Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 22 november 2016 in de zaken tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Stichting Vestia Groep ,te [vestigingsplaats 1]
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 november 2016, met zaaknummers SGR 15/7976 en SGR 16/87, werd de beëindiging van de Werkloosheidswet (WW) uitkering van eiser beoordeeld. Eiser had een uitkering op basis van de Ziektewet (ZW) ontvangen, maar deze werd beëindigd na een ontslag wegens dringende redenen. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht de WW-uitkering van eiser had geweigerd, omdat hij verwijtbaar werkloos was geworden. De rechtbank baseerde zich op de eerdere beslissing van de kantonrechter, die had geoordeeld dat er dringende redenen waren voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen eiser en zijn werkgever, Vestia. Eiser had zich niet gehouden aan werkafspraken en had nevenwerkzaamheden verricht zonder toestemming van zijn werkgever, wat zijn re-integratieverplichtingen in gevaar bracht. De rechtbank concludeerde dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn verweer en dat de weigering van de WW-uitkering terecht was. Het beroep tegen het bestreden besluit I werd niet-ontvankelijk verklaard, terwijl het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond werd verklaard.