2.15.Bij brief van 14 maart 2016 heeft de NKGB het volgende bericht aan de directie van DAS:
"Ik schrijf u aan in uw hoedanigheid van unieke aandeelhouder van DAS Legal Finance B.V., dat meerderheidsaandeelhouder is in de Cannock Chase Holding B.V. met 70%.
Ik stel u langs deze weg formeel op de hoogte van de bedenkelijke praktijken van uw dochtervennootschap Cannock Chase.
Het is namelijk zo dat zij een overeenkomst heeft afgesloten met een Belgische gerechtsdeurwaarder, met als doel de inning van Nederlandse parkeerbelastingen die werden geheven op Belgische wagens die in Nederland niet over een geldig parkeerbewijs beschikten.
Sinds enkele jaren is de gegevensuitwisseling tussen de bevoegde Belgische en Nederlandse instanties niet meer mogelijk, wat voor beide landen (en meer precies hun gemeenten of de concessiehouders van publieke parkings) een probleem vormde. Om die reden hebben onze landen ook een bilaterale overeenkomst gesloten die aan de situatie zal verhelpen.
Cannock Chase heeft echter klaarblijkelijk besloten om niet te wachten op de inwerkingtreding van dit verdrag en heeft de invordering van de parkeerbelastingen uitbesteed aan een Belgische gerechtsdeurwaarder, dhr. [X] .
Tot zover geen probleem, doch wanneer deze overeenkomst als primair doel heeft om de betrokken overtreders teidentificeren aan de hand van de nummerplaat, stellen zich een aantal ernstige juridische bezwaren.
De Belgische gerechtsdeurwaarders hebben namelijk wel toegang tot de DIV-databank, doch enkel indien zij beschikken over een in België geldige titel om beslag te leggen. Het kan dan gaan om bewarend zowel als uitvoerend beslag.
Zij mogen hun toegang echter niet gebruiken worden om personen te identificeren aan de hand van een nummerplaat, om na identificatie deze personen (minnelijk of gerechtelijk) te vervolgen voor hun overtreding. Dit geldt zowel t.o.v. Belgische als buitenlandse opdrachtgevers.
De Nationale Kamer heeft op dat vlak klachten moeten ontvangen, en dit niet enkel van individuele Belgische inwoners doch ook van de Privacycommissie (de Belgische Autoriteit Persoonsgegevens) en de FOD Mobiliteit (het Belgische Ministerie van mobiliteit, beheerder van de DIV-databank).
Er lijkt tot mijn teleurstelling sprake van een zeer grootschalig en systematisch misbruik dat werd opgezet door Cannock Chase en gerechtsdeurwaarder [X] . Er zijn veel en ernstige aanwijzingen dat deze laatste wel degelijk zijn toegang tot de DIV-database heeft gebruiktin opdracht van Cannock Chaseom de houders van nummerplaten te identificeren. Hij deelde de nodige gegevens mee aan Cannock Chase, dat vervolgens overging tot het verzenden van een aanmaning naar de betrokken Belgische inwoner. Indien deze niet betaalde, stelde Cannock Chase een dwangbevel op en bezorgde dit dwangbevel aan de gerechtsdeurwaarder¹. Deze dreigde vervolgens met een gedwongen uitvoeringsprocedure teneinde de betrokken Belgische inwoners tot betaling te doen overgaan.
De gerechtsdeurwaarder is voor deze zwaarwichtige praktijken doorverwezen naar de tuchtcommissie.
Cannock Chase gaat terzake echter niet vrijuit. Het is een professionele dienstverlener inzake inning van schuldvorderingen, met een eigen Juridische dienst en uitgebreide expertise terzake. Één en ander omtrent privacybescherming is bepaald op Europees niveau (Richtlijn 95/46/EG dd. 24 oktober 1995) en dus gelijklopend in beide landen. Cannock Chase kende ook de juridische problematiek omtrent de invordering van onbetaalde parkeerbelastingen door Belgische onderdanen. Cannock Chase kan zich bijgevolg niet verschuilen achter enige verschonende onwetendheid. Zij wordt geacht, net zoals de gerechtsdeurwaarder in kwestie, op de hoogte te zijn van de relevante regels en wordt geacht deze strikt te respecteren.
Terzake moest overigens ook worden vastgesteld dat Cannock Chase in het door haar opgestelde dwangbevel telkenmale 39EUR aanrekende voor de betekening/terpostbezorging van dat dwangbevel. Voor zover mijn bevoegde diensten konden vaststellen, heeft geen enkel Belgische inwoner dergelijk dwangbevel ontvangen van Cannock Chase. Ik vraag me bijgevolg ten zeerste af waarop Cannock Chase zich baseert om een "betekening" aan te tekenen die nooit werd gedaan, en of zulke praktijk wel een toetsing van de Autoriteit Consument & Markt
zou doorstaan.
Terzake heeft de Nationale Verslaggever, lid van mijn Directiecomité, per brief van 11 december 2015 contact opgenomen met Cannock Chase teneinde de situatie uit te klaren. Cannock Chase heeft op 14 januari 2016 bij monde van dhr. [eiser] een antwoord gegeven waarbij het zich verschuilt achter de gerechtsdeurwaarder. Op 28 januari 2016 heeft de Verslaggever het gewezen op haar verantwoordelijkheid als opdrachtgever. Per brief van 23 februari mochten wij een reactie ontvangen waarbij dhr. [eiser] de Verslaggever uitnodigde "één en ander te kunnen bespreken met een bakje koffie." Ik voeg de correspondentie toe in bijlage.
Gezien de ernst van de feiten kan zulk laconiek antwoord voor mij absoluut niet door de beugel.
Ik zie mij dan ook verplicht er bij u, in uw hoedanigheid van hoofdaandeelhouder, ernstig op aan te dringen de nodige stappen te ondernemen zodat niet alleen dergelijke praktijken niet meer zullen voorvallen in de toekomst, doch ook dat de verantwoordelijken voor het misbruik van voorgaande jaren de passende gevolgen zullen ondervinden."