ECLI:NL:RBDHA:2016:15781
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aftrek specifieke zorgkosten door de Belastingdienst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 december 2016 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij eiseres in beroep ging tegen de beslissing van de Belastingdienst om bepaalde uitgaven niet in aftrek toe te laten. Eiseres had voor het jaar 2014 een aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ingediend, waarin zij specifieke zorgkosten van € 4.920 had opgevoerd. De Belastingdienst heeft echter de aftrek van deze kosten gecorrigeerd en vastgesteld op € 2.032, waarbij de uitgaven voor extra kleding, beddengoed, pedicurekosten en een ooglidcorrectie niet in aftrek zijn toegestaan.
De rechtbank overweegt dat voor de aftrek van de pedicurekosten een medische indicatie vereist is. Aangezien eiseres geen medisch voorschrift heeft overgelegd of anderszins heeft aangetoond dat deze kosten medisch noodzakelijk waren, heeft de rechtbank geoordeeld dat de Belastingdienst deze kosten terecht niet in aftrek heeft toegelaten. Voor de ooglidcorrectie heeft eiseres een schrijven van haar huisarts overgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat dit schrijven onvoldoende bewijs levert voor een medische noodzaak. Eiseres heeft weliswaar verklaard dat zij behandeld is door een psycholoog, maar zonder schriftelijke onderbouwing kan de rechtbank niet concluderen dat er sprake was van een ernstige medische indicatie.
Wat betreft de kosten voor extra beddengoed en kleding heeft eiseres enkel gesteld dat zij een huidallergie heeft en last heeft van een droge huid, maar dit is onvoldoende om aan te tonen dat deze kosten als specifieke zorgkosten voor aftrek in aanmerking komen. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter mr. R.C.H.M. Lips, in aanwezigheid van griffier mr. L. Heekelaar.