Op 11 februari 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 oktober 2015 in ’s-Gravenhage een fiets heeft gestolen. De verdachte, geboren in 1980 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van diefstal van een fiets die toebehoorde aan Stichting AVC. Tijdens de zitting op 28 januari 2016 heeft de officier van justitie, mr. M. Fikenscher, gevorderd dat de rechtbank de verdachte wettig en overtuigend bewezen zou verklaren. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.M. Kuyp, pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de genoemde datum een 'lokfiets' heeft meegenomen die was geplaatst op een hotspot voor fietsendiefstallen. De verdachte verklaarde dat hij de fiets naar het politiebureau wilde brengen, maar de rechtbank oordeelde dat deze verklaring ongeloofwaardig was. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte de fiets met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen. De rechtbank verklaarde het feit bewezen en oordeelde dat de verdachte strafbaar was.
De officier van justitie vorderde een ISD-maatregel van twee jaar, gezien de recidive en de ernst van het feit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een stelselmatige dader was en dat de ISD-maatregel noodzakelijk was om de kans op recidive te verkleinen. De rechtbank legde de maatregel op voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest, en wees het verzoek van de verdediging tot tussentijdse beoordeling af. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffiers en is openbaar uitgesproken.