ECLI:NL:RBDHA:2016:15350

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2016
Publicatiedatum
15 december 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 1245
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingheffing op pensioenuitkeringen en prijsgeven van pensioenaanspraken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de belastingheffing op pensioenuitkeringen. Eiser, directeur en 100% aandeelhouder van Beheer BV, had in 2013 aangifte inkomstenbelasting gedaan met een belastbaar inkomen van € 8.661. De inspecteur van de Belastingdienst had echter een aanslag opgelegd waarbij een bedrag van € 38.218, dat Beheer BV aan eiser had moeten uitkeren als pensioen, werd toegevoegd aan het belastbaar inkomen. Eiser stelde dat slechts een bedrag van € 8.573 in aanmerking genomen diende te worden, gebaseerd op de pensioenbrief waarin Beheer BV de mogelijkheid had om pensioenrechten te beperken indien de financiële resultaten dat vereisten.

De rechtbank oordeelde dat de inspecteur terecht het volledige bedrag van de pensioenaanspraak tot het belastbaar inkomen had gerekend. De rechtbank stelde vast dat niet was voldaan aan de voorwaarden van het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 18 maart 2013, waardoor de aanspraak op het pensioen als prijsgegeven moest worden aangemerkt. Dit betekende dat de waarde van de pensioenaanspraak als loon uit vroegere dienstbetrekking moest worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat de aanslag niet te hoog was vastgesteld.

De uitspraak benadrukt de fiscale gevolgen van het prijsgeven van pensioenaanspraken en de voorwaarden waaronder een pensioenuitkering kan worden beperkt. De rechtbank wees erop dat de inhoud van de pensioenbrief tussen werkgever en werknemer geen invloed had op de fiscale behandeling van de pensioenaanspraken. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 16/1245

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 november 2016 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser

(gemachtigden: mr. R.P. Verver en J. Hofman),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Midden- en Kleinbedrijf, kantoor [kantoorplaats], verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2013 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 25 januari 2016 de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2016.
Namens eiser is verschenen J. Hofman. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon 1] en [persoon 2] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiser is directeur en voor 100% aandeelhouder van [bedrijf 1] BV (Beheer BV). Op 10 augustus 1993 heeft Beheer BV pensioenaanspraken toegekend aan eiser. Deze aanspraken zijn ondergebracht bij [bedrijf 2] BV (Pensioen BV). Eiser hield indirect eveneens 100% van de aandelen in Pensioen BV.
2. De aan eiser toegekende pensioenaanspraken zijn vastgelegd in een pensioenbrief, gedateerd 10 augustus 1993, waarin - voor zover hier van belang - onder meer het volgende is opgenomen:
“(…)
8.
Herziening
De B.V. behoudt zich het recht voor de onderhavige pensioenrechten, gedeeltelijk of geheel, te beëindigen, respectievelijk te beperken indien:
a. (…)
b. De financiële resultaten van de B.V. -uitsluitend ter beoordeling van de B.V.- de betreffende verplichtingen niet meer toelaten. De B.V. zal zich dan beraden omtrent de aanpassing van de rechten aan de gewijzigde omstandigheden.
c. (…)
(…)”
3. Op 30 maart 2009 zijn de pensioenaanspraken door Pensioen BV voor € 610.293 overgedragen aan Beheer BV. Pensioen BV is vervolgens geliquideerd.
4. Op 1 januari 2013 bestaan de activa van Beheer BV nagenoeg uitsluitend uit een vordering op eiser van € 531.164, bestaande uit een hypothecaire lening aan eiser voor de aankoop van zijn woning van € 222.222 en een rekening-courantschuld van € 308.942. Ter zitting is komen vaststaan dat de rekening-courantschuld geheel of ten dele betrekking heeft op geld dat eiser heeft doorgeleend aan zijn kinderen. Voor de aankoop van de woning is eiser voorts een hypothecaire lening aangegaan bij de bank voor € 386.000.
5. Met ingang van de pensioendatum 1 mei 2013 heeft eiser recht op een jaarlijks pensioen van € 57.327, gebaseerd op een pensioenvoorziening van € 846.544. Beheer BV heeft in 2013 evenwel geen pensioen uitgekeerd.
6. Eiser heeft voor het jaar 2013 aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.661. Verweerder heeft bij de vaststelling van de aanslag het aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning gecorrigeerd met een bedrag van € 38.218, zijnde het bedrag dat Beheer BV in 2013 aan pensioen had moeten uitkeren aan eiser.

Geschil7. In geschil is of verweerder terecht een pensioenuitkering van € 38.218 tot het belastbaar inkomen uit werk en woning heeft gerekend.

8. Eiser stelt zich op het standpunt dat slechts een pensioenuitkering van € 8.573 in aanmerking dient te worden genomen. Hij baseert dat op de hiervoor onder 2 opgenomen passage uit de pensioenbrief die Beheer BV de mogelijkheid biedt om de pensioenrechten te beperken indien de financiële resultaten van Beheer BV daartoe aanleiding geven. Eiser benadrukt dat hij niet afziet van (enig deel van) zijn pensioenaanspraken.
9. Verweerder stelt dat terecht een bedrag van € 38.218 tot het belastbaar inkomen uit werk en woning is gerekend.
Beoordeling van het geschil
10. Ingevolge artikel 19b, eerste lid, letter c, van de Wet op de loonbelasting 1964 (de Wet) wordt een pensioenaanspraak aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking indien de aanspraak wordt prijsgegeven, behoudens voor zover de aanspraak niet voor verwezenlijking vatbaar is. In artikel 19b, negende lid, van de Wet is opgenomen dat de Minister in door hem aangewezen gevallen kan bepalen dat geen sprake is van een prijsgeven als hiervoor bedoeld. Van die mogelijkheid is gebruik gemaakt in het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 18 maart 2013, nr. BLKB 2013/27M, Stcrt. 2013, 8018.
11. Als Beheer BV de pensioenaanspraken wenst te korten, dan kan dat dus alleen zonder fiscale gevolgen als wordt voldaan aan de voorwaarden van het hiervoor onder 10 genoemde besluit. In alle andere gevallen is er sprake van prijsgeven als bedoeld in artikel 19b, eerste lid, letter c, van de Wet, behoudens voor zover sprake is van niet voor verwezenlijking vatbare rechten.
12. Tussen partijen is niet in geschil dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden van het onder 10 genoemde besluit. Evenmin is aannemelijk geworden dat sprake is van niet voor verwezenlijking vatbare rechten. Beheer BV heeft immers een vordering op eiser van ongeveer € 530.000. Niet valt in te zien dat de pensioenuitkeringen waarop eiser recht heeft niet zouden kunnen worden verrekend met deze vordering. Dat er, zoals eiser heeft betoogd, alsdan door Beheer BV loonbelasting verschuldigd is en eiser voor de betaling daarvan persoonlijk aansprakelijk gesteld zou kunnen worden, geldt niet als een dwingende maatschappelijke reden om de pensioenaanspraken te korten. Dat de pensioenbrief die mogelijkheid wellicht wel biedt, is in dit verband niet relevant nu de inhoud daarvan een aangelegenheid is tussen werkgever en werknemer en dit overigens niet afdoet aan de fiscale gevolgen van artikel 19b, eerste lid, letter c, van de Wet. Uit dit een en ander volgt dat sprake is van prijsgeven als bedoeld in artikel 19b, eerste lid, letter c, van de Wet zodat de aanspraak op het onmiddellijk daaraan voorafgaande tijdstip moet worden aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking. Verweerder had dan ook de waarde van de hele pensioenaanspraak tot het belastbaar inkomen uit werk en woning moeten rekenen. Nu verweerder slechts het op grond van de pensioenbrief uit te keren pensioenbedrag over 2013 tot het belastbaar inkomen uit werk en woning heeft gerekend, is de aanslag niet te hoog vastgesteld.
13. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. de Hek, voorzitter, en mr. E.E. Schotte en mr. J.W. van den Berge, leden, in aanwezigheid van mr. W.M.M.A. van der Vegt, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 november 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.