ECLI:NL:RBDHA:2016:15526
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om openbaarmaking van verslagen van het Comité Verenigde Inlichtingendiensten Nederland en misbruik van recht
In deze zaak heeft eiser op 8 oktober 2013 een verzoek ingediend om openbaarmaking van de verslagen van de bijeenkomsten van het Comité Verenigde Inlichtingendiensten Nederland, inclusief bijlagen en onderliggende stukken, sinds 1960. De minister van Algemene Zaken, verweerder, heeft in meerdere besluiten, van januari 2014 tot en met december 2015, op dit verzoek beslist, waarbij hij de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002) in acht heeft genomen. Eiser heeft vervolgens een ingebrekestelling verzonden en een beroep ingesteld bij de rechtbank Midden-Nederland, dat later is doorgezonden naar de rechtbank Den Haag.
Tijdens de zitting op 20 september 2016 heeft eiser toegelicht dat hij met zijn verzoeken een digitaal schaduwarchief wil creëren van documenten die anders verloren zouden gaan. Hij stelt dat hij deze informatie wil publiceren op zijn websites om het toegankelijk te maken voor journalisten, onderzoekers en historici. Verweerder heeft echter betoogd dat eisers verzoeken een onredelijk beslag leggen op de capaciteit van het bestuursorgaan en dat de verzoeken niet voldoen aan de doelstellingen van de Wob en de Wiv.
De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser misbruik maakt van zijn recht om informatie op te vragen. De rechtbank concludeert dat het verzoek om openbaarmaking evident zonder redelijk doel is ingediend en dat er sprake is van kwade trouw. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 9 december 2016.