Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
2.De feiten
‘Fluid ejection device’,aangevraagd op 6 april 2005, onder inroeping van prioriteit van de aanvrage US 827139 van 19 april 2004, en verleend op 15 januari 2014 (hierna ook ‘het octrooi’, of ‘EP 669’). Het octrooi is van kracht in Nederland. De door HP ingeroepen conclusies 1 tot en met 4 en 12 van het verleende octrooi, conform de B1-publicatie, luiden als volgt in de originele Engelse taal:
‘Redundant input signal paths for an inkjet print head’, gepubliceerd op 7 maart 2001, omvat het volgende:
Transitional ink jet heater addressing’, verleend op 23 januari 2001, Europese octrooiaanvragen EP 1 172 211 A2, getiteld ‘
Printhead, head cartridge, printing apparatus, and printhead element substrate’, gepubliceerd op 16 januari 2002, en EP 1 128 324 A2, (hierna: EP 324), getiteld ‘
Printhead, printhead driving method, and data output apparatus’, gepubliceerd op 29 augustus 2001, zijn eveneens, naast EP 898, door Benson c.s. aangehaald in het kader van het gestelde gebrek aan inventiviteit van EP 669.
remanufacturedcartridges (hervulde ‘originele’ cartridges).
3.De vorderingen en het verweer in conventie en reconventie
“
Onlangs hebben wij cartridges van ons huismerk bestemd voor Hewlett-Packard printers in Nederland verkocht. Bij vonnis van [DATUM VONNIS] heeft de rechtbank Den Haag beslist dat deze cartridges inbreuk maken op Europees Octrooi EP 1 737 669 van Hewlett-Packard. Indien u deze cartridges van ons heeft gekocht, verzoeken wij u deze aan ons te retourneren. Wij zullen in dat geval de factuurprijs en de verzendkosten voor het retourneren van de cartridges aan u vergoeden”.
remanufacturedcartridges is vervallen, althans het onder gedaagden gelegde conservatoire beslag tot afgifte d.d. 16 juli 2015 ten aanzien van de
remanufacturedcartridges op te heffen;
HP te veroordelen om binnen twee dagen na de datum van het in dezen te wijzen vonnis, dan wel binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, alle onder gedaagden gelegde conservatoire beslagen tot afgifte, monsternemingen en bewijsbeslagen d.d. 19 mei 2015 en 16 juli 2015 op te (doen) heffen;
4.De beoordeling in conventie en reconventie
Bevoegdheid
printheadcartridges voor inkjet printers.
inktankcartridges, in wezen inktpatronen, , en
printheadcartridges, bestaande uit printkop en inktreservoir in één.
vaporization chamber) wordt opgewarmd zodat deze wordt uitgestoten via een uitstootopening (ook wel
nozzle). Dit opwarmen gebeurt door een weerstand (de zogeheten afvuurweerstand) die in contact is met de inkt, en die warmte produceert wanneer daar stroom doorheen loopt. Een schakelaar of schakeling, zoals bijvoorbeeld een veldeffecttransistor [4] , regelt of er stroom door de afvuurweerstand kan lopen.
gate) van FET 172 is opgebouwd (bij punt 126) de FET op “aan” (geleidend), zodat de stroom die via de toevoerlijn FIRE aan weerstand 52 wordt aangeboden door de weerstand naar de aarde 122 kan gaan lopen en zo de weerstand, en daarmee de inkt, kan verhitten.
select signal, enable signal, address signal, time signal) zijn zij in fysiek opzicht hetzelfde: wel of geen spanning. De wijze waarop de signaallijnen zijn gekoppeld (aan welke overige componenten van de printkop), bepaalt het effect van (afwezigheid) van dergelijke signalen.
input pads) nodig is op de printkop. Het octrooi beschrijft een techniek om dat aantal te verminderen. Daarbij zal de rechtbank verwijzen naar de figuren 6, 7 en 13 van het octrooi, die – zoals HP onweersproken heeft gesteld – een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens conclusie 1 illustreren.
- een PRECHARGE-signaal op de lijn 132 voor de opbouw van lading op punt 126;
- een ~DATA-signaal op datalijn 142 (de ~ duidt een negatief signaal aan);
- ~ADDRESS 1 en ~ADDRESS 2-signalen op de lijnen 144 en 146;
- een SELECT-signaal op lijn 134.
intermediate generalisation). Daarbij is door Benson c.s. een beroep gedaan op de in de EOB-rechtspraak ontwikkelde regel dat een
intermediate generalisationslechts toelaatbaar is als het voor de vakman duidelijk is dat tussen het veralgemeniseerde kenmerk en de overige kenmerken van de uitvoeringsvorm waaruit het kenmerk is gehaald geen functioneel of structureel verband bestaat. De rechtbank zal ook naar deze regel verwijzen. In lijn met G 2/10 is de rechtbank van oordeel dat eerdergenoemde regel slechts een hulpmiddel is en dat uiteindelijk slechts het antwoord op de eerder geformuleerde hoofdvraag (de disclosure-test of ‘gouden standaard’) de doorslag geeft.
- a) vloeistofuitstootinrichting (22) die het volgende omvat:
- b) een eerste afvuurlijn (214) die geschikt is om een eerste energiesignaal dat energiepulsen omvat, te geleiden;
- c) een tweede afvuurlijn (214) die geschikt is om een tweede energiesignaal dat energiepulsen omvat, te geleiden;
- d)
- e) een eerste adresgenerator (1000) die geconfigureerd is om eerste adressignalen af te geven
- f) een tweede adresgenerator (1002) die geconfigureerd is om tweede adressignalen af te geven
- g) eerste druppelgeneratoren (60) die elektrisch aan de eerste afvuurlijn
- h) tweede druppelgeneratoren (60) die elektrisch aan de tweede afvuurlijn e
control signals) mee te claimen. Er is dus sprake van een ontoelaatbare
intermediate generalisation, en zodoende wordt de vakman geconfronteerd met nieuwe technische informatie en is derhalve sprake van toegevoegde materie, aldus Benson c.s.
are valid’gedurende bepaalde kloksignalen op de keuzelijnen. Hoewel de aangehaalde tekst wellicht niet meteen helder is, is – zo begrijpt de rechtbank het betoog van HP – een voor de vakman zinnige uitleg daarvan dat de genoemde adressignalen worden opgewekt door de genoemde kloksignalen die samenvallen met genoemde keuzesignalen. Het besturingssignaal CSYNC omvat een besturingspuls die in de tijd samenvalt (
coincides) met een kloksignaal, welke puls ervoor dient om de adresgenerator in voorwaartse dan wel achterwaartse richting adressen te laten genereren. HP heeft onweersproken gesteld dat het voor- en achterwaarts genereren van adressen nodig is wanneer de printkop gedurende zowel heen- als terugbeweging van de cartridge inktdruppels moet kunnen uitstoten. De vakman zal aldus begrijpen dat het besturingssignaal CSYNC niet nodig is voor het genereren van adressen als zodanig, maar slechts voor het aansturen van de richting daarvan.
coincident) met een van de kloksignalen wordt gestuurd, betekent niet dat sprake is van een functionele of structurele relatie tussen klok- en besturingssignalen, zoals Benson c.s. stelt. De enkele gelijktijdigheid van twee fenomenen zegt immers niet noodzakelijkerwijs iets over hun onderlinge structurele of functionele relatie. Ook de omstandigheid dat klok- en besturingssignalen in het leeuwendeel van de oorspronkelijke aanvrage in één adem worden genoemd, is daarvoor onvoldoende. Bovendien kan dat verklaard worden door de boven beschreven functie van de besturingssignalen als ‘versnellingsbak’ voor het voor- of achterwaarts genereren van adressen. Dat de vakman zou begrijpen dat de printkop niet kan werken zonder besturingssignaal, zoals Benson c.s. stelt, wordt verworpen. Zoals HP ter zitting onweersproken heeft gesteld, begrijpt de gemiddelde vakman dat met de geclaimde inrichting (en volgende de geclaimde werkwijze) kan worden geprint zonder besturingssignaal, zij het dat dan de inktdruppels slechts kunnen worden uitgestoten tijdens beweging van de printkop in één richting (niet heen en terug), waardoor het printen langzamer zal gaan.
intermediate generalisationis toegestaan. Anders gezegd: de vakman wordt door de gewijzigde conclusie 1 op dit punt niet met nieuwe technische informatie geconfronteerd.
rechtstreeksekoppeling zal verstaan. Niet is echter gesteld of gebleken dat, of waarom, de vakman een dergelijke beperkte uitleg aan de term ‘elektrisch…gekoppeld’ zou geven. Gelet op het voorgaande is een aldus beperkte uitleg in elk geval niet in lijn met (de figuren van) het octrooi noch met de op dit punt gelijkluidende aanvrage, zodat zij wordt verworpen.
intermediate generalisation.
enablelijnen (die volgens HP in die uitvoeringsvorm een vergelijkbare functie hebben als de keuzelijnen van conclusie 1) en datalijnen ook via een schakeling (
memory circuit) zijn gekoppeld aan de druppelgenerator. Hieruit lijkt in eerste plaats te volgen dat de indirecte koppeling tussen keuzelijn en druppelgenerator niet een kenmerk is dat specifiek is voor een bepaalde uitvoeringsvorm (van figuren 6, 7 en 13), en dat reeds daarom geen sprake is van een
intermediate generalisation.Belangrijker is echter dat de vakman op basis van de octrooibeschrijving de term ‘elektrisch …gekoppeld’ in conclusie 1 (behoudens wellicht voor wat betreft de vuurlijn) zal begrijpen als gekoppeld via enige schakeling (transistor), en dus niet geconfronteerd wordt met nieuwe informatie ten opzichte van de oorspronkelijke aanvrage.
(timing signals) genoemd, terwijl signalen die door de druppelgeneratoren over de keuzelijnen worden ontvangen ook wel ‘keuzesignalen’ (
selection signals) worden genoemd. De vakman zal het duidelijk zijn dat het onderscheid tussen kloksignaal en keuzesignaal slechts een kwestie van functionele naamgeving is, in die zin dat dezelfde signalen voor de ontvangende adresgenerator als kloksignaal fungeren omdat zij bepalen op welk moment de adresgenerator een adres aanmaakt (of afgeeft), en voor de ontvangende afvuurgroep als selectie/keuzesignaal fungeren omdat daarmee een bepaalde groep afvuurcellen wordt geselecteerd. Immers, de keuzelijn die naar de adresgeneratoren (figuur 13) en de betreffende druppelgeneratoren (figuur 6) loopt, betreft één en dezelfde (ononderbroken) fysieke leiding. Zoals in de technische toelichting uitgelegd (r.o. 4.8), zijn de op de signaallijnen (dus ook de keuzelijn, maar niet de datalijn) aangeboden signalen ‘aan’ of ‘uit’ (wel of geen spanning; het zijn geen gegevens in de vorm van enen en nullen). Het gevolg daarvan is dat enig elektrisch signaal op de keuzelijn tegelijk door zowel adresgenerator als druppelgenerator zal worden ontvangen en zijn werking zal hebben. Het moet dus bij kloksignalen en keuzesignalen logischerwijs gaan om fysiek dezelfde signalen. Voor de suggestie van Benson c.s. dat keuzesignalen en kloksignalen, hoewel fysiek gelijk, gescheiden in de tijd zouden worden afgegeven, is geen (enkele) basis te vinden in de aanvrage. Een en ander brengt mee dat de primaire stelling van Benson c.s. in dit kader, te weten dat de aanvrage te onduidelijk is om de vakman überhaupt iets te leren omtrent kloksignalen, niet kan slagen.
prechargesignaal, afvuursignaal en datasignaal moeten worden meegeclaimd, aldus Benson c.s. De geclaimde uitstootinrichting kan zonder die andere signalen immers geen inkt uitstoten. Ook is sprake van toegevoegde materie omdat genoemde uitvoeringsvorm alleen maar kan werken als, wat niet is geclaimd,
meerderekloksignalen over
meerderekeuzelijnen zijn ontvangen. Het niet opnemen van de genoemde signalen, en dat het om meerdere kloksignalen over meerdere lijnen gaat, levert ook een ongeoorloofde
intermediate generalisationop, aldus Benson c.s.
precharge-en datasignalen geldt dat Benson c.s. niet heeft gesteld, noch is gebleken, dat de vakman conclusie 1 van het octrooi in het licht van de octrooibeschrijving zal begrijpen als (mede) omvattend een inrichting zonder
prechargeen/of datasignaal. Integendeel, overal in de oorspronkelijke aanvrage zijn die signalen uitgangspunt, evenals in het octrooi, zodat daarin geen nieuwe informatie is geopenbaard.
intermediate generalisationis toegestaan, (ii) de vakman “elektrisch… gekoppeld” in conclusie 1 als mede omvattend indirecte koppelingen zal begrijpen, en wat betreft de keuzelijn zal begrijpen als gekoppeld via een schakeling zodat reeds hierom geen sprake is van nieuwe technische informatie, en (iii) de overige argumenten tardief zijn voortgebracht, en overigens summierlijk beschouwd geen hout snijden. De argumenten van Benson c.s. ten aanzien van toegevoegde materie in conclusie 1 kunnen dus niet slagen. Bij deze uitkomst kan de vraag – die partijen verdeeld houdt – in het midden blijven op wie de stelplicht en bewijslast rust voor het aan- of afwezig zijn van een functioneel of structureel verband tussen een veralgemeniseerd kenmerk en de overige kenmerken van de uitvoeringsvorm waaruit eerstgenoemd kenmerk is genomen.
- a) Vloeistofuitstootinrichting (22) die het volgende omvat:
- b) een eerste afvuurlijn (214) die geschikt is om een eerste energiesignaal dat energiepulsen omvat, te geleiden;
- c) een tweede afvuurlijn (214) die geschikt is om een tweede energiesignaal dat energiepulsen omvat, te geleiden;
- d) een veelheid van keuzelijnen om kloksignalen te geleiden, waarbij de veelheid van keuzelijnen een eerste keuzelijn en een tweede keuzelijn omvat;
- e) een eerste adresgenerator (1000) die geconfigureerd is om eerste adressignalen af te geven op basis van tijdsignalen die van de veelheid van keuzelijnen ontvangen is;
- f) een tweede adresgenerator (1002) die geconfigureerd is om tweede adressignalen af te geven op basis van tijdsignalen die van de veelheid van keuzelijnen ontvangen is;
- g) eerste druppelgeneratoren (60) die elektrisch aan de eerste afvuurlijn en de eerste keuzelijn gekoppeld zijn en geconfigureerd zijn om op het eerste energiesignaal te reageren met het uitstoten van vloeistof op basis van de eerste adressignalen en een kloksignaal op de eerste keuzelijn; en
- h) tweede druppelgeneratoren (60) die elektrisch aan de tweede afvuurlijn en de tweede keuzelijn gekoppeld zijn en geconfigureerd zijn om op het tweede energiesignaal te reageren met het uitstoten van vloeistof op basis van de tweede adressignalen en een kloksignaal op de tweede keuzelijn.
primitive select lines or primitive control linesvan EP 898 (CvA nr. 97; vergelijk het geciteerde [0027] in r.o. 2.4). Bij pleidooi heeft Benson c.s. echter haar koers gewijzigd door de stellen dat de
address select linesvan EP 898 de keuzelijnen van conclusie 1 zijn.
address select linesvan EP 898 als keuzelijnen in de zin van conclusie 1 worden aangemerkt, kan het argument van Benson c.s. niet slagen nu de
address select lines, anders dan de keuzelijnen volgens conclusie 1 van het octrooi, niet zijn gekoppeld aan zowel adresgeneratoren als druppelgeneratoren: in de inrichting volgens conclusie 1 van het octrooi worden de druppelgeneratoren immers aangestuurd door een combinatie omvattende (i) op keuzelijnen aangeboden kloksignalen en (ii) op adreslijnen aangeboden adressignalen die door elk van twee adresgeneratoren op basis van over een veelheid van keuzelijnen ontvangen kloksignalen worden opgewekt (vergelijk r.o. 4.14). Zelfs als met Benson c.s. de
address select linesdus als keuzelijnen zouden worden beschouwd (en dus in beginsel aan (d) zou zijn voldaan), is niet aan de kenmerken (g) en (h) voldaan nu de druppelgeneratoren van EP 898 niet tevens direct (naast indirect, via een adresgenerator) via
address select linesworden aangestuurd.
multiplexers(M,M’in Figuur 1B, r.o. 2.4) die weer bestaan uit (veldeffect)transistors. Het enkele feit dat deze multiplexers adressignalen
doorgeven, zoals in EP 898 beschreven, maakt hen niet tot adresgeneratoren in de zin van conclusie 1. In EP 669 worden adressignalen immers opgewekt in de adresgenerator op basis van kloksignalen die door een veelheid van keuzelijnen worden aangevoerd, en niet slechts doorgegeven. Daarbij doet op zich een louter verschil in naamgeving, zoals Benson c.s. heeft gesteld, niet ter zake. Maar zelfs als A en A’ als keuzelijnen worden gezien, worden door M en M’ geen adressignalen gegenereerd, althans is zulks niet duidelijk en ondubbelzinnig uit EP 898 af te leiden. Hierbij speelt mee dat HP onvoldoende weersproken heeft gesteld dat de FETs in de multiplexer M van EP 898 moeten worden beschouwd als afvuurtransistor 172 (in figuur 6 van EP 669) die een geheel andere functie heeft (het aan- of uitschakelen van de afvuurweerstand), en daarom ook (fysiek) op andere wijze is aangesloten op de overige componenten van de inrichting.
multiplexer) worden verwerkt (CvA nr. 112).
problem solution approachvan Benson c.s., waarin de verschilmaatregelen tussen de conclusie en de meest nabije stand van de techniek worden geïdentificeerd, niet worden aanvaard, en evenmin de daarop gebaseerde probleemstelling van Benson c.s.
closest prior art(in combinatie met EP 898 of algemene vakkennis).
printhead cartridgesbehoren die, evenals de “Generation 3“ cartridges, zijn voorzien van eenzelfde (inbreukmakende) chip. Daarnaast heeft HP in andere landen onderzoek verricht op de andere cartridges, aangeschaft bij andere bedrijven, maar die dezelfde typenummers hebben als die welke door Benson c.s. worden aangeboden, waaruit bleek dat deze onder de conclusies van EP 669 vallen. Zodoende stelt HP zich op het standpunt dat genoemde andere cartridges, meer in het bijzonder de typen HP 300 Color, HP 301 Color, HP 301 XL Black, HP 301 XL Color, HP 901 Black, HP 901 XL Black, HP 336, HP 337, HP 339, HP 348, HP 343, HP 342, HP 344, HP 350 XL en HP 351 XL onder de beschermingsomvang van conclusie 1 vallen.
flexcircuit(flexibele lamellen voorzien van leidingen) tussen de HP 300 en sommige overige typen. Een analyse van de HP 300 cartridge zou daarom geen sluitend bewijs voor de overige cartridges kunnen vormen. Benson c.s. heeft echter de inbreuk als zodanig niet betwist, en in haar op- en aanmerkingen ter zake het bewijs van HP leest de rechtbank ook geen (impliciet, doch) voldoende concreet (gemotiveerd) verweer, gelet op de onderbouwde stellingen van HP ter zake. Hierbij weegt mee dat niet goed denkbaar is dat een cartridge met dezelfde aansluitingen (corresponderend met het betreffende HP printertype) correct zal printen als de signalen anders worden geïnterpreteerd. Als de onderzoeken aan de buitenlandse cartridges al niet op printhoofden afkomstig van dezelfde fabrikant als de Benson cartridges zouden zien, dan vormen die onderzoeken in elk geval concreet bewijs dat cartridges van dat type geschikt zijn voor de daarbij behorende printer en aldus met de van die printer komende signalen op de juiste manier om weten te gaan. De architectuur van de printhoofden van de cartridges moet derhalve, zonder nadere uitleg door Benson c.s. van het tegendeel, voor hetzelfde worden gehouden. Omdat de onderbouwde stellingen van HP ten aanzien van de inbreuk door de andere typen cartridges onvoldoende weersproken zijn gebleven, gaat de rechtbank er zodoende van uit dat alle door HP genoemde cartridges onder de beschermingsomvang van conclusie 1 van EP 669 vallen.
At the moment the company has active business in[…]
The Netherlands”en na dagvaarding de website is aangepast in die zin dat onder de ‘Purchase’ knop die eerder naar de Nederlandse contactgegevens van Benson Image verwees, een inlogscherm is geplaatst. Tot slot weegt mee dat in een email van 21 januari 2015 van dhr. [A] met daarin een op Nederland gericht aanbod van onder meer de inbreukmakende cartridges weliswaar wordt gesteld dat hij accountmanager is van Top Printing maar waarin wordt verwezen naar de website bensonimage.com van Benson Image en het emailadres van dat domein afkomstig is. Dit alles maakt dat Benson Image naar het oordeel van de rechtbank op zijn minst dreigt voorbehouden handelingen te gaan verrichten met de genoemde cartridges in Nederland. De vorderingen zijn jegens haar dan ook toewijsbaar.
assurancedoor een registeraccountant. Een registeraccountant, zeker als die accountant niet de huisaccountant is, kan die
assurancekennelijk niet geven. Toewijzing van het gevorderde leidt derhalve gemakkelijk tot executieproblemen (vergelijk arresten van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch in de zaak Stichting Pictoright / Art & Allposters International B.V.: onder meer ECLI:NL:GHSHE:2012:BX8701, ECLI:NL:GHSHE:2013:3019 en met name ECLI:NL:GHSHE:2014:809). De minder ver strekkende opdracht tot het maken van een “rapport van feitelijke bevindingen”, die de accountant wél kan uitvoeren, biedt naar het oordeel van de rechtbank geen extra zekerheid ten aanzien van de juistheid van de opgave, omdat de accountant daarin volgens zijn gedragsregels geen conclusies mag trekken. De accountant kan niet verklaren dat de opgave een getrouwe weergave van de werkelijkheid vormt en/of dat er geen aanwijzingen zijn dat de opgave onjuist of onvolledig is [6] . Gelet op de beperkte zekerheid die een rapport van feitelijke bevindingen zal bieden naast de op te leggen dwangsom, rechtvaardigt dat niet de aanzienlijke kosten die daarmee gemoeid zijn, althans heeft HP zulks niet inzichtelijk gemaakt. Om die reden zal de rechtbank de gevorderde accountantsverklaring niet toewijzen (vergelijk rechtbank Den Haag 2 juli 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:8293, inzake Fleurop / Topbloemen).
recall(vordering 8).
recall, en een rectificatie zou verder gaan dan nodig omdat klanten daarmee ook afkerig worden van zakendoen met Benson c.s. wat betreft andere producten. Nu HP hier niets steekhoudends tegenover heeft gesteld, zal vordering 9 worden afgewezen.
Het onderhavige verzoek is gebaseerd op EP 1 244 557 en EP 2 170 617”, waarbij in het verzoekschrift ook slechts de inbreuk op die twee octrooien is toegelicht. Daaruit leidt de rechtbank af dat het verzoek niet is gebaseerd op EP 669, en dat de voorliggende zaak dus niet kan gelden als een eis in de hoofdzaak voor genoemde beslagen. In elk geval is de enkele vermelding van EP 669 in een tabel in een bijlage bij het verzoekschrift waarin bepaalde typen cartridges worden afgezet tegen een tiental octrooien van HP (waaronder EP 669) daarvoor onvoldoende. HP heeft niet op basis van EP 1 244 557 (EP 557) een zaak ingesteld, maar slechts op basis van EP 2 170 617 (EP 617, welke zaak op verzoek van partijen naar de parkeerrol is verwezen). Tussen partijen is niet in geschil dat de beweerdelijk inbreukmakende cartridges in de onderhavige zaak in elk geval niet onder de beschermingsomvang van EP 2 170 617 vallen. Dit wordt ook in voormelde tabel in een bijlage bij het verzoekschrift van HP niet gesteld.
remanufacturedcartridges. De gevorderde teruggave van de in bewaring genomen cartridges en als monster genomen cartridges zal worden toegewezen (vordering 5). De dwangsom zal ambtshalve worden gemaximeerd op € 250.000,-.
5.De beslissing
.