ECLI:NL:RBDHA:2016:13943
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van naamskeuze en adeldom in bestuursrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de geslachtsnaamwijziging van [zoon van eiser 1]. Eiser 1, de vader van [zoon van eiser 1], had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Veiligheid en Justitie, dat de aanvraag van zijn zoon voor geslachtsnaamwijziging in de naam '[geslachtsnaam eiser 1]' met de adellijke titel 'prins' en het predicaat 'Koninklijke Hoogheid' had toegewezen. De rechtbank oordeelde dat artikel 1:5, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek ook van toepassing is op kinderen die voor 1 januari 1998 zijn geboren, mits het vaderschap gerechtelijk is vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had geoordeeld dat [zoon van eiser 1] recht had op de geslachtsnaamwijziging, ondanks de bezwaren van eiser 1 en eiser 2, die stelden dat de belangen van eiser 2 niet waren meegenomen in het besluit. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover het bezwaar van eiser 2 niet-ontvankelijk was verklaard, maar verklaarde het beroep van eiser 1 ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de wetgeving omtrent adeldom en naamskeuze niet in strijd was met internationale verdragen en dat de belangen van eiser 2 niet rechtstreeks door het besluit werden geraakt. De rechtbank veroordeelde de minister tot betaling van proceskosten aan eiser 2.