ECLI:NL:RBDHA:2016:1288
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vrijstelling van het middelenvereiste voor vreemdelingen in het kader van gezinshereniging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Soedanese eiseres en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar referent, die de Nederlandse nationaliteit heeft, te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen omdat de referent niet voldeed aan het middelenvereiste zoals neergelegd in artikel 3.22 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). De rechtbank oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de referent gedurende zeven jaar was vrijgesteld van de actieve sollicitatieplicht, niet voldoende was om aan te tonen dat hij blijvend niet in staat zou zijn om aan de plicht tot arbeidsinschakeling te voldoen. De rechtbank benadrukte dat er geen medische verklaring was overgelegd die de stelling van de eiseres onderbouwde dat de referent niet in staat zou zijn om binnen een jaar arbeidsinschakeling te realiseren.
De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiseres over de toepassing van de Gezinsherenigingsrichtlijn en het arrest Chakroun besproken. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris alle relevante omstandigheden had betrokken bij zijn beoordeling en dat de eiseres niet had aangetoond dat de referent aan de voorwaarden voor vrijstelling van het middelenvereiste voldeed. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.