ECLI:NL:RBDHA:2016:15781

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2016
Publicatiedatum
20 december 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 6117
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aftrek specifieke zorgkosten door de Belastingdienst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 december 2016 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij eiseres in beroep ging tegen de beslissing van de Belastingdienst om bepaalde uitgaven niet in aftrek toe te laten. Eiseres had voor het jaar 2014 een aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ingediend, waarin zij specifieke zorgkosten van € 4.920 had opgevoerd. De Belastingdienst heeft echter de aftrek van deze kosten gecorrigeerd en vastgesteld op € 2.032, waarbij de uitgaven voor extra kleding, beddengoed, pedicurekosten en een ooglidcorrectie niet in aftrek zijn toegestaan.

De rechtbank overweegt dat voor de aftrek van de pedicurekosten een medische indicatie vereist is. Aangezien eiseres geen medisch voorschrift heeft overgelegd of anderszins heeft aangetoond dat deze kosten medisch noodzakelijk waren, heeft de rechtbank geoordeeld dat de Belastingdienst deze kosten terecht niet in aftrek heeft toegelaten. Voor de ooglidcorrectie heeft eiseres een schrijven van haar huisarts overgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat dit schrijven onvoldoende bewijs levert voor een medische noodzaak. Eiseres heeft weliswaar verklaard dat zij behandeld is door een psycholoog, maar zonder schriftelijke onderbouwing kan de rechtbank niet concluderen dat er sprake was van een ernstige medische indicatie.

Wat betreft de kosten voor extra beddengoed en kleding heeft eiseres enkel gesteld dat zij een huidallergie heeft en last heeft van een droge huid, maar dit is onvoldoende om aan te tonen dat deze kosten als specifieke zorgkosten voor aftrek in aanmerking komen. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter mr. R.C.H.M. Lips, in aanwezigheid van griffier mr. L. Heekelaar.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 16/6117

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

7 december 2016 in de zaak tussen

[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres(gemachtigde: M. Colly),

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [kantoorplaats] , verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 27 mei 2016 op het bezwaar van eiseres tegen de voor het jaar 2014 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2016.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon] en mr. M.L.M. Wassenaar.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiseres heeft voor het jaar 2014 een aangifte IB/PVV (de aangifte) ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.358. In de aangifte heeft eiseres een bedrag van € 4.920 in aanmerking genomen als specifieke zorgkosten.
2. Bij het vaststellen van de aanslag heeft verweerder de aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten gecorrigeerd met € 2.888 en vastgesteld op € 2.032.
3. In geschil is of verweerder terecht de uitgaven voor extra kleding en beddengoed, de pedicurekosten en de kosten van een ooglidcorrectie, niet in aftrek heeft toegestaan.
4. Nu het geschil ziet op uitgaven die bij aftrek tot een vermindering van het belastbare inkomen uit werk en woning leiden, en verweerder heeft weersproken dat uitgaven zijn gedaan die voor aftrek in aanmerking komen, rust op eiseres de bewijslast om aannemelijk te maken dat uitgaven zijn gedaan voor specifieke zorgkosten die voor aftrek in aanmerking komen.
5. De rechtbank overweegt dat de door eiseres gestelde uitgaven voor een pedicure alleen in aftrek kunnen worden toegelaten, indien deze kosten medisch geïndiceerd zijn. Nu eiseres niet door het overleggen van een medisch voorschrift of anderszins aannemelijk heeft gemaakt dat deze kosten zijn gemaakt op medische indicatie, heeft verweerder deze uitgaven terecht niet in aftrek toegelaten.
6. Ter onderbouwing voor het recht op aftrek van de kosten van de ooglidcorrecte heeft eiseres een schrijven van haar huisarts overgelegd. Uit dit stuk kan worden opgemaakt dat de ooglidcorrectie op verzoek van eiseres is aangevraagd. De rechtbank acht de inhoud het schrijven voorts onvoldoende om te kunnen concluderen dat een arts heeft vastgesteld dat bij eiseres sprake was van een ernstige psychische stoornis of psychisch lijden als gevolg van een aandoening aan haar oogleden. Eiseres heeft op vragen van de rechtbank wel verklaard gedurende twee jaar te zijn behandeld door een psycholoog, maar daarbij aangegeven dat zij een en ander niet met schriftelijke stukken kan onderbouwen. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat de ooglidcorrectie is gedaan vanuit een medische noodzaak.
7. Ter zake van de kosten voor extra beddengoed en kleding is de blote stelling van eiseres dat zij een huidallergie heeft en last heeft van een extreem droge huid, onvoldoende om aannemelijk te achten dat sprake is van specifieke zorgkosten die voor aftrek in aanmerking komen. Gelet hierop heeft verweerder terecht ook die aftrek geweigerd.
8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C.H.M. Lips, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Heekelaar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 december 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.