ECLI:NL:RBDHA:2016:1297

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2016
Publicatiedatum
10 februari 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 1863
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor verplaatsing trambaan niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2016 uitspraak gedaan in een beroep tegen een omgevingsvergunning die was verleend voor het verplaatsen van de trambaan tussen de Javabrug en het Hubertusviaduct. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag had op 12 februari 2015 een omgevingsvergunning verleend aan de gemeente Den Haag, welke vergunning betrekking had op de activiteit 'handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening'. Eisers, bestaande uit een vereniging en een B.V., hebben tegen dit besluit beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat hun procesbelang was vervallen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de omgevingsvergunning op 9 december 2015 onherroepelijk was geworden door de vaststelling van het bestemmingsplan 'Archipelbuurt e.o.', waarmee het bouwplan in overeenstemming was. Hierdoor was er geen belang meer voor eisers om het beroep inhoudelijk te laten beoordelen, aangezien het bouwplan nu zonder afwijking van het bestemmingsplan gerealiseerd kon worden. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de eisers niet in hun verzoek werden ontvangen.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 15/1863

uitspraak van de meervoudige kamer van 9 februari 2016 in de zaak tussen

1. [eiser 1] ([eiser 1])te [plaats],
2. [eiser 2] B.V. ([eiser 2])te [plaats], eisers
(gemachtigden: mrs. G.C.W. van der Feltz en M.G. Nielen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. M.C. Remeijer-Schmitz).

Procesverloop

Bij besluit van 12 februari 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan de gemeente Den Haag een omgevingsvergunning verleend als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor het verplaatsen van de trambaan tussen de Javabrug en het Hubertusviaduct te Den Haag.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juni 2015.
Namens eisers is verschenen gemachtigde [persoon A], vergezeld door [persoon B], werkzaam bij [onderneming X], en [persoon C] en [persoon D], bestuursleden van [eiser 1].
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, [persoon E], [persoon F], [persoon G], [persoon H], [persoon I], vergezeld van [persoon J], werkzaam bij [onderneming Y].
De rechtbank heeft het onderzoek op 15 juli 2015 heropend om de op 7 juli 2015 door verweerder ingezonden informatie bij de beoordeling van het beroep te kunnen betrekken en eisers in de gelegenheid te stellen op deze informatie te reageren. Eisers hebben bij brief van 28 juli 2015 gereageerd.
Partijen hebben de rechtbank toestemming verleend zonder nadere zitting uitspraak te doen, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.
Bij brief van 12 november 2015 hebben eisers aan de rechtbank een afschrift gezonden van hun bericht van diezelfde datum aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) dat zij hun beroep tegen het bestemmingsplan “Archipelbuurt e.o.” intrekken.
Hierop heeft de rechtbank op 18 november 2015 het onderzoek nogmaals heropend. Zij heeft eisers verzocht mee te delen welke gevolgen de intrekking van hun beroep tegen genoemd bestemmingsplan heeft voor hun standpunten in de onderhavige zaak. Verweerder heeft zij verzocht te berichten welke gevolgen naar zijn oordeel deze intrekking heeft voor de beoordeling van het beroep van eisers.
Bij brief van 23 respectievelijk 25 november 2015 hebben verweerder en eisers gereageerd.
Nadat partijen toestemming hebben verleend zonder nadere zitting uitspraak te doen, heeft de rechtbank het onderzoek weer gesloten.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. De gemeente Den Haag heeft op 23 januari 2014 bij verweerder een aanvraag gedaan voor het verplaatsen van de trambaan tussen de Javabrug en het Hubertusviaduct. Deze aanvraag houdt verband met het herinrichten van de Koninginnegracht te Den Haag en heeft betrekking op de activiteit “handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening”. De trambaan zal met circa 2,2 meter worden verlegd in de richting van de gevels van de Koninginnegracht in verband met de aanpassing van het tracé voor Netwerk RandstadRail (NRR) Lijn 9.
1.2
Verweerder heeft besloten de procedure als bedoeld in paragraaf 3.3 van de Wabo te volgen.
1.3
Het ontwerpbesluit alsmede de aanvraag en de bijbehorende bescheiden hebben vanaf 7 oktober 2014 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen.
1.4
[eiser 1] heeft bij brief van 13 november 2014 een zienswijze ingediend. Bij brief van 20 oktober 2014 heeft [eiser 2] een zienswijze ingediend.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend. De zienswijze van [eiser 1] is bij dit besluit niet-ontvankelijk verklaard. Verder is bepaald dat de vergunning op grond van artikel 6.2 van de Wabo terstond na de bekendmaking in werking treedt.
3. Eisers kunnen zich niet met het bestreden besluit verenigen en hebben op daartoe aangevoerde gronden beroep ingesteld.
4. Met betrekking tot de belanghebbendheid van eisers overweegt de rechtbank het volgende.
4.1
Ingevolge artikel 7:1, in samenhang met artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan alleen een belanghebbende bezwaar maken, respectievelijk beroep instellen tegen een besluit. Onder belanghebbende wordt ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt, dient er sprake te zijn van een voldoende objectief bepaalbaar eigen, persoonlijk belang dat een betrokkene in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
4.2
[eiser 1] heeft blijkens artikel 2 van haar statuten onder meer tot doel het behartigen van belangen van de leden als bewoners en eigenaren van onroerend goed aan de Koninginnegracht en ondernemers van aan de Koninginnegracht gevestigde bedrijven, onder meer voor de bescherming van het monumentale karakter, de parkeergelegenheid, verkeersdoorstroming en bereikbaarheid van de woningen en bedrijven aan de Koninginnegracht en directe omgeving, in de ruimste zin genomen.
4.3
Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat er door [eiser 1] feitelijke werkzaamheden worden verricht die passen binnen haar statutaire doelstellingen. Zo heeft zij voor de verlegging van de trambaan een alternatief ontwikkeld. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat [eiser 1] door het bestreden besluit rechtstreeks wordt getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigt. Aldus moet zij als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb worden aangemerkt.
4.4
[eiser 2] is enig aandeelhouder in [Y] Beheer B.V. ([Y]) en [Z] B.V. ([Z]). [Y] en [Z] zijn eigenaar van de panden gelegen aan de Koninginnegracht [huisnummer] respectievelijk Koninginnegracht [huisnummer]. Deze panden liggen in het her in te richten gebied en langs het te verleggen tramtracé.
4.5
Gezien de locatie van de panden is de rechtbank van oordeel dat de belangen van hun eigenaars [Y] en [Z] zodanig samenhangen met het bestreden besluit, dat deze daarbij rechtstreeks zijn betrokken. Het belang van [eiser 2] loopt, als enig aandeelhouder in deze vennootschappen, zo parallel en is zo verweven met dat van [Y] en [Z], dat ook zij als belanghebbende is aan te merken.
5.1
De rechtbank stelt vast dat ten tijde van het bestreden besluit ter plaatse het bestemmingsplan “Archipelbuurt/Willemspark II” gold. De percelen waarop de trambaan is voorzien hebben de bestemming “Openbaar vervoerbaan” respectievelijk “Straat”. Niet in geschil is dat wat laatstgenoemde bestemming betreft ten tijde van het bestreden besluit strijd met de planvoorschriften bestond.
5.2
Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3o, van de Wabo kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
5.3
Met toepassing van deze bepaling is verweerder afgeweken van het bestemmingsplan en heeft hij voor het bouwplan omgevingsvergunning verleend als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo (c-vergunning).
5.4
De rechtbank overweegt ambtshalve als volgt. Bij besluit van 18 december 2014 heeft de raad van de gemeente Den Haag het bestemmingsplan “Archipelbuurt e.o.” vastgesteld. Eisers hebben hun tegen dit besluit bij de Afdeling ingestelde beroep ingetrokken. Bij uitspraak van 9 december 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3732) heeft de Afdeling het beroep van de resterende appellanten ongegrond verklaard. Dit bestemmingsplan, waarmee het bouwplan in overeenstemming is, is daarmee op 9 december 2015 onherroepelijk geworden. Nu niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan een belang bij een beoordeling van de afwijking van het voorheen geldende bestemmingsplan “Archipelbuurt/Willemspark II” moet worden aangenomen, moet worden geoordeeld dat eisers geen belang meer hebben bij deze beoordeling. Het bouwplan kan nu immers zonder afwijking van het bestemmingsplan, en dus zonder c-vergunning, worden gerealiseerd, omdat het in overeenstemming is met het bestemmingsplan “Archipelbuurt e.o.” (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 13 oktober 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO0258).
5.5
Eisers hebben dus geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroep dat enkel betrekking heeft op de procedure omtrent en de inhoudelijke beslissing tot afwijking van het bestemmingsplan. Het beroep moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
6. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.P.M. Meskers, voorzitter, en mr. drs. H.M. Braam en mr. N.S.M. Lubbe, leden, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.