ECLI:NL:RBDHA:2016:14157
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse homoseksueel wegens gebrek aan geloofwaardigheid van verklaringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 november 2016 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser die vreesde voor vervolging vanwege zijn homoseksuele gerichtheid en de dreiging van zijn vader. De eiser had op 9 mei 2014 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar zijn aanvraag werd op 8 augustus 2016 door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 3 november 2016, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk in de taal Igbo aanwezig was.
De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser over de Amok-rituelen en de vrees voor zijn vader niet geloofwaardig waren. De eiser had onvoldoende gedetailleerde verklaringen afgelegd over deze rituelen, ondanks dat zijn vader een leidende rol had in het genootschap. Ook zijn verklaringen over zijn homoseksuele gerichtheid werden als niet geloofwaardig beoordeeld, omdat hij tegenstrijdige en oppervlakkige verklaringen had gegeven over zijn bewustwording en zelfacceptatie. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet onterecht had geoordeeld dat de verklaringen van de eiser inconsistent waren en dat er onvoldoende bewijs was voor zijn gestelde vrees.
De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel beschikbaar voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.