ECLI:NL:RBDHA:2016:1441
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- R. Elkerbout
- J.E.M.G. van Wezel
- D.A.C. Koster
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke ISD-maatregel na nieuw strafbaar feit
Op 11 februari 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 09/818836-14 (TUL) betreffende de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel. De veroordeelde, geboren in 1980 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke ISD-maatregel met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie had op 12 november 2015 een schriftelijke vordering ingediend om de tenuitvoerlegging van deze maatregel te gelasten, omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit, namelijk fietsendiefstal. Tijdens de zitting op 28 januari 2016 werd de vordering behandeld, waarbij de veroordeelde werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.M. Kuyp. De officier van justitie, mr. M. Fikenscher, pleitte voor afwijzing van de vordering, aangezien de rechtbank de veroordeelde in een gelijktijdig behandelde strafzaak had veroordeeld tot een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor dezelfde duur van twee jaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde de algemene voorwaarde van de proeftijd heeft overtreden door het nieuwe strafbare feit te plegen. Echter, gezien de reeds opgelegde onvoorwaardelijke ISD-maatregel, oordeelde de rechtbank dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf niet op zijn plaats was. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging dan ook afgewezen.