ECLI:NL:RBDHA:2016:15929
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep op grond van de Wet Openbaarheid van Bestuur
Op 21 december 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, een beroep had ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk. Dit besluit betrof een verzoek om openbaarmaking van documenten op basis van de Wet Openbaarheid van Bestuur (Wob). Eiser had eerder verzocht om documenten met betrekking tot een WAHV-kwestie, maar het college had het verzoek gedeeltelijk ingewilligd en verklaard dat er geen foto's van de overtreding beschikbaar waren. Eiser was het niet eens met de beslissing en had bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 19 december 2016 was eiser niet aanwezig, terwijl de gemachtigde van verweerder wel aanwezig was. De rechtbank overwoog dat voor de ontvankelijkheid van het beroepschrift vereist is dat de belanghebbende procesbelang heeft. De rechtbank concludeerde dat het door eiser gewenste resultaat, namelijk dat zijn bezwaarschrift niet-ontvankelijk wordt verklaard, in beginsel kan worden bereikt, maar dat er geen feitelijk belang voor eiser was om deze procedure te voeren. De rechtbank verwees naar vaste jurisprudentie en concludeerde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat er voor eiser procesbelang bestond.
Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag, 21 december 2016, en er werd een rechtsmiddel vermeld voor het instellen van hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending van de uitspraak.