ECLI:NL:RBDHA:2016:16005

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2016
Publicatiedatum
22 december 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 7994
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen toekenning ambtsjubileumgratificatie door gemeente Den Haag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser, die sinds 7 mei 1975 in overheidsdienst is, heeft een beroep ingesteld tegen de beslissing van verweerder om hem een ambtsjubileumgratificatie van € 4.435,- toe te kennen in verband met zijn 40-jarig ambtsjubileum. Eiser was van mening dat de berekening van de gratificatie onjuist was, omdat verweerder was uitgegaan van een bezoldiging die betrekking had op een deeltijdbetrekking van 50%, terwijl hij in de voorgaande 37 jaar fulltime had gewerkt. Eiser stelde dat de gratificatie op basis van zijn volledige salaris berekend had moeten worden, en niet op basis van het bedrag dat hij daadwerkelijk ontving na zijn gedeeltelijke ontslag.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ambtsjubileumgratificatie volgens de geldende regelgeving moet worden berekend op basis van de bezoldiging die eiser ontving op het moment van zijn ambtsjubileum. De rechtbank oordeelde dat de woorden 'naar rato deel' in de overeenkomst tussen eiser en verweerder moeten worden uitgelegd in het licht van de relevante bepalingen in de Arbeidsvoorwaarden Regeling Gemeente Den Haag. De rechtbank concludeerde dat eiser recht had op de gratificatie zoals deze was berekend door verweerder, en dat er geen aanleiding was voor een hogere uitkering.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 15/7994

uitspraak van de meervoudige kamer van 14 december 2016 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E. Broekhoff),
en

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigden: O.M. Langemeijer en R. Molle).

Procesverloop

Bij besluit van 7 mei 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser een gratificatie toegekend in verband met zijn 40-jarig ambtsjubileum ter hoogte van € 4.435,-. Voorts heeft verweerder 10,8 uur extra verlof toegekend.
Bij besluit van 23 september 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen gerichte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2016.
Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser is sinds 7 mei 1975 in overheidsdienst, waarvan sinds 1 oktober 2002 bij de gemeente Den Haag. In de overeenkomst van 31 oktober 2011 (hierna: de overeenkomst) zijn eiser en verweerder overeengekomen dat aan eiser per 1 januari 2013, wegens zijn in te dienen verzoek wegens gebruikmaking van vervroegd deeltijd (keuze)pensioen ABP (AKP) ad 50%, voor 50% eervol ontslag wordt verleend. De aanstelling van eiser is vanaf die datum vastgesteld op
18 uur per week. Voorts zijn partijen overeengekomen dat het dienstverband wordt voortgezet tot aan 1 mei 2015. Deze einddatum is later gewijzigd naar 15 mei 2015, zodat eiser zijn veertigjarig ambtsjubileum zou behalen. Ingevolge artikel 10 van de overeenkomst hebben eiser en verweerder behoudens de uitvoering van de overeenkomst niets meer van elkaar te vorderen, met uitzondering van het naar rato deel van de gratificatie wegens eisers 40-jarig ambtsjubileum die wordt uitgekeerd volgens de huidige regelgeving.
2. In het primaire besluit, gehandhaafd in het bestreden besluit, heeft verweerder aan eiser een ambtsjubileumgratificatie toegekend wegens het veertig jaar werken in overheidsdienst ter hoogte van € 4.435,-. Deze gratificatie is berekend op basis van de bezoldiging die eiser ontving in mei 2015, welke is gebaseerd op een deeltijdbetrekking van 50%. Daarnaast heeft verweerder aan eiser 10,8 uren extra verlof toegekend. Ook het aantal uren verlof is evenredig aangepast aan een deeltijdbetrekking van 50%.
3. Ingevolge artikel 3:19, eerste en tweede lid, van de CAR-UWO, voor zover thans van belang, ontvangt een ambtenaar éénmalig een jubileumtoelage zodra hij 40 jaar in overheidsdienst is. Bij 40 jaar overheidsdienst bedraagt de toelage het maandsalaris over de maand van jubileren, plus de vakantietoelage en de toegekende salaristoeslagen.
Ingevolge artikel 3:1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Arbeidsvoorwaarden Regeling Gemeente Den Haag Herdruk 2015-3 (hierna: de ARG), wordt onder ‘salaris’ verstaan: het bedrag van de schaal hetwelk aan de ambtenaar is toekend of, indien voor de betrekking een vast bedrag geldt, dit bedrag.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder c, wordt in deze bezoldigingsregeling onder bezoldiging verstaan: het salaris, vermeerderd met het bedrag van de aan de ambtenaar toegekende emolumenten en toelagen -niet zijnde onkostenvergoedingen- als omschreven in de in het eerste lid bedoelde regeling, alsmede het bedrag van de functioneringstoelage en de waarnemingstoelage.
Ingevolge het zesde lid wordt het salaris berekend, gebaseerd op de formele arbeidsduur per week, en uitgekeerd per maand.
Ingevolge art 3:5:1 van de ARG, voor zover thans van belang, ontvangt de ambtenaar die gedurende veertig jaar een betrekking bij de overheid heeft vervuld, een gratificatie gelijk aan een bedrag, overeenkomende met de gehele bezoldiging, vermeerderd met de vakantietoelage over de maand waarin hij deze jubilea gedenkt. Aan de ambtenaar, die wordt ontslagen op grond van –kort gezegd– artikel 8:3, 8:4 of 8:11 en die indien het ontslag niet had plaatsgevonden het voor een gratificatie vereiste aantal dienstjaren binnen vijf jaren na de ontslagdatum had kunnen vervullen, wordt een proportionele gratificatie toegekend.
Ingevolge artikel 4:8, eerste lid, van de Beloningsregeling gemeente Den Haag (hierna: de Beloningsregeling), wordt een gratificatie toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:5 en 3:5:1 van de ARG.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder b, ontvangt de ambtenaar, die naar het oordeel van het college daarvoor in aanmerking komt, bij voltooiing van een diensttijd van 40 jaren drie extra verlofdagen.
Ingevolge het derde lid is voor de bepaling van de in het eerste lid genoemde diensttijd artikel 3:5:1 van de ARG van overeenkomstige toepassing.
4. Eiser voert aan dat verweerder bij de berekening van zijn ambtsjubileumgratificatie ten onrechte is uitgegaan van een bezoldiging behorende bij de 50%-deeltijdbetrekking die hij de laatste 2,5 jaar van zijn dienstverband vervulde, terwijl hij in de daaraan voorafgaande 37 jaar van zijn dienstbetrekking fulltime heeft gewerkt. Eiser wijst erop dat slechts in geval van proportionele gratificatie een gedeeltelijke vergoeding kan worden toegekend. De term ‘bezoldiging’ ziet op het fulltime salaris en niet op het bedrag dat daadwerkelijk uitbetaald wordt. De zinsnede ‘over de maand waarin hij deze ambtsjubilea gedenkt’ ziet volgens eiser op het bepalen van de datum van de ambtsjubileumgratificatie.
De bewoordingen ‘naar rato’ in artikel 10 van de overeenkomst zijn aldus bedoeld, dat de berekening neerkomt op 37/40 x het voltijdssalaris en 3/40 x het deeltijdssalaris. Uit de regelgeving blijkt volgens eiser dat hij zelfs in aanmerking komt voor een nog hogere gratificatie, namelijk een gratificatie ter hoogte van zijn volledige oorspronkelijke salaris. Ten slotte wijst eiser op de Regeling Jubileum- en Afscheidsgratificaties Gemeente Venray.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1.
Ingevolge artikel 10 van de overeenkomst van 31 oktober 2011 hebben eiser en verweerder behoudens de uitvoering van de overeenkomst niets meer van elkaar te vorderen, met uitzondering van het naar rato deel van de gratificatie wegens eisers 40-jarig ambtsjubileum die wordt uitgekeerd volgens de huidige regelgeving. Uit de bewoordingen ‘volgens de huidige regelgeving’ blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat partijen hebben beoogd aan te sluiten bij hetgeen in de ARG is bepaald over ambtsjubileumgratificaties. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de woorden ‘naar rato deel’ moeten worden uitgelegd in het licht van de relevante bepalingen in de ARG.
5.2.
Niet in geschil is dat eiser, gelet op zijn veertigjarige betrekking in overheidsdienst, in aanmerking komt voor een gratificatie gelijk aan een bedrag overeenkomende met de gehele bezoldiging, bedoeld in artikel 3:5:1, eerste helft van het eerste lid, van de ARG en derhalve niet voor de proportionele gratificatie als bedoeld in de tweede helft van het eerste lid.
Partijen zijn verdeeld over de invulling van het begrip ‘bezoldiging’. De rechtbank is van oordeel dat een redelijke uitleg van het bepaalde in artikel 3:1, tweede lid, aanhef en onder b en c, en het zesde lid, van de ARG, weergegeven in rechtsoverweging 3, meebrengt dat onder bezoldiging moet worden verstaan: het maandelijkse salaris, gebaseerd op de formele arbeidsduur per week, te vermeerderen met de in het tweede lid, aanhef en onder c genoemde emolumenten en toelagen. Dit komt neer op het bedrag dat eiser op basis van zijn deeltijdaanstelling kreeg uitbetaald.
Dat in de door eiser overgelegde Notitie Ambtsjublieumgratificatie is vermeld dat de bezoldiging, kort gezegd, het bedrag volgens de salaristabel is, en dat is vermeld dat de bezoldiging wel eens door elkaar gehaald wordt met het bedrag dat uitbetaald wordt, doet daaraan niet af. In de Notitie wordt vervolgens immers als voorbeeld gegeven de situatie waarin gebruik wordt gemaakt van ouderschapsverlof en de seniorenregeling. Eiser heeft geen gebruik gemaakt van een dergelijke regeling, maar aan hem is gelet op punt 2 van de overeenkomst van 31 oktober 2011 wegens gebruikmaking van vervroegd deeltijd (keuze)pensioen ABP voor 50% ontslag verleend. Dit komt overeen met hetgeen in tabel 2 van de Notitie is vermeld. Weliswaar is de functie van eiser niet gewijzigd, maar er is geen sprake van de situatie waarin de dienstbetrekking ongewijzigd is en de uitbetaling is verlaagd, zoals in geval van ouderschapsverlof of de seniorenregeling (tabel 2, bovenste rij). Er is, vanwege het gedeeltelijke ontslag, sprake van de situatie waarin de dienstbetrekking is gewijzigd in die zin dat de arbeidsduur is verminderd (tabel 2, tweede rij). Uit de tabel volgt dat in dat geval de bezoldiging die bij deze gewijzigde dienstbetrekking hoort de basis is voor de berekening van de ambtsjubileumgratificatie.
De omstandigheid dat in een andere gemeente een regeling geldt waarbij in geval van gebruikmaking van ABP-keuzepensioen wel een ambtsjubileumgratificatie wordt uitgekeerd ten bedrage van de bezoldiging die zou zijn ontvangen indien geen gebruik was gemaakt van ABP-keuzepensioen, doet aan voorgaande niet af. De verwijzing naar de Regeling Jubileum- en Afscheidsgratificaties Gemeente Venray slaagt dan ook niet.
5.3.
Gelet op hetgeen de rechtbank in rechtsoverweging 5.1 en 5.2 heeft overwogen, brengt een redelijke uitleg van de overeenkomst van 31 oktober 2011 mee dat de bewoordingen ‘naar rato deel’ in de overeenkomst van 31 oktober 2011 aldus worden uitgelegd dat de ambtsjubileumgratificatie wordt aangepast naar de formele arbeidsduur ten tijde van het behalen van het ambtsjubileum, derhalve het salaris dat eiser op dat moment op basis van zijn deeltijdsbetrekking ontving. Het standpunt van eiser dat hij bij het opstellen van de overeenkomst anders bedoeld heeft verweerder afgewezen en slaagt in het licht van voorgaande niet.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzitter, en mr.drs. L.B.M. Klein Tank en mr. M.M. Meijers, leden, in aanwezigheid van mr. M.E. Stikvoort-Ydema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 december 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.