ECLI:NL:RBDHA:2016:13823

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2016
Publicatiedatum
17 november 2016
Zaaknummer
NL16.2788 NL16.2791 NL16.2790 NL16.2789
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Roma uit Macedonië als kennelijk ongegrond met inreisverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2016 uitspraak gedaan over de asielaanvragen van een gezin van Roma uit Macedonië. De aanvragen zijn door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen als kennelijk ongegrond. De eisers, bestaande uit een vader, moeder en hun drie minderjarige kinderen, hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te verbieden totdat op hun beroep is beslist. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 28 oktober 2016 gehouden, waarbij de eisers werden vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. drs. J.M. Walls.

De rechtbank overweegt dat de afwijzing van de asielaanvragen is gebaseerd op het rechtsvermoeden dat Macedonië een veilig land van herkomst is. Dit is echter in eerdere uitspraken van de rechtbank onverbindend verklaard, omdat de beoordeling van de veiligheid in Macedonië niet op de juiste informatiebronnen was gebaseerd. De rechtbank concludeert dat de bestreden besluiten geen deugdelijke grondslag hebben en dat de asielaanvragen van eisers gegrond zijn. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten en wijst de aanvragen af als ongegrond, omdat niet is aangetoond dat eisers als vluchteling moeten worden aangemerkt of vrezen voor ernstige schade.

De rechtbank wijst ook de verzoeken om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding is om deze toe te wijzen. De staatssecretaris wordt veroordeeld in de proceskosten van de eisers. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. J.A.B. Koens, en is op 28 oktober 2016 verzonden aan de partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL16.2788 en NL16.2790 (beroep) en NL16.2789 en NL.16.2791 (verzoek)
V-nummers: [nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter en de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 28 oktober 2016 in de zaken tussen

[naam], geboren op [geboortedatum] , eiser en verzoeker,

[naam 1],geboren op [geboortedatum] , eiseres en verzoekster,
mede namens hun minderjarige kinderen:
[naam 2],geboren op [geboortedatum] ,
[naam 3],geboren op [geboortedatum] ,
[naam 4],geboren op [geboortedatum] ,
hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
gemachtigde: mr. S. Zwiers,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

gemachtigde
:mr. J.M.M. van Gils.

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 7 oktober 2016 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers als kennelijk ongegrond afgewezen.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld en de voorzieningenrechter
verzocht een voorziening te treffen die ertoe strekt uitzetting te verbieden totdat op hun
beroep is beslist.
Verweerder heeft op 24 oktober 2016 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2016. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. J.M. Walls, kantoorgenoot van hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank doet na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak. De rechtbank overweegt het volgende.
2. Eisers vormen een gezin, bestaande uit vader, moeder en drie minderjarige kinderen. Zij behoren tot de Roma en hebben allen de Macedonische nationaliteit. De asielaanvragen van eisers zijn bij de bestreden besluiten afgewezen als kennelijk ongegrond en daarbij is aan de beide ouders een inreisverbod opgelegd.
3. De bestreden besluiten berusten op het rechtsvermoeden dat Macedonië geldt als een veilig land van herkomst, aangezien Macedonië bij ministeriële regeling van 10 november 2015 op grond van artikel 3.105ba van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) als zodanig is aangewezen. In haar uitspraken van 19 september en 23 september 2016 (ECLI:
NL:RBDHA:2016:11317 en ECLI:NL:RBDHA:2016:11503) heeft deze rechtbank de aanwijzing van Macedonië als veilig land van herkomst onverbindend verklaard en daarbij overwogen dat verweerder zijn beoordeling of Macedonië een veilig land van herkomst is, niet heeft gebaseerd op de door artikel 3.105ba, tweede lid, van het Vb voorgeschreven informatiebronnen.
4. De rechtbank ziet in de bestreden besluiten, noch in de aanvullende toelichting van verweerder aanleiding voor een ander oordeel, nu hetgeen daarin is gesteld en overwogen niet afdoet aan de overwegingen van de rechtbank in genoemde uitspraken.
Gelet hierop ontberen ook de bestreden besluiten een deugdelijke grondslag, zodat de beroepen gegrond zijn. De bestreden besluiten komen deels voor vernietiging in aanmerking en de rechtbank ziet aanleiding om in aansluiting daarop zelf in de zaken te voorzien.
5. Verweerder heeft namelijk terecht geconcludeerd dat de aanvragen van eisers niet voor toewijzing in aanmerking komen, omdat niet aannemelijk is geworden dat eisers zijn aan te merken als vluchteling of te vrezen hebben voor ernstige schade.
Weliswaar is aannemelijk bevonden dat vader en moeder als Roma discriminatoir zijn behandeld in Macedonië, maar gelet op hun verklaringen daarover is niet aannemelijk geworden dat dit een dermate ernstig en stelselmatig karakter had dat zij niet in staat zijn om maatschappelijk en sociaal in Macedonië te functioneren. Verweerder heeft terecht gewezen op de verklaringen van eisers dat zij in Macedonië naar school zijn gegaan, dat zij hebben gewerkt, dat zij een uitkering ontvingen, dat zij een huurwoning hadden, dat zij verzekerd waren tegen ziektekosten en dat zij toegang hadden tot medische voorzieningen
6. Er is daarom aanleiding om de aanvragen als ongegrond af te wijzen.
7. Dit betekent dat er geen aanleiding is om de verzoeken om een voorlopige voorziening toe te wijzen. De verzoeken worden afgewezen.
8. Verweerder zal op na te melden wijze in de proceskosten worden veroordeeld.

Beslissing

De rechtbank, in de zaken met NL-nummers: 16.2788 en 16.2790:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten, voor zover daarbij de aanvragen zijn afgewezen als
kennelijk ongegrond en een inreisverbod is opgelegd voor de duur van twee jaren;
- wijst de aanvragen af als ongegrond in de zin van artikel 32, eerste lid, van de
Procedurerichtlijn en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de bestreden
besluiten voor zover deze zijn vernietigd;
- veroordeelt verweerder in de kosten van het beroep, ten bedrage van € 992
(negenhonderdtweeënnegentig euro), te betalen aan eisers.
De voorzieningenrechter, in de zaken met NL-nummers:16.2789 en 16.2791:
- wijst de verzoeken af:
- veroordeelt verweerder in de kosten ten bedrage van € 496,- (vierhonderdzesennegentig
euro), te betalen aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier, op 28 oktober 2016.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover deze ziet op de beroepen, kan binnen één week na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.