In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 november 2016 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die gehuwd waren in Chili. De vrouw heeft verzocht om echtscheiding en nevenvoorzieningen, waaronder de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen, kinderalimentatie, en de toedeling van het huurrecht van de echtelijke woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de kinderen, maar verweer gevoerd tegen andere verzoeken van de vrouw. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van duurzame ontwrichting van het huwelijk en heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen. De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw vastgesteld en de man recht op omgang met de kinderen gegeven, onder begeleiding van een onafhankelijke deskundige. Daarnaast heeft de rechtbank de vrouw toestemming verleend om met de kinderen naar het buitenland te reizen en heeft zij de alimentatie voor de man vastgesteld op € 1.100,00 per maand. De rechtbank heeft ook de verdeling van de bankrekening en inboedelgoederen geregeld, en zich onbevoegd verklaard voor verzoeken met betrekking tot in het buitenland opgebouwde pensioenrechten.