ECLI:NL:RBDHA:2016:12849
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de VI-regeling op ongewenste vreemdelingen zonder geldige verblijfstitel
In deze zaak vordert de eiser, thans gedetineerd, dat de Staat hem in vrijheid stelt na het uitzitten van twee derde van zijn gevangenisstraf, of dat de voorbereidingen voor een voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) worden gestart. De eiser is een ongewenste vreemdeling die in Nederland verblijft zonder geldige verblijfstitel. Hij heeft een lange strafblad en is eerder ongewenst verklaard. De rechtbank behandelt de vordering in kort geding en overweegt dat de eiser geen recht heeft op de VI-regeling, omdat deze niet van toepassing is op vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf. De rechtbank wijst erop dat de eiser via de gratieprocedure kan proberen om zijn straf te verkorten, maar dat dit niet aan de voorzieningenrechter is om te beoordelen. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van de eiser worden afgewezen, en dat hij de kosten van het geding moet vergoeden.