[eiser sub 1] c.s. legt aan de vorderingen ten grondslag dat sprake is van een groot aantal schendingen van processuele vormvoorschriften van openbare orde die nietigheid tot gevolg hebben van de rechterlijke beslissingen en executiehandelingen. De rechtbank leidt uit de door [eiser sub 1] c.s. ingenomen stellingen af dat hij doelt op de navolgende schendingen:
1) ten aanzien van de dagvaarding van 7 oktober 2011: Deze dagvaarding is uitgebracht door het wettelijk nimmer bestaand hebbende gerechtsdeurwaarderskantoor LAVG, vestiging Eindhoven, dat dus een valse hoedanigheid heeft aangenomen. Aan de vereisten van artikel 17 van de Gerechtsdeurwaarderswet is niet voldaan. Dit kantoor blijkt nimmer gecertificeerd te zijn geweest, noch is het als gerechtsdeurwaarderskantoor geregistreerd geweest bij de Kamer van Koophandel, noch bij de rechtbank Oost-Brabant. Hierdoor is niet voldaan kunnen worden aan het bepaalde in de artikelen 403, derde lid, en 439, derde lid, Rv. [gedaagde sub 2] is verantwoordelijk voor deze omissie en de rechtbank eveneens, nu laatstgenoemde is tekortgeschoten in haar toezicht op de bij haar geregistreerde deurwaarders. Voorts heeft [gedaagde sub 2] in deze dagvaarding drie verschillende hoedanigheden aangenomen: als eiseres “ [gedaagde sub 2] ”, als procesadvocaat “mw. mr. [… 1] ” en als behandelend advocaat “mr. [… 2] ”, terwijl haar geslachtsnaam vóór en na het huwelijk “ [gedaagde sub 2] ” luidt. Voorts heeft zij bij de ondertekening van processtukken niet dezelfde handtekening gebruikt die zij gebruikt bij de ondertekening van andersoortige formele stukken. Deze defecten in de dagvaarding maken niet alleen de gehele dagvaarding ongeldig, maar leiden ook tot de nietigheid van alle rechtsgevolgen van de dagvaarding, tot het arrest van 28 mei 2013 aan toe.
2) ten aanzien van de zittingen van 27 oktober 2011 en 17 januari 2012: Ondanks het verzoek daartoe is van deze zittingen geen proces-verbaal opgemaakt, terwijl de voorzitter van de civiele sector van de rechtbank ’s-Hertogenbosch inzage in het procesdossier heeft geweigerd.
3) ten aanzien van het vonnis van 27 oktober 2011: Dit vonnis is gewezen terwijl de vonnis-wijzende rechter tijdens de zitting van die datum reeds was gewraakt, hetgeen in strijd is met het bepaalde in artikel 37, vijfde lid, Rv en artikel 225, derde lid, Rv.
4) ten aanzien van het herstelvonnis van 31 oktober 2011: Dit vonnis is tot stand gekomen zonder wederhoor, hetgeen in strijd is met het bepaalde in artikel 31 en 32 Rv.
5) ten aanzien van het vonnis van 31 januari 2012: Van dit vonnis zijn twee verschillende versies uitgegeven; één bij wijze van grosse en één over de fax verstuurde versie, slechts voorzien van twee stempelhandtekeningen. Deze versies zijn niet ondertekend door de voorzitter en de griffier, hetgeen strijd oplevert met het bepaalde in artikel 160, tweede lid, Rv en artikel 230, derde lid, Rv en bovendien niet voorzien van de vermeldingen “in naam der Koningin” en “in aanwezigheid van de griffier” waardoor niet kan worden nagegaan of de griffier heeft deelgenomen aan de beraadslagingen. Dit levert strijd op met het bepaalde in artikel 120 GW en artikelen 5 en 7 RO. Deze versies zijn niet betekend aan [eiser sub 1] en de stichting, maar wel in strijd met artikelen 430, derde lid, en 439, derde lid, Rv geëxecuteerd met behulp van exploten van het non-existente deurwaarderskantoor LAVG Eindhoven.
6) ten aanzien van de zitting van 1 oktober 2012: Eerst anderhalf jaar later, op 10 april 2014, is een proces-verbaal verstrekt dat ten onrechte is opgemaakt als grosse. De (anonieme) handtekeningen onder het verstrekte exemplaar zijn niet dezelfde als die onder de minuut van dit proces-verbaal.
7) ten aanzien van het arrest van 28 mei 2013: Er zijn door medewerkers van het hof tegenstrijdige mededelingen gedaan over wie de minuut van dit arrest hebben ondertekend, terwijl de minuut door de voorzitter en de griffier dient te worden ondertekend en niet door de rolraadsheer. De minuut is eerst op
16 april 2015 van de griffie verkregen. De grosse van dit arrest is slechts ondertekend door de enkele vermelding “w.g. griffier w.g. rolraadsheer”. Het arrest ontbeert voorts de mededeling “in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier”, waardoor niet valt na te gaan of de verplichting dat de griffier deelneemt aan de beraadslagingen is nageleefd. In dit arrest wordt ten slotte een niet-bestaand vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Hertogenbosch vernietigd, te weten een vonnis van 31 januari
2013, hetgeen het gehele arrest nietig maakt. Bovendien wordt onder nummer 4.6 van dit arrest een niet-bestaand arrest van dat hof vermeld, namelijk een arrest van 7 mei 2013. Het gaat niet aan dat een willekeurige griffie-medewerker een gerechtelijk product kan beïnvloeden.
8) ten aanzien van een veertigtal executie-exploten: Deze exploten zijn voor het merendeel betekend door het wettelijk nimmer bestaand hebbende gerechtsdeurwaarderskantoor LAVG, vestiging Eindhoven.