak bepleit ten aanzien van het wegnemen van de gereedschapskist en eveneens van het medeplegen. Ten aanzien van feit 3 van dit zaaknummer heeft de raadsman vrijspraak bepleit.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
09/797120-16
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4 sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering en zij zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
Feit 1 (inbraak [slachtoffer 1] )
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 16 december 2016;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] van 2 mei 2016, p. 27;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 2 mei 2016, p. 31;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aanhouding van [verdachte] , van 2 mei 2016, p. 15 en p. 16;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal bevindingen van 2 mei 2016, p. 34;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal bevindingen van 2 mei 2016, p. 43;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor [verdachte] van 2 mei 2016, p. 43 tot en met p. 48;
Feit 2 (woninginbraak [straat 2] )
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 16 december 2016;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] van 1 mei 2016, p. 124 tot en met p. 135;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal bevindingen van 2 mei 2016, p. 141 en p. 142;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal sporenonderzoek van 1 mei 2016, p. 144 en p. 145;
  • een geschrift zijnde een rapport dactyloscopisch onderzoek van 2 mei 2016, p. 154 e.v.
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor [verdachte] van 2 mei 2016, p. 49 tot en met p. 55;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor [verdachte] van 26 juli 2016, p. 192 e.v.;
Feit 3 (autodiefstal [straat 2] )
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 16 december 2016;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] van 2 mei 2016, p. 138 tot en met p. 139;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal bevindingen van 2 mei 2016, p. 141 en p. 142;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal sporenonderzoek van 1 mei 2016, p. 144 en p. 145;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal bevindingen aantreffen auto van 3 mei 2016, p. 146 tot en met p. 151;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal bevindingen aantreffen kentekenbewijs van 2 mei 2016, p. 152;
  • een geschrift zijnde een rapport dactyloscopisch onderzoek van 2 mei 2016, p. 154 e.v.
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor [verdachte] van 2 mei 2016, p. 49 tot en met p. 55;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor [verdachte] van 26 juli 2016, p. 192 e.v.;
Feit 4 (inbraak [slachtoffer 4] )
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 16 december 2016;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] namens [slachtoffer 4] van 2 mei 2016, p. 58 tot en met p.63;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal bevindingen van 2 mei 2016, p. 35;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal bevindingen van 2 mei 2016, p. 37;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal bevindingen van 2 mei 2016, p. 38;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal sporenonderzoek van 1 mei 2016, p. 83 tot en met p. 85;
  • een geschrift zijnde een rapport dactyloscopisch onderzoek van 2 mei 2016, p. 86 tot en met 115;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal bevindingen van 15 juni 2016, p. 190;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor [verdachte] van 2 mei 2016, p. 49 tot en met p. 55;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor [verdachte] van 26 juli 2016, p. 192 e.v.;
Nadere overweging ten aanzien van feit 4
Niet ter discussie staat dat verdachte zonder hulp van een ander heeft ingebroken in het pand van [slachtoffer 4] en daar goederen heeft weggenomen, zodat verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat alleen bewezen kan worden verklaard dat verdachte de goederen, voor zover het betreft drie iPad’s, een Microsoft tablet en elf Dinercards die bij hem tijdens zijn aanhouding zijn aangetroffen, heeft weggenomen. De rechtbank acht echter bewezen dat verdachte alle op de ‘Bijlage goederen’ bij de aangifte van [slachtoffer 4] vermelde goederen op pagina 61 van het dossier heeft weggenomen, te weten naast de bij verdachte aangetroffen goederen nog een iPad, negen telefoons (één iPhone en acht Nokia’s) en veel meer cadeaubonnen. Redengevend hiervoor acht de rechtbank de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring op pagina’s 200 en 201 van het dossier, inhoudende dat hij twee of drie Nokia telefoons, vijf tablets, VVV-bonnen, boekenbonnen en andere bonnen heeft weggenomen.
09/817337-16
Feit 1 (mishandeling)
Aangever [slachtoffer 5] , de vader van de verdachte, heeft aangifte gedaan van mishandeling door verdachte. [2] Hij heeft verklaard dat verdachte op 14 februari 2016 omstreeks 19.00 in de woning, gelegen aan de [straat 4] 10 te Den Haag, was. Toen vader de koffer waarmee verdachte naar buiten probeerde te lopen, vastpakte, draaide verdachte zich om en gaf hij zijn vader met gebalde vuist een klap in het gezicht. Vader voelde een hevige pijn. Hierna ontstond een worsteling. Voor de woning kwamen vader en verdachte ten val. Verdachte gaf vader nogmaals een klap met een gebalde vuist in het gezicht waarna de vader hevige pijn voelde, aldus vader. [3] De moeder van verdachte, getuige [getuige 2] (hierna: de moeder), heeft verklaard dat verdachte op 14 februari 2016 in de woning was en de woning wilde verlaten met een koffer. Zij zag dat verdachte de vader in het gezicht sloeg. Vervolgens ontstond er een worsteling en probeerde de vader verdachte naar buiten te krijgen. Buiten kwamen verdachte en vader ten val waarna ze begonnen te vechten. [4] De zus van verdachte, [getuige 3] (hierna: de zus), heeft verklaard dat zij zag dat verdachte en haar vader in de hal aan vechten waren. Zij zag dat vader en verdachte buiten ten val kwamen en dat verdachte haar vader eenmaal met gebalde vuist tegen het hoofd sloeg. [5] Verdachte heeft op 17 februari 2016 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij zijn vader op 14 februari 2016 een stomp heeft gegeven. [6]
De verklaring van vader dat hij meerdere malen door verdachte met gebalde vuist is geslagen, vindt steun in de verklaringen van de moeder en de zus van de verdachte. De zus heeft gezien dat vader is geslagen met gebalde vuist. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid van deze verklaringen te twijfelen. Bovendien heeft verdachte zelf ook kort na de mishandeling verklaard dat hij zijn vader heeft gestompt. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat alleen met de vlakke hand in het gezicht zou zijn geslagen. De rechtbank overweegt dat het met gebalde vuist slaan, inhoudt: stompen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zijn vader in het gezicht en tegen het hoofd heeft gestompt.
Feit 2 (diefstal koptelefoons en xbox spellen)
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het feit 2, voor wat betreft de ten laste gelegde koptelefoons, sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering en zij zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 16 december 2016;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] van 15 februari 2016, p. 23 e.v.;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor [verdachte] van 15 februari 2016, p. 40 tot en met p. 43.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van de xbox spellen
De rechtbank is met officier van justitie en de raadsman van de verdachte van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte de in de tenlastelegging omschreven xbox spellen wederrechtelijk heeft weggenomen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit gedeelte van de tenlastelegging.
09/819332-16
Vrijspraak ten aanzien van feit 3 (diefstal door middel van valse bankpas)
De rechtbank is met officier van justitie en de raadsman van de verdachte van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit feit.
Feiten 1 en 2
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de feiten 1 en 2 (met uitzondering van de gereedschapskist waarvan verdachte zal worden vrijgesproken) sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering en zij zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
Feit 1 (inbraak [slachtoffer 6] 23 april 2016)
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 16 december 2016;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [aangever 4] , namens [slachtoffer 6] , van 23 april 2016, p. 5 e.v.;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal sporenonderzoek van 22 mei 2016, p. 47 tot en met 50;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal uitslag sporenonderzoek van 20 juli 2016, p. 51 e.v.;
Nadere overweging ten aanzien van de gereedschapskist.
De rechtbank heeft – anders dan de officier van justitie – niet de overtuiging dat verdachte deze gereedschapskist heeft weggenomen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Verdachte heeft dit feit in zoverre ontkend. Ten aanzien van de overige feiten valt op dat verdachte slechts goederen meenam die makkelijk te vervoeren waren zoals kleine goederen, waardebonnen en geld, en die bovendien makkelijk waren om te verkopen, besteden of om te zetten in andere goederen. De gereedschapskist met gereedschap heeft deze kenmerken niet. Gelet op bovenstaande omstandigheden en de omstandigheid dat verdachte het rolluik had geforceerd, valt niet uit te sluiten dat iemand na verdachte het pand is binnen gegaan – al dan niet via het openstaande rolluik – en de gereedschapskist heeft weggenomen. De rechtbank zal de verdachte daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Feit 2 (inbraak [slachtoffer 6] 30 april 2016)
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 16 december 2016;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [aangever 4] , namens [slachtoffer 6] , van 27 april 2016, p. 16 e.v.;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal sporenonderzoek van 6 mei 2016, p. 82 tot en met p. 84;
  • een geschrift zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 8 juni 2016, p. 85 e.v.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
09/797120-16
1.
hij op 2 mei 2016 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe
-eigening in een pand gelegen
aan de[straat 1] 82 heeft weggenomen een geldbedrag toebehorende aan supermarkt [slachtoffer 1] , zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft door middel van braak, te weten door een ruit van voornoemde pand te vernielen;
2.
hij in de periode van 30 april 2016 tot en met 1 mei 2016 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening uit een woning gelegen
aan de[straat 2] 28 heeft weggenomen pasjes en een autosleutel toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft door middel van braak, te weten door het vernielen van een ruit van de toegangsdeur naar het trappenhuis bij voornoemde woning;
3.
hij in de periode van 30 april 2016 tot en met 1 mei 2016 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een auto (kenteken [kenteken] ) toebehorende aan [slachtoffer 3] , zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en die weg te nemen auto onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel (te weten een niet voor het gebruik door verdachte bestemde autosleutel);
4.
hij in de periode van 29 april 2016 tot en met 30 april 2016 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningin een pand gelegen
aan de[straat 3] 93 heeft weggenomen telefoons en tablets en VVV bonnen en boekenbonnen en cadeaubonnen en dinerbonnen toebehorende aan [slachtoffer 4] , zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft door middel van braak, te weten door een ruit van voornoemde pand te vernielen;
09/817337-16
1.
hij op 14 februari 2016 te ’s-Gravenhage [slachtoffer 5] (vader) heeft mishandeld door die [slachtoffer 5] in het gezicht en tegen het hoofd te stompen;
2.
hij op 10 februari 2016 te ’s-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen koptelefoons geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] (vader), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
09/819332-16
1.
hij op of omstreeks 23 april 2016 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeninguit een gebouw heeft weggenomen etenswaren en een hoeveelheid geld geheel of ten dele toebehorende aan de [slachtoffer 6] , zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of
eenvalse sleutel, te weten
- door een of meer ruiten te forceren en via door de aldus ontstane opening te klimmen en
- door met een weggenomen sleutel een snoepautoma
at te openen en
- door een of meer geldcassettes te forceren;
2.
hij op of omstreeks 27 april 2016 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeninguit een gebouw heeft weggenomen een hoeveelheid geld toebehorende aan de [slachtoffer 6] , zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van braak te weten
- door een of meer ruiten te forceren en via de aldus ontstane opening te klimmen en
- door een deur en een of meer snoepautomaten en een of meer geldcassettes te forceren.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
09/797120-16
ten aanzien van feiten 1 en 2 en 4 telkens:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van feit 3:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
09/817337-16
ten aanzien van feit 1:
mishandeling;
ten aanzien van feit 2 primair-:
diefstal;
09/819332-16
ten aanzien van feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking en valse sleutels;
ten aanzien van feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van de onder 1, 2, 3 en 4 (zaak 09/797120-16), 1 en 2 primair (zaak 09/817337-16) en 1 en 2 (zaak 09/819332-16) ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 522 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan driehonderd dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarden:
  • dat verdachte zich (ter overbrugging) zal laten blijven opnemen bij FPA Altrecht Aventurijn te Roosenburg en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven;
  • dat verdachte zich na de overbruggingsfase bij Altrecht Aventurijn zal laten opnemen bij FPA Palier te Den Haag of een soortgelijke intramurale instelling, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur zullen worden gegeven;
  • dat verdachte actief deel zal nemen aan diagnostiek en de geïndiceerde en aangeboden behandelingen en gedragsinterventie(s);
  • dat verdachte niet op het adres van zijn ouders ( [straat 4] 10 te Den Haag) zal verblijven. Deze voorwaarde kan worden opgeheven, nadat er gesprekken zijn geweest met de ouders gericht op het relatieherstel en nadat de ouders het adres als verlofadres willen opgeven;
  • dat verdachte na de klinische opname gaat wonen in een RIBW voorziening of op een woonafdeling van een Algemeen Psychiatrisch Ziekenhuis en zich daarbij laat begeleiden door een instelling binnen de reguliere GGZ, indien en zolang dit door de behandelaars en/of de reclassering nodig wordt geacht, waarna verdachte meewerkt aan opname bij een 24-uursinstelling, RIBW, Stichting Exodus of een nader te bepalen instelling, ter beoordeling van de reclassering, waarna verdachte, indien mogelijk, wordt begeleid naar (zelfstandig) begeleid wonen;
  • dat verdachte na zijn klinische behandeling meewerkt aan de ambulante voortzetting van zijn behandeling bij Palier of een soortgelijke instelling indien dit door zijn behandelaars noodzakelijk wordt geacht, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
  • dat verdachte zich zal melden bij een nader aan te wijzen reclasseringsorganisatie en zich zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit nodig acht;
  • dat verdachte zich inspant tot het verkrijgen van zinvolle structurele dagbesteding, ook als dit in eerste instantie vrijwilligerswerk inhoud, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
De officier van justitie heeft daarbij de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie gevorderde straf te fors is en verzoekt de rechtbank deze straf te matigen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte in het verleden wel degelijk hulp heeft gezocht, maar dat hij nergens terecht kon. Hiermee moet naar zijn mening rekening worden gehouden. De bijzondere voorwaarden zijn passend, behalve het locatieverbod, omdat de zus van verdachte daar nu woont en verdachte daar wellicht met verlof naartoe zou kunnen gaan.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Woninginbraken zijn beangstigend en hinderlijk voor de bewoners, op wier persoonlijke levenssfeer door een inbraak ernstig inbreuk wordt gemaakt. Een woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Ook heeft verdachte met uit de woning gestolen autosleutels een auto gestolen die hij vervolgens ‘total loss’ heeft gereden.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een viertal bedrijfsinbraken. Niet alleen heeft verdachte bij een supermarkt ingebroken, ook heeft hij ingebroken bij zorginstellingen waar hij nota bene zelf zorg heeft ontvangen. Bedrijfsinbraken zijn hinderlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder en overlast veroorzaken voor de gedupeerden.
Ten slotte heeft verdachte goederen van zijn vaders bedrijf gestolen en zijn vader mishandeld. De rechtbank vindt het verontrustend dat deze mishandeling werd gepleegd in de huiselijke sfeer.
Verdachte heeft geen enkel respect getoond voor andermans eigendom en lichamelijke integriteit en uitsluitend oog gehad voor zijn persoonlijk financieel gewin.
Justitiële documentatie
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 7 december 2016 blijkt dat verdachte eerder meermalen veroordeeld is voor geweldsfeiten en vermogensdelicten.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van dr. M. ten Berge, d.d. 8 oktober 2016, betreffende het psychologisch onderzoek van de verdachte, waaruit blijkt dat bij de verdachte sprake is van aan autisme verwante problematiek waarnaar nadere diagnostiek nodig is, maar waarbij de voorlopige diagnose wordt gesteld van een pervasieve ontwikkelingsstoornis niet anders omschreven. Tevens is er al langere tijd sprake van antisociale gedragingen en trekken. Volgens de psycholoog werkte genoemde persoonlijkheidspathologie gedeeltelijk door ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Een en ander maakt dat, in combinatie met het ontbreken van een vast onderdak en inkomsten voor de verdachte, het risico op recidive hoog wordt ingeschat. Indien aan de basisvoorwaarden (wonen, opleiding en financiën) wordt voldaan, dan wordt de kans op recidive ten aanzien van de vermogensdelicten op matig ingeschat.
De psycholoog acht de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar voor wat betreft de mishandeling en adviseert aan de verdachte op te leggen een (deels) onvoorwaardelijke straf, gecombineerd met een begeleid wonen traject gevolgd door ambulante GGZ behandeling gericht op de antisociale stoornis problematiek. Dit onder begeleiding van de verdachte door de reclassering. Voorts concludeert de psycholoog dat toepassing van het meerderjarigenstrafrecht meer lijkt te passen bij de levensfase van de verdachte.
De rechtbank volgt de deskundige in de conclusie en legt deze aan haar oordeel ten grondslag.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van de inhoud van het rapport van Reclassering Nederland d.d. 27 oktober 2016. De reclassering acht het risico op recidive op basis van het diagnostisch instrument zeer hoog. Op basis van de bevindingen van de NIFP rapporteur stelt de reclassering de kans op recidive bij tot matig tot hoog. De reclassering schat de kans op het onttrekken aan de voorwaarden als hoog in, ondanks de thans hoge intrinsieke motivatie van verdachte. Dit komt omdat verdachte recidiveerde tijdens eerdere toezichten en zich toen niet hield aan de voorwaarden.
Geadviseerd wordt aan de verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met een fors voorwaardelijk deel als ‘stok achter de deur’ zodat verdachte zich aan de bijzondere voorwaarden zal houden. Als bijzondere voorwaarden adviseert de reclassering een meldplicht, een klinische behandeling in een door de IFZ aan te wijzen Forensisch Psychiatrische Afdeling of daarmee vergelijkbare instelling. Na deze klinische behandeling wordt verdachte opgenomen in een 24-uurs instelling, RIBW voorziening, of een woonafdeling van een Algemeen Psychiatrisch Ziekenhuis of een nader te bepalen instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en dient verdachte zich te houden aan het programma van die instelling dat in overleg met de reclassering wordt opgesteld. Daarnaast dient verdachte mee te werken aan een ambulante behandeling en wordt als bijzondere voorwaarde een inspanningsverplichting opgelegd tot het verkrijgen van een zinvolle, structurele dagbesteding.
Op te leggen straf
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde oplegging van een - deels voorwaardelijke - gevangenisstraf van na te melden duur geboden. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie zo begrepen dat zij de reeds in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd als onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf vordert en als voorwaardelijk deel 300 dagen. Aangezien volgens de berekening van de rechtbank de verdachte 221 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht – de officier van justitie telt 222 dagen – legt de rechtbank een gevangenisstraf van 1 dag minder op, dan door de officier van justitie gevorderd.
De rechtbank zal, gelet op de adviezen van de deskundigen, aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de gebruikelijke algemene voorwaarden verbinden alsmede de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering alsmede de verplichting dat de verdachte zich laat opnemen in FPA Altrecht Aventurijn Roosenburg te Den Dolder dan wel een door de IFZ aan te wijzen Forensisch Psychiatrische Afdeling of daarmee vergelijkbare instelling voor de duur van maximaal twaalf maanden, teneinde zich te laten behandelen voor zijn psychische problematiek. De rechtbank zal voorts de overige door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden verbinden aan het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf. Gelet op de omstandigheid dat de ouders van verdachte in Suriname verblijven en de zus van de verdachte in de ouderlijke woning verblijft en kennelijk heeft aangegeven dat verdachte daar welkom is, ziet de rechtbank aanleiding om het locatieverbod in enigszins gewijzigde vorm op te nemen.
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren afwijzen. Grondslag voor de dadelijke uitvoerbaarheid is immers de mishandeling van de vader van verdachte. Nu het zwaartepunt in deze zaak ligt op vermogensdelicten en de ouders van verdachte zijn teruggekeerd naar Suriname is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van het voor dadelijke uitvoerbaarheid vereiste ernstige risico dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

7.De vordering van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen
[slachtoffer 4]Groep heeft zich ten aanzien van parketnummer 09/797120-16 middels [benadeelde 1] als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding, groot € 11.985,--.
De vordering tot schadevergoeding bestaat geheel uit materiële schade, zijnde de volgende posten:
  • dossier kast hoog € 600,--
  • kluisje € 360,--
  • dossierkast laag € 550,--
  • (rol)lade kastje € 350,--
  • Sleutelkastje € 450,--
  • VVV en overige bonnen € 2.415,--
  • Ipads en telefoons € 7.800,--
vermeerderd met de wettelijke rente.
[slachtoffer 3]heeft zich ten aanzien van parketnummer 09/797120-16 als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding, groot € 537,50. De vordering tot schadevergoeding bestaat uit materiële schade voor een bedrag groot € 350,--, zijnde de post ‘eigen risico autoverzekering’, en uit immateriële schade voor een bedrag groot
€ 187,50.
De [slachtoffer 6]centrum voor jeugd GGZ Haaglanden (hierna: De [slachtoffer 6] ) heeft zich middels [benadeelde 2] en [benadeelde 3] ten aanzien van parketnummer 09/797120-16 als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding, groot € 5.000,--.
De vordering tot schadevergoeding bestaat geheel uit materiële schade, zijnde het eigen risico voor niet vergoede inbraakschade.
7.1
De conclusie van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] en De [slachtoffer 6] , vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat deze vordering kan worden toegewezen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4] heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de kosten die niet zijn gespecificeerd met aankoopbewijzen zodat de waardebonnen niet voor toewijzing in aanmerking komen. Over de vijf posten met betrekking tot de kasten heeft de verdediging gesteld dat niet is gebleken dat [slachtoffer 4] zelf de schade heeft moeten vergoeden. De kosten in verband met de weggenomen iPads dienen te worden afgewezen omdat de iPads zijn teruggegeven door de politie aan [slachtoffer 4] . Enkel de weggenomen telefoons van het merk Nokia Lumia komen voor toewijzing in aanmerking.
Ten aanzien van de vordering van De [slachtoffer 6] heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat de onderbouwing van de vordering berust op een creditfactuur en een document die gericht zijn aan een ander dan de benadeelde partij. Voor zover de vordering ziet op de gereedschapskist, dient deze ook te worden afgewezen. Ook de kosten die zien op de snoepautomaten dienen te worden afgewezen omdat die waren verzekerd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering van [slachtoffer 4]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het bij dagvaarding met zaaknummer 09/797120-16 onder 4 bewezenverklaarde feit. Uit het dossier volgt dat tijdens de inbraak een kluisje en kasten zijn vernield. Voor toewijzing van schadevergoeding is niet vereist dat daartoe aankoopbewijzen worden overgelegd. De rechtbank schat de kosten in verband met de vernielde kasten inclusief het sleutelkastje naar redelijkheid op een bedrag van € 1.250,-- en zal de vordering op deze post tot dat bedrag toewijzen. De kosten in verband met de cadeaubonnen ter hoogte van € 2.415,-- zullen worden toegewezen. Uit het dossier (pagina 82 en 82a) volgt dat de weggenomen iPads en Microsoft tablet allemaal reeds zijn teruggegeven aan de benadeelde partij. Dit deel van de vordering wordt daarom afgewezen. De kosten van de Iphone 6 schat de rechtbank op € 649,-- en zij zal deze toewijzen. De kosten van 8 Lumnia telefoons ter hoogte van in totaal € 880,-- zullen worden toegewezen.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van in totaal € 5.194,--. De rechtbank zal het overige deel van de vordering afwijzen.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 30 april 2016 is ontstaan.
Dit brengt mee, dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens [slachtoffer 4] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bij 09/797120-16 onder 4 bewezenverklaarde feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 5.194,--, vermeerderd met de wettelijk rente daarover vanaf 30 april 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [slachtoffer 4] .
Vordering [slachtoffer 3]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het bij dagvaarding met zaaknummer 09/797120-16 onder 3 bewezenverklaarde feit.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade is door en namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. De rechtbank acht dit deel van de vordering tot een bedrag van € 350,-- dan ook toewijsbaar.
De rechtbank acht voorts de vordering als vergoeding van de immateriële schade, die evenmin is betwist, tot het gevorderde bedrag van € 187,50 naar billijkheid toewijsbaar. De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 537,50.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 1 mei 2016 is ontstaan.
Dit brengt mee, dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens [slachtoffer 3] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bij 09/797120-16 onder 3 bewezenverklaarde feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 537,50, vermeerderd met de wettelijk rente daarover vanaf 1 mei 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [slachtoffer 3] .
Vordering De [slachtoffer 6]
De rechtbank acht de vordering onvoldoende onderbouwd. Immers de rechtspersoon aan wie de factuur, dan wel creditnota, is gericht, is niet dezelfde als de rechtspersoon die zich heeft gesteld als benadeelde partij. Ook de schadevaststelling ziet op een andere rechtspersoon dan de benadeelde partij. Het in staat stellen van de benadeelde partij om de vordering op dit punt nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafproces op, zodat de rechtbank de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk in de vordering zal verklaren. De benadeelde partij kan zich voor dit deel van de vordering tot de burgerlijke rechter wenden.

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1
De vordering van de officier van justitie
Bij de stukken bevindt zich een vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen van 20 oktober 2014 voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 60 uren, met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft ter terechtzitting op 16 december 2016 gevorderd om de proeftijd met een jaar te verlengen en de bijzondere voorwaarden te laten vervallen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de proeftijd te verlengen met een jaar.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. Hieruit blijkt dan ook dat deze vordering voor toewijzing gereed ligt. De rechtbank acht echter redenen aanwezig om de vordering af te wijzen, gelet op de bij dit vonnis op te leggen (voorwaardelijke) gevangenisstraf met zeer uitgebreide bijzondere voorwaarden. Deze straf en bijzondere voorwaarden zijn enerzijds een passende reactie op de door verdachte gepleegde strafbare feiten alsmede de best passende reactie op de huidige persoonlijke situatie van verdachte. Wel zal de rechtbank, om samenloop van bijzondere voorwaarden bij zowel de volwassenen- als de jeugdreclassering te voorkomen, de bij dit vonnis opgelegde bijzondere voorwaarden laten vervallen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 77c, 300, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding met parketnummer 09/819332-16 onder 3 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding met parketnummer 09/797120-16 onder 1, 2, 3 en 4 en de bij dagvaarding met parketnummer 09/817337-16 onder 1 en 2 primair en de bij dagvaarding met parketnummer 09/819332-16 onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan op de wijze zoals hierboven onder 3.5 is omschreven, en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
09/797120-16
ten aanzien van feiten 1, 2 en 4, telkens:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van feit 3:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
09/817337-16
ten aanzien van feit 1:
mishandeling;
ten aanzien van feit 2:
diefstal;
09/819332-16
ten aanzien van feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking en valse sleutels;
ten aanzien van feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 521 (vijfhonderdeenentwintig) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot 300 dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de gehele duur van de proeftijd niet bevindt binnen een straal van de woning van zijn ouders gelegen aan de [straat 4] 10 te Den Haag, tenzij hij daartoe uitdrukkelijke toestemming heeft gekregen van de bewoners van voornoemde woning EN voorafgaande toestemming van de reclassering heeft verkregen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland, Bezuidenhoutseweg 179, 2594 AH Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de eerste twaalf maanden van de proeftijd, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, laat opnemen in FPA Altrecht Aventurijn te Rosenburg dan wel FPA Palier te Den Haag, althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van deze instelling worden gegeven;
- zich aansluitend aan zijn klinische behandeling gedurende de rest van de duur van zijn proeftijd onder behandeling stelt van Palier of een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven;
- aansluitend aan zijn klinische behandeling gedurende de rest van de duur van zijn proeftijd verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten een 24-uurs RIBW voorziening, of een woonafdeling van een Algemeen Psychiatrisch Ziekenhuis of een nader te bepalen instelling, zulks ter beoordeling van de Reclassering en zich te houden aan het programma van die instelling dat in overleg met de Reclassering wordt opgesteld;
- zich inspant tot het verkrijgen van een zinvolle, structurele dagbesteding, ook als dit in eerste instantie vrijwilligerswerk inhoudt, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst af de vordering dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] Groep;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] Groep gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 4] Groep, een bedrag van € 5.194,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover, ten aanzien van de materiële schade vanaf 30 april 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan en legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 5.194,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 4] Groep en bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door deze benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af de vordering voor het overige;
de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] geheel toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 3] , een bedrag van € 537,50, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 mei 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan en legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 537,50 vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3] en bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door deze benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
de vordering van de benadeelde partij De [slachtoffer 6] centrum voor jeugd GGZ Haaglanden B.V.
verklaart de benadeelde partij De [slachtoffer 6] centrum voor jeugd GGZ Haaglanden B.V. niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen van 20 oktober 2015, gewezen onder parketnummer 05/163657-14 en wijzigt de in dat vonnis opgelegde voorwaarden in die zin dat de bijzondere voorwaarden komen te vervallen en dat ‘slechts’ de algemene voorwaarden worden gehandhaafd;
heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. mr. E.C. Kole, voorzitter,
mr. D.A.C. Koster, rechter,
mr. E.M.A. Vinken, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. B. Schaafsma, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 december 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s in de zaak 09/797120-16, dan betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL 1500-2016122414, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Centrum, basisteam Jan Hendrikstraat, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 267).
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] van 14 februari 2016, p. 20 en p. 21.
3.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 5] van 15 februari 2016, p. 23 e.v.
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 14 februari 2016, p. 29 en p. 30.
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] van 14 februari 2016, p. 33 en p. 34.
6.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] door de rechter-commissaris op 17 februari 2016, ongenummerd.