In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 februari 2016 uitspraak gedaan in een kort geding en een verzoek ex artikel 3:251 BW. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.J. Gravendeel, vorderde onder andere dat hem zou worden toegestaan om octrooien op zijn naam te zetten, die eerder waren verpand aan Ceraglass Patenten B.V. en VA Banque Management B.V. De eiser had in het verleden een lening verstrekt aan Sulphide Productions Hong Kong Ltd, die niet was terugbetaald. De octrooien waren overgedragen aan Ceraglass, die de verplichting had om de schuld aan de eiser te voldoen. De eiser stelde dat Ceraglass geen aflossingen had verricht en dat de waarde van de octrooien hoger was dan zijn vordering. Ceraglass betwistte echter de hoogte van de vordering en stelde dat de eiser geen spoedeisend belang had bij zijn verzoek. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiser niet had aangetoond dat de waarde van de octrooien gelijk of lager was dan zijn vordering, en wees het verzoek af. Tevens werd de eiser veroordeeld in de proceskosten van Ceraglass en MCM, en in de kort geding procedure van VA Banque Management.