In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2016 een beschikking gegeven over de beëindiging van het gezag van de moeder over de minderjarige [de minderjarige 1]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSJ) te benoemen tot voogdes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder, mede gezien de problematiek van de minderjarige, niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige op zich te nemen. De ouders functioneren op verstandelijk beperkt niveau en hebben in het verleden onvoldoende hulpverlening geaccepteerd, wat heeft geleid tot ernstige zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de hechtingsproblematiek van de minderjarige, die meer driftbuien vertoont en veel bevestiging vraagt. De rechtbank concludeert dat de moeder niet in staat is om de zorg voor de minderjarige te combineren met de zorg voor haar andere kinderen, en dat er geen verwachting is dat de situatie op korte termijn zal verbeteren. De rechtbank heeft ook overwogen dat de hechting van de minderjarige aan de huidige pleegouders van groot belang is voor haar toekomstige ontwikkeling.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten het gezag van de moeder te beëindigen en de WSJ tot voogdes te benoemen, met als doel de belangen van de minderjarige te waarborgen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.