In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser, die sinds 7 mei 1975 in overheidsdienst is, heeft een beroep ingesteld tegen de beslissing van verweerder om hem een ambtsjubileumgratificatie van € 4.435,- toe te kennen in verband met zijn 40-jarig ambtsjubileum. Eiser was van mening dat de berekening van de gratificatie onjuist was, omdat verweerder was uitgegaan van een bezoldiging die betrekking had op een deeltijdbetrekking van 50%, terwijl hij in de voorgaande 37 jaar fulltime had gewerkt. Eiser stelde dat de gratificatie op basis van zijn volledige salaris berekend had moeten worden, en niet op basis van het bedrag dat hij daadwerkelijk ontving na zijn gedeeltelijke ontslag.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ambtsjubileumgratificatie volgens de geldende regelgeving moet worden berekend op basis van de bezoldiging die eiser ontving op het moment van zijn ambtsjubileum. De rechtbank oordeelde dat de woorden 'naar rato deel' in de overeenkomst tussen eiser en verweerder moeten worden uitgelegd in het licht van de relevante bepalingen in de Arbeidsvoorwaarden Regeling Gemeente Den Haag. De rechtbank concludeerde dat eiser recht had op de gratificatie zoals deze was berekend door verweerder, en dat er geen aanleiding was voor een hogere uitkering.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.