ECLI:NL:RBDHA:2016:15513

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2016
Publicatiedatum
19 december 2016
Zaaknummer
AWB 16/26613 en AWB 16/26614
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geloofwaardigheid van de seksuele geaardheid van een Iraanse asielzoeker in het kader van een verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 december 2016 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraanse eiser die een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd had aangevraagd op grond van zijn seksuele geaardheid. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie onvoldoende had gemotiveerd waarom de verklaringen van eiser over zijn bewustwordingsproces en zelfacceptatie als vaag en summier moesten worden beschouwd. Eiser had in zijn verklaringen uitvoerig uiteengezet hoe hij zich door de jaren heen had gevoeld en hoe hij zijn seksuele geaardheid had geaccepteerd, ondanks de afwijzing door zijn religie. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgrond van eiser slaagde, omdat verweerder niet had aangetoond dat de verklaringen van eiser ongeloofwaardig waren.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom de terugkeer van eiser naar Iran in 2010 en zijn langdurige verblijf daar afbreuk deden aan de geloofwaardigheid van zijn seksuele geaardheid. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank de proceskosten van eiser vergoedde. De rechtbank stelde vast dat de verklaringen van eiser over zijn contacten met homoseksuele organisaties en zijn deelname aan projecten niet negatief waren meegewogen door verweerder, wat ook een aspect was dat in de beoordeling van de geloofwaardigheid van zijn seksuele geaardheid moest worden meegenomen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 16/26613 (beroep)
AWB 16/26614 (voorlopige voorziening)
V-nummer: [V-nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 15 december 2016 in de zaak tussen

[eiser],

geboren op [geboortedatum], van Iraanse nationaliteit, eiser/verzoeker, hierna te noemen: eiser
(gemachtigde mr. E.R. Hagenaars),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde mr. J.R. Bekink).

Procesverloop

Bij besluit van 11 november 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser van 30 augustus 2015 tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d in samenhang met artikel 31 van de Vw 2000.
Op 17 november 2016 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser ontvangen. Tevens is verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig S. Alizadeh, tolk Farsi. De rechtbank/voorzieningenrechter (rechtbank) heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 30 augustus 2015 een asielaanvraag ingediend waaraan hij het volgende relaas ten grondslag heeft gelegd. Eiser heeft in 2008 een asielaanvraag in Griekenland ingediend vanwege problemen die hij heeft ondervonden in Iran in verband met zijn homoseksuele geaardheid. In 2010 is eiser teruggekeerd naar Iran vanwege medische omstandigheden van zijn vader. Eiser is twee jaar na zijn terugkeer naar Iran een relatie aangegaan met zijn buurjongen [naam]. Er ontstond een ruzie tussen eisers familie en de familie van [naam], welke is beslecht door de families. De broers van [naam] bleven echter boos op eiser. Zij kwamen er op enig moment achter dat eiser een relatie had met [naam], reden waarom zij het plan opvatten om eiser te doden. Eiser vernam van [naam] dat Hamids vader eiser wilde laten beschuldigen van sodomie. Hierop heeft eiser het land verlaten. Na zijn vertrek uit Iran kwam eiser erachter dat er een wijkverklaring is ondertekend die eiser ervan beticht een hoer te zijn die [naam] misleid heeft. Eiser vreest bij terugkeer vanwege zijn seksuele geaardheid door de overheid beticht te worden van het hebben van onwettelijke relaties, het plegen van sodomie en verdorvenheid op aarde, dit met de doodstraf tot gevolg.
2.1
Verweerder heeft de volgende relevante elementen in het asielrelaas van eiser onderscheiden:
a. de nationaliteit, identiteit en herkomst van eiser;
b. eiser is homoseksueel;
c. eiser heeft problemen ondervonden vanwege zijn homoseksuele geaardheid;
d. eiser is in Nederland vanuit de islam bekeerd naar het christendom.
2.2
In het bestreden besluit heeft verweerder element a. geloofwaardig geacht en de overige elementen ongeloofwaardig. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de geloofwaardige elementen niet zwaarwegend genoeg zijn om aan eiser een asielvergunning te verlenen. Er is geen sprake van vluchtelingschap in de zin van het Vluchtelingverdrag of een reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Verweerder heeft de aanvraag afgewezen op grond van artikel 31 van de Vw 2000 in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000.
3. De rechtbank stelt vast dat allereerst in geschil is de vraag of verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom hij de gestelde homoseksuele geaardheid van eiser niet geloofwaardig acht (element b.). Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1630) volgt dat verweerder bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van een gestelde homoseksuele geaardheid terecht veel waarde hecht aan de verklaringen van een vreemdeling over zijn eigen ervaringen. Daarbij gaat het met name om het bewustwordingsproces. De vreemdeling moet kunnen verklaren over het moment waarop of de periode waarin hij zich bewust is geworden van zijn seksuele geaardheid. Dit alles moet worden bezien tegen de achtergrond van het land van herkomst en de omgeving waar de vreemdeling vandaan komt, waarbij relevant zijn het moment van bewustwording en eventuele andere belangrijke momenten, zoals het aangaan van een relatie. Ook aan de verklaringen van de vreemdeling ten aanzien van zijn proces van zelfacceptatie wordt door verweerder veel waarde gehecht.
4.1
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit en in het voornemen op het standpunt gesteld dat eiser vaag en summier heeft verklaard over zijn bewustwordingsproces en zijn acceptatieproces. Zo heeft eiser wisselend verklaard over het moment waarop hij wist dat hij homoseksueel was. Eiser stelt verder zijn hele leven gepest, bedreigd, mishandeld en gediscrimineerd te zijn vanwege zijn seksuele geaardheid en zich jarenlang slecht, eenzaam en nutteloos te hebben gevoeld. Eiser laat echter na toe te lichten op welke wijze dit zijn bewustwordingsproces beïnvloed heeft. Omdat eiser in 2008 naar Griekenland vertrok vanwege zijn geaardheid mag van hem verwacht worden dat hij accuraat weet te verklaren over de periode waarin hij zich bewust werd van zijn geaardheid en het concept homoseksualiteit. Eiser is meermaals en op verschillende manieren gevraagd naar zijn acceptatieproces, maar zijn antwoorden geven geen inzicht in hoe eiser zijn gestelde geaardheid heeft kunnen accepteren.
4.2
Eiser voert aan dat hij wel voldoende en inzichtelijk heeft verklaard over zijn proces van bewustwording en zelfacceptatie. Eiser geeft een uitvoerige omschrijving van de omstandigheden waarin hij heeft verkeerd en welke invloed deze omstandigheden op hem hebben gehad, ook al geeft hij aan eigenlijk niet over zijn jeugd te willen vertellen vanwege de vele problemen die hij heeft gehad. Het komt erop neer dat hetgeen hij heeft verklaard wel degelijk duidt op een proces van bewustwording en uiteindelijke acceptatie. Zo verklaart eiser al op jonge leeftijd gevoelens te hebben gehad voor jongens, maar toen nog niet te begrijpen wat homoseksualiteit inhield. Pas rond zijn 23e levensjaar wist eiser dat hij homoseksueel was. Eiser verklaart zijn hele leven gepest, gediscrimineerd, bedreigd en mishandeld te zijn vanwege zijn seksuele geaardheid. Hij verklaart zich jaren slecht, eenzaam en nutteloos te hebben gevoeld. Eiser geloofde dat de mensen die hem mishandelden en bedreigden gelijk hadden, dat hij een probleem had. Eiser verklaart over gevoelens van schaamte en angst, het hebben van verdriet, het hebben ondervonden van ellende, de wetenschap dat hij een zondig leven leidde volgens zijn religie, het alleen zijn, het verstoten zijn, het er anders uit zien dan zijn broers, het zijn best hebben gedaan om smoesjes te verzinnen teneinde een gedwongen huwelijk te vermijden, het nu eenmaal zo zijn en het niet kunnen veranderen. Verweerder laat na te motiveren waarom deze verklaringen van eiser geen inzicht zouden geven in zijn proces van bewustwording en acceptatie. Wat nog meer van eiser verwacht had mogen worden in de zin van toelichting op welke wijze de mishandelingen en bedreigingen zijn bewustwordingsproces beïnvloed hebben, wordt niet duidelijk.
4.3
Gelet op eisers verklaringen, zoals hiervoor kort weergegeven, is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd dat eisers verklaringen over zijn bewustwordingsproces en proces van zelfacceptatie vaag en summier zijn. Verweerder heeft in het voornemen en bestreden besluit gesteld dat eiser weliswaar voornoemde verklaringen heeft afgelegd maar dat hij heeft nagelaten toe te lichten op welke wijze het beschrevene zijn bewustwordingsproces heeft beïnvloed. Met eiser is de rechtbank van oordeel dat eisers verklaringen de gewenste toelichting in zich draagt en dat niet ingezien wordt wat eiser dan nog meer zou hebben moeten verklaren. Eiser beschrijft immers blijkens het nader gehoor uitvoerig hoe hij zich al die jaren heeft gevoeld, wat voor overwegingen hij erbij heeft gehad, welke praktische oplossingen hij bedacht voor problemen en hoe hij uiteindelijk zichzelf heeft aanvaard, ondanks het feit dat zijn religie zijn geaardheid afwijst. De beroepsgrond slaagt daarom.
5.1
Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte aan eiser heeft tegengeworpen dat hij vage verklaringen heeft afgelegd omtrent de start van zijn relatie met [naam] en dat eiser summier blijft in zijn verklaringen over de reden waarom hij een relatie is aangegaan met [naam] en wat hem in [naam] aantrok. Wat eiser heeft verklaard is verre van summier en kan dan ook niet afdoen aan de geloofwaardigheid van eisers seksuele geaardheid. Daarbij is van belang dat eiser heeft verklaard dat zijn vermoeden dat [naam] homoseksueel was, werd ingegeven door een gevoel wat hij moeilijk kan omschrijven, dat het om een bepaalde aanraking ging. Verder heeft eiser verklaard dat [naam] hem via een sms-bericht liet weten dat hij homoseksueel was. Het was dus [naam] die met het sturen van een dergelijk bericht een groot risico nam, niet eiser. Dit kan dus ook niet aan eiser worden tegengeworpen.
5.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over zijn eerste ontmoeting met [naam]. Eiser verklaart dat [naam] iets voelde met zijn hand en dat dat niet normaal was. Tijdens zijn vrije relaas verklaart eiser echter dat hij een ander gevoel kreeg bij de omhelzing van [naam] en spreekt hij niet over een seintje met een hand.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat eisers verklaringen op dit punt niet tegenstrijdig zijn. Tijdens het vrije relaas verklaart eiser over de omhelzing die anders voelde. Later tijdens het nader gehoor wordt hier op doorgevraagd en verklaart eiser over een soort seintje met de hand van [naam] en over dat het een ander gevoel was dat moeilijk te omschrijven is. Uit deze verklaringen volgt dat eiser nader probeert te verduidelijken wat het gevoel bij de omhelzing van [naam] anders maakte. Dat eiser tijdens zijn vrije relaas niet spreekt over een seintje met een hand, maakt zijn verklaringen op dat punt dan ook niet tegenstrijdig.
6.1
Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat niet valt in te zien dat eiser, in een land als Iran waar homoseksualiteit bestraft wordt met de doodstraf, het risico zou nemen zijn geaardheid kenbaar te maken aan [naam] via een sms-bericht. De rechtbank stelt vast dat eiser allereerst verklaard heeft dat het [naam] was die hem een sms-bericht stuurde.
6.2
Ter zitting heeft eiser verklaard dat het inderdaad risicovol is om over dergelijke onderwerpen te praten via sms-berichten, maar dat hij voorzorgsmaatregelen nam door regelmatig zijn berichten te verwijderen en zijn telefoon te beveiligen met een wachtwoord en dat [naam] dat natuurlijk ook deed.
6.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder, ondanks het feit dat deze gang van zaken mogelijk risico’s met zich meebrengt, onvoldoende gemotiveerd heeft dat eisers verklaringen op dit punt, mede gelet op zijn nadere toelichting, afdoen aan de geloofwaardigheid van zijn seksuele geaardheid.
7.1
Dit geldt tevens voor eisers verklaringen over de reden waarom hij een relatie met [naam] is aangegaan en de beschrijving van die relatie. In het bestreden besluit stelt verweerder zich op het standpunt dat in het voornemen uitvoerig is gemotiveerd dat eiser zijn relatie met [naam] onvoldoende heeft kunnen beschrijven. In het voornemen werpt verweerder aan eiser tegen dat, omdat hij een relatie van om en nabij drie jaar heeft gehad met [naam], van hem verwacht wordt dat hij hier gedetailleerd en consistent over kan verklaren. De verklaringen van eiser dat hij alleen een relatie kan aangaan met iemand die qua karakter bij hem past, dat hij houdt van mensen die beleefd en makkelijk in de omgang zijn, dat het belangrijk is dat mensen doorhebben wanneer je verdriet hebt en je niet belachelijk maken, dat persoonlijke hygiëne belangrijk is, dat [naam] goed kon luisteren en dat ze samen konden lachen, zijn volgens verweerder gelet op de duur van de gestelde relatie te summier.
7.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee onvoldoende gemotiveerd heeft dat eisers verklaringen over de relatie met [naam] vaag en summier zijn en daarom afdoen aan de geloofwaardigheid van eisers seksuele geaardheid. Daarbij acht de rechtbank van belang dat uit het verslag van het nader gehoor blijkt dat de gehoormedewerker eiser vragen heeft gesteld over wat hem aantrok in [naam] en hoe de relatie is gestart. Er is niet verder doorgevraagd over [naam], over de relatie, over wat [naam] en eiser dan deden, hoe vaak ze samen afspraken, enzovoort. Aan eiser kan dan ook niet worden tegengeworpen dat hij niet meer heeft verklaard over deze relatie, omdat hij daarover niet bevraagd is.
8.1
Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte aan hem tegenwerpt dat het opmerkelijk is dat hij in 2010 vrijwillig is teruggekeerd naar Iran, terwijl hij stelt Iran te zijn ontvlucht vanwege zijn seksuele geaardheid. Eisers vader was ziek en dus is het heel begrijpelijk dat hij terugkeert naar Iran. Dat eiser vervolgens nog een aantal jaren in Iran is gebleven, kan hem ook niet worden tegengeworpen. In die jaren heeft eiser zich niet in een levensbedreigende situatie bevonden, omdat hij zijn seksuele geaardheid verborgen heeft gehouden.
8.2
Verweerder werpt eiser, kort gezegd, tegen dat eiser heeft verklaard zijn hele leven problemen te hebben ondervonden vanwege zijn geaardheid. Hij werd gepest en gediscrimineerd. Ook zijn familie begreep hem niet en benadeelde hem. Met zijn vertrek uit Iran heeft hij dit allemaal achter zich kunnen laten. In 2008 heeft eiser asiel aangevraagd in Griekenland en heeft 2,5 jaar in Griekenland verbleven. Hij stelt in die periode zijn geaardheid geaccepteerd te hebben. Desondanks is hij in 2010 teruggekeerd naar Iran. Verweerder acht dit opmerkelijk, omdat eiser zelf stelt een veilig heenkomen te hebben gevonden waar hij zijn seksuele geaardheid kon uiten. Eiser verklaart ook dat terugkeer naar Iran heel moeilijk voor hem was en dat zijn problemen met betrekking tot zijn geaardheid zich voort hebben gezet na zijn terugkeer naar Iran. Volgens verweerder doet dit afbreuk aan de geloofwaardigheid van eiser gestelde seksuele geaardheid.
8.3
De rechtbank overweegt als volgt. Eiser heeft verklaard dat de reden voor zijn terugkeer was gelegen in de ziekenhuisopname van zijn vader en de vrees van eiser dat zijn vader dood zou kunnen gaan en hij zijn vader dan nooit meer zou zien. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft waarom het niet begrijpelijk is dat eiser, ondanks de mogelijke risico’s, om die reden is teruggekeerd naar Iran. Eiser heeft verder verklaard dat hij zijn geaardheid verborgen heeft gehouden en dat hij, tot de problemen met de familie van [naam], zich niet in een levensbedreigende situatie heeft bevonden. Eiser heeft tevens verklaard eerder, namelijk in [jaartal] pogingen te hebben ondernomen Iran te verlaten, die niet succesvol zijn gebleken. Hij heeft er toen voor gekozen in Iran te blijven en een onopvallend leven te leiden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder gelet op deze verklaringen onvoldoende gemotiveerd heeft waarom eisers terugkeer naar Iran in 2010 en zijn langdurige verblijf daarna afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van eisers gestelde seksuele geaardheid. De beroepsgrond slaagt.
9.1
Tot slot voert eiser aan dat verweerder onvoldoende gemotiveerd voorbij gaat aan zijn contacten met het COC, zijn deelname aan project Cocktail en zijn activiteiten op sites als Bullchat. Eiser verwijst daarbij naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, van 7 oktober 2016 (AWB 16/12759) waarin is geoordeeld dat aan lidmaatschap van COC en dergelijke weliswaar geen doorslaggevende betekenis kan worden toegekend, maar dat dit wel een aspect is dat positief (en niet negatief) in de beoordeling moet worden meegewogen.
9.2
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat in het voornemen niet negatief is meegewogen dat eiser blijk heeft gegeven van kennis omtrent uitgaansgelegenheden, ontmoetingswebsites en belangenorganisaties voor homoseksuelen, maar dat dit geen sterke indicatie kan vormen voor de geloofwaardigheid van eisers seksuele geaardheid. Ter zitting heeft verweerder nog toegelicht dat dit onderdeel niet van doorslaggevende betekenis is voor de beoordeling van eisers seksuele geaardheid en niet in negatieve zin bij de beoordeling is betrokken.
9.3
De rechtbank stelt echter vast dat het wel onderdeel is van verweerders beoordeling van eisers seksuele geaardheid en daarom relevant is. Uit het voornemen volgt dat het verweerder bevreemdt dat eiser niet specifiek heeft verklaard dat het project Cocktail een maatjesproject is van het COC en dat het expliciet bedoeld is om asielzoekers in contact te brengen met Nederlandse homoseksuelen. Hieruit leidt de rechtbank af dat verweerder dit in negatieve zin bij de beoordeling heeft betrokken. Dat terwijl eiser wel heeft verklaard dat Cocktail een project is dat homoseksuelen, lesbiennes en transgenders bij elkaar brengt en feestjes en bijeenkomsten organiseert.
10. Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft dat de gestelde seksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig is. Het bestreden besluit is dan ook in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
11. Omdat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft dat eisers gestelde seksuele geaardheid ongeloofwaardig is, komt de rechtbank niet toe aan de bespreking van de beroepsgronden ten aanzien van de ongeloofwaardigheid van de gestelde problemen naar aanleiding van eisers seksuele geaardheid. Verweerder heeft zich namelijk primair op het standpunt gesteld dat de problemen niet geloofwaardig zijn, omdat de seksuele geaardheid niet geloofwaardig is. Dat verweerder vervolgens nog ingaat op de verklaringen van eiser ten aanzien van de gestelde problemen, is voor de rechtbank geen aanleiding om op dit moment daarover een oordeel te vellen. Te meer omdat de uitkomst van de nieuwe beoordeling van eisers gestelde seksuele geaardheid mogelijk van invloed kan zijn op de beoordeling van de geloofwaardigheid van de gestelde problemen.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
12. De gevraagde voorziening strekt ertoe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist.
Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.488,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496,--, en een wegingsfactor 1). Indien aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener.

Beslissing

De rechtbank,
in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 16/26613,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak.
De voorzieningenrechter,
in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 16/26614,
- wijst het verzoek af.
De rechtbank/ voorzieningenrechter,
in alle zaken,
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.488,-- (zegge: duizendvierhonderdachtentachtig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, rechter, tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N. Vreede, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 december 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: NV
D: B
VK

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.