ECLI:NL:RBDHA:2016:1414

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 januari 2016
Publicatiedatum
15 februari 2016
Zaaknummer
15/11142
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning asiel Somalië en onjuiste gegevens verstrekking

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 januari 2016 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarbij de aan eiser verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd met terugwerkende kracht is ingetrokken tot 2 juni 2009. Eiser, die Somalische nationaliteit claimt, heeft in zijn beroep aangevoerd dat de intrekking van zijn verblijfsvergunning onterecht is, omdat hij nooit heeft gesteld dat zijn Keniaanse paspoort vals is, maar dat dit paspoort geen betrekking op hem heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in 2009 naar Nederland is gereisd na een reeks van bedreigingen en geweld in Somalië. De staatssecretaris heeft echter betoogd dat eiser de Keniaanse nationaliteit bezit, gebaseerd op een individueel ambtsbericht dat de echtheid van een Keniaans paspoort bevestigt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris niet voldoende heeft aangetoond dat eiser niet de Somalische nationaliteit heeft en dat de intrekking van de verblijfsvergunning niet rechtmatig was. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 15/11142
V-nummer: [V-nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 28 januari 2016 in de zaak tussen
[naam eiser] , eiser,
gemachtigde mr. M. Timmer,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

daaronder mede begrepen diens rechtsvoorgangers, verweerder,
gemachtigde mr. N.H.T. Jansen

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 19 mei 2015 ( het bestreden besluit) waarbij de aan eiser verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd met terugwerkende kracht is ingetrokken tot 2 juni 2009. Tevens is bij dit besluit de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd afgewezen.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 3 december 2015. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van de uitspraak eenmaal verlengd.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedag1] 1980 dan wel op [geboortedag2] 1975, en de Somalische nationaliteit te bezitten.
2. Op 1 juni 2009 heeft eiser een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
3. Eiser heeft aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd dat hij tot februari 2009 in Mogadishu, Somalië, heeft gewoond. Daar heeft hij als student in 2006 en 2008 problemen gehad vanwege een onderzoek naar het leven van straatkinderen en het verkondigen van zijn mening tijdens een debat. Vanaf juli 2008 is eiser werkzaam geweest als assistent van een leraar aan de universiteit van Mogadishu, waar hij onder meer excursies organiseerde voor studenten en informatievoorzieningen regelde. In februari 2009 ontving eiser een dreigtelefoontje waarin werd gezegd dat hij zou werken met ongelovigen en daarom zou worden gedood met de Islamitische hand. Een week later ontplofte er een granaat in het huis van eisers vader. Hierdoor is eisers vader omgekomen en zijn eiser en zijn broer gewond geraakt. Dit is voor eiser de aanleiding geweest om te vluchten.
Eiser is in februari 2009 per vliegtuig van Somalië naar Kenia gereisd. Tot begin april 2009 heeft hij daar verbleven bij een oom. Vervolgens is eiser per bus naar Addis Abeba (Ethiopië) gereisd, waar hij tot 20 mei 2009 bij kennissen heeft verbleven, om vervolgens weer terug te gaan naar Nairobi (Kenia). Op 23 mei 2009 is eiser vanuit Nairobi uitgereisd naar Moskou, Rusland. Vervolgens is eiser van Rusland naar Nederland gereisd. Eiser heeft verklaard dat hij gedurende zijn reis naar Nederland gebruik heeft gemaakt van een Keniaans paspoort, dat de reisagent van hem heeft afgepakt.
4. Verweerder heeft vervolgens aan eiser bij besluit van 16 november 2009 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) verleend met ingang van 2 juni 2009, geldig tot 2 juni 2014.
5. Daarna heeft eiser enkele malen tevergeefs een aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ingediend ten behoeve van zijn echtgenote [naam1] geboren op [geboortedag3] 1980, en hun twee zoons [naam2] , geboren op [geboortedag4] 2006, en [naam3] , geboren op [geboortedag5] 2009, allen van Somalische nationaliteit.
Na het verrichten van DNA-onderzoek heeft verweerder bij besluit van 24 oktober 2012 te kennen gegeven dat er geen beletstel meer bestond voor afgifte van een mvv aan de echtgenote en de twee minderjarige zoons van eiser. Hierop zijn de gezinsleden van eiser in het kader van gezinshereniging naar Nederland gekomen.
6. Naar aanleiding van het verzoek om gezinshereniging vanuit Kenia, is bij verweerder twijfel gerezen omtrent de herkomst van eiser. Dit heeft aanleiding gevormd voor verweerder om op 2 januari 2014 een verzoek in te dienen bij het ministerie van Buitenlandse Zaken om een aanvullend onderzoek te verrichten naar een kopie van een Keniaans paspoort, dat de Koninklijke Marechaussee op 3 juni 2009 heeft ontvangen van de KLM, en naar de mogelijke Somalische nationaliteit van eiser. De resultaten hiervan zijn neergelegd in een individueel ambtsbericht (hierna: IAB) van 15 mei 2014 (kenmerk DCM/MA-U1401114.0007) met onderliggende stukken. Hierin zijn onder meer de volgende conclusies neergelegd:
“ Het door betrokkene in kopie overgelegde Keniaanse paspoort met nummer A114414 is een kopie van een echt document. Het document is afgegeven door de daartoe bevoegde instantie. Of dit document op een rechtmatige wijze verkregen is kon niet worden onderzocht.
(…)
Er is tevens navraag gedaan omtrent de mogelijke Somalische nationaliteit van eiser. Eén bron heeft aangegeven betrokkene te kennen onder de naam Yusuf Abdi Mohamed, van Somalische nationaliteit. Zijn ouders hebben volgens deze bron een lange Somalische clanlijn.”
7. Eiser heeft op 2 april 2014 een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd ingediend. Op 2 mei 2014 heeft verweerder een voornemen uitgebracht tot afwijzing van deze aanvraag.
8. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van eiser met terugwerkende kracht ingetrokken tot 2 juni 2009. Verweerder heeft bij hetzelfde besluit de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd afgewezen. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat niet geloofwaardig is dat eiser de Somalische nationaliteit bezit. Nu uit het IAB van 15 mei 2014 volgt dat het in kopie overgelegde Keniaans paspoort met nummer A1144144 een authentiek paspoort is, mag verweerder ervan uitgaan dat eiser de Keniaanse nationaliteit bezit.
Indien eiser van mening is dat het Keniaans paspoort buiten beschouwing moet worden gelaten omdat het frauduleus is verkregen, ligt het op zijn weg om dat aannemelijk te maken. Verweerder stelt dat eiser dat niet aannemelijk heeft gemaakt en evenmin een contra-expertise heeft overgelegd. Wat eiser tijdens het aanvullend gehoor op 2 december 2014 heeft verklaard en de door hem overgelegde stukken, waaronder een kopie van een Somalisch paspoort met nummer P00017264, afgegeven op 14 januari 2009 te Nairobi, kan niet tot een andere conclusie leiden. Verweerder heeft daartoe onder meer verwezen naar de volgende passage (bladzijde 49) in het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over de situatie in Somalië (hierna: AAB Somalië) van oktober 2009:
“ Door het wegvallen van een centrale overheid in 1991 is er geen internationaal erkende instantie meer die Somalische paspoorten uitgeeft of de geldigheidsduur ervan verlengt. Reisdocumenten die doorgaan voor Somalische paspoorten zijn in Somalië en in de buurlanden op de markten te koop.
(…)
Somalische burgers die in aanmerking komen voor een nieuw paspoort kunnen een paspoort en een identificatiekaart aanvragen of alleen een identificatiekaart. Er bestaan geen geschreven criteria voor wie in aanmerking komt voor een nieuw paspoort of identificatiekaart. Na betaling van de betreffende kosten bij een filiaal van de Trans National Bank krijgt een aanvrager een aanvraagformulier. Dit ingevulde aanvraagformulier, een kwitantie van de bank als bewijs van betaling en documenten ter ondersteuning van de claim Somalisch burger te zijn, dienen gepresenteerd te worden bij een paspoortuitgiftepunt, waar de aanvraag wordt beoordeeld. (Voetnoot 386:) Er bestaan zes uitgiftepunten in Somalië (in Mogadishu, Bidon, Gala, Garowe, Bosasso en Las Anod) en acht buiten Somalië (in Addis Abeba, Abu-Dhabi, Dubai, Jeddah, Lusaka, Djibouti en twee in Nairobi).”
Verweerder stelt dat het vorenstaande afbreuk doet aan de verklaring van eiser dat hij het Somalische paspoort in Mogadishu heeft aangevraagd en het nieuwe paspoort in Nairobi bij de Somalische ambassade heeft afgehaald.
9. Eiser heeft in beroep, onder verwijzing naar zijn zienswijze op het voornemen van verweerder, aangevoerd dat de aan hem verleende verblijfsvergunning ten onrechte is ingetrokken. Eiser voert aan dat hij nooit heeft gesteld dat het Keniaanse paspoort vals is, maar alleen dat dit paspoort geen betrekking op hem heeft, en dat hij diverse stukken heeft overgelegd die betrekking hebben op zijn persoon, waaronder scans van oude Somalische paspoorten (met nummer P00002532 en P00017264), waar verweerder ten onrechte aan voorbij is gegaan. Verder heeft eiser aan verweerder op 8 december 2014 zijn hervonden originele Somalische paspoort met nummer P000017264 ter onderzoek aanboden, maar hierop is nooit een reactie gekomen.
Daarnaast heeft verweerder ten onrechte de geloofwaardigheid van zijn verklaringen over het paspoort met nummer P00017264 en de wijze van verkrijging in twijfel getrokken. Uit het AAB Somalië volgt niet en zeker niet zonder meer dat een paspoort op eenzelfde punt wordt aangevraagd en afgegeven. Eiser stelt dat verweerder zijn Somalische paspoort alsnog dient te onderzoeken op echtheid.
10. Verweerder heeft zich in de verweerschriften van 30 november 2015 en 2 december 2015 op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit rechtens juist is. Het IAB is qua procedure zorgvuldig tot stand gekomen en inhoudelijk inzichtelijk, zodat het aan eiser is om het IAB te weerleggen. Hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd ter onderbouwing van zijn Somalische nationaliteit raakt niet aan de in het IAB geconstateerde echtheid van het Keniaanse paspoort, zodat daarvan in het bestreden besluit terecht is uitgegaan. Er bestaat daarom geen aanleiding om het Somalische paspoort te onderzoeken.
De rechtbank overweegt als volgt.
11. De rechtbank overweegt ambtshalve dat op 20 juli 2015 de wijziging van de Vw ter implementatie van de herziene Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (Procedurerichtlijn) en Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (Opvangrichtlijn) in werking is getreden. Op grond van het overgangsrecht, zoals, voor zover hier van belang, neergelegd in artikel II, eerste lid, is op aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd waarop is besloten voor inwerkingtreding van deze wet het recht zoals dit gold voor inwerkingtreding van deze wet van toepassing, met uitzondering van artikel 83a (nieuw) van de Vw, tenzij het onderzoek door de rechtbank is gesloten.
12. Nu het bestreden besluit dateert van voor 20 juli 2015 is het recht zoals dit gold voor de inwerkingtreding van de wijziging van de Vw van toepassing. Nu sluiting van het onderzoek in deze zaak heeft plaatsgevonden na 20 juli 2015, omvat de toetsing van de rechtbank al wel het in artikel 83a (nieuw) van de Vw bedoelde volledig en ex nunc onderzoek naar zowel de feitelijke als de juridische gronden, met inbegrip van, indien van toepassing, een onderzoek naar de behoefte van internationale bescherming.
13. Ingevolge artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw, voor zover hier van belang, kan de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden ingetrokken indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag tot het verlenen zouden hebben geleid. Op grond van artikel 34, eerste lid, van de Vw kan een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd om die reden ook worden afgewezen.
14. Zoals blijkt uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) - waaronder de uitspraak van 13 februari 2009 in zaak nr. 200805405/1 (ECLI:NL:RVS:2009:BH3705) - ligt het, indien verweerder een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd intrekt, omdat zich de grond bedoeld in artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw voordoet, op zijn weg aannemelijk te maken dat zich die intrekkingsgrond voordoet. Als door verweerder aan deze bewijslast is voldaan, is het vervolgens aan de vreemdeling om het door de staatssecretaris geleverde bewijs te weerleggen.
15. Verweerder heeft door het laten opstellen van een individueel ambtsbericht door de minister van Buitenlandse Zaken op 15 mei 2014 beoogd aan de op hem rustende bewijslast te voldoen. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting niet kunnen verklaren waarom de onderzoeksvraag pas in 2014 is neergelegd bij de minister van Buitenlandse Zaken en niet in 2009 of 2012.
16. Een ambtsbericht kan worden aangemerkt als een deskundigenadvies ten behoeve van de uitoefening van diens bevoegdheden. Daartoe dient een dergelijk advies op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze informatie te verschaffen, onder aanduiding – voor zover mogelijk en verantwoord – van de bronnen, aan welke die informatie is ontleend. Indien aan deze eisen is voldaan, mag verweerder bij de besluitvorming in asielzaken van de juistheid van die informatie uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel daaraan. Ten aanzien van individuele ambtsberichten geldt dat, indien een individueel ambtsbericht het asielrelaas waarop het ziet, op essentiële punten weerspreekt, het aan de vreemdeling is om het ambtsbericht te weerleggen. De rechtbank verwijst voor dit toetsingskader naar vaste rechtspraak van de Afdeling, recentelijk nog de uitspraak van 11 januari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:129).
17. De rechtbank is van oordeel dat het IAB van 15 mei 2014 waarop verweerder zich beroept inzichtelijk en concludent is, maar dat verweerder zich in het bestreden besluit ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat uit het IAB kan worden geconcludeerd dat eiser de Keniaanse nationaliteit heeft.
18. De rechtbank acht hiertoe van belang dat in het IAB ook staat vermeld dat niet kon worden onderzocht of het Keniaans paspoort op rechtmatige wijze is verkregen en dat één bron, naar uit de onderliggende stukken blijkt: de vertrouwenspersoon, heeft aangegeven eiser te kennen onder de naam [naam4] , van Somalische nationaliteit.
Verder heeft eiser in zijn zienswijze van 7 juli 2014 terecht verwezen naar de volgende passage op pagina 47 van het AAB Somalië:
“ Het komt geregeld voor dat Somaliërs paspoorten weten te verwerven van de buurlanden Kenia, Ethiopië, Jemen en Djibouti door zich uit te geven voor staatsburgers van die landen. Dit is mogelijk omdat aldaar onvoldoende mechanismen aanwezig zijn om Somali uit Somalia te onderscheiden van etnische Somali die van oudsher in die landen wonen.”
Gelet hierop heeft verweerder niet deugdelijk gemotiveerd dat eiser niet de Somalische, maar de Keniaanse nationaliteit heeft. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat zich de in artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw genoemde intrekkingsgrond voordoet. Dit tast zowel het besluit tot intrekking van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, als het besluit tot afwijzing van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd aan.
19. Gelet op het voorgaande zal het beroep gegrond worden verklaard. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht en dient om die reden te worden vernietigd. Hetgeen overigens is aangevoerd, behoeft geen bespreking meer. Verweerder zal worden opgedragen een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd.
20. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte kosten. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 980 (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 490 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt op de aanvraag van eiser tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ad € 980 (negenhonderdtachtig euro), te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2016.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.