Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
behandeld door mr. H.J. Koenraad en mr. P.L. Tjiam, advocaten te Amsterdam. De zaak is voor [gedaagde] behandeld door de advocaat voornoemd en mr. N. Wiersma, advocaat te
Amsterdam.
1.De procedure
- de dagvaarding van 14 juli 2015 met producties 1 tot en met 6, inclusief een proceskostenspecificatie op de voet van artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv);
- de rolvoeging op verzoek van partijen met de zaken met zaaknummers /rolnummers 493475 / HA ZA 15-866 en 491189 / HA ZA 15-734;
- de conclusie van antwoord van 23 september 2015, met producties 1 tot en met 4;
- het tussenvonnis van 28 oktober 2015 waarin een comparitie van partijen is bevolen;
- de op 5 januari 2016 ingekomen akte overlegging producties, tevens houdende wijziging eis van L’Oréal, met producties 7 tot en met 9 (waaronder een aanvullend proceskostenoverzicht);
- de op 18 januari 2016 ingekomen akte overlegging producties van L’Oréal, met producties 10 en 11 (waaronder een nadere proceskostenspecificatie);
- de op 18 januari 2016 ingekomen nadere proceskostenspecificatie van [gedaagde] ;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 19 januari 2016, met daaraan
- de brief van 3 februari 2016 van mr. Overdijk en de brief van 4 februari 2016 van
- de brief van 4 februari 2016 van mr. Tjiam met daarbij gevoegd een procesvolmacht van de houder van het merk GIORGIO ARMANI;
- de zowel door L’Oréal als door [gedaagde] bij brieven van 22 februari respectievelijk
GIORGIO ARMANI na te zenden. Nadat bij brief van 28 januari 2016 van mr. Tjiam om nadere aanhouding is verzocht, hebben partijen bij brieven van 3 februari en 4 februari 2016 aan de rechtbank bericht dat geen akkoord is bereikt en is om vonnis gevraagd. Eveneens bij brief van 4 februari 2016 heeft L’Oréal de procesvolmacht van de houder van het merk GIORGIO ARMANI nagezonden. Daarna heeft nog een briefwisseling tussen partijen plaatsgevonden over door mr. Overdijk bij brief van 3 februari 2016 gevoegde onthoudingsverklaringen en over de (nagezonden) procesvolmacht(en). Bij brief van 9 februari 2016 heeft de rechtbank partijen bericht dat voor zover na de comparitie van partijen nieuwe, niet ter zitting besproken stukken (onthoudingsverklaringen) zijn overgelegd en een nader inhoudelijk debat is gevoerd, dit niet in lijn is met de ter zitting gemaakte afspraken en dat die onthoudingsverklaringen alsmede de correspondentie in zoverre buiten beschouwing zullen worden gelaten. Daarbij heeft de rechtbank de comparitie van partijen gesloten en de zaak verwezen naar de rol van 13 april 2016 voor vonnis.
2.De feiten
GIORGIO ARMANImet nummer 000504258, ingeschreven op 8 maart 1999;
GIORGIO ARMANImet nummer 437479, ingeschreven op 20 april 1978;
domeinnaam parfumamor.nl. [gedaagde] is geen (door L’Oréal of de betrokken merkhouders)
erkend wederverkoper van de L’Oréal-merken. Op zijn website zijn een aantal L’Oréal-merken onjuist geschreven of gespeld, zoals ‘ARMANI’ in plaats van GIORGIO ARMANI en ‘LANCOME’ in plaats van LANCÔME.
cellofaan geopend was geweest en duidelijk zichtbaar weer was dicht geplakt, bij een aantal verpakkingen zelfs zeer slordig, waarbij onder meer de volgende afbeeldingen werden
gevoegd:
bijvoorbeeld goed zichtbaar was bij de volgende verpakking:
parfumamor.nl proefaankopen gedaan, ditmaal van de parfums ‘CODE HOMME’ van het merk GIORGIO ARMANI en ‘HYPNOSE’ van het merk LANCÔME. REACT heeft ook deze verpakkingen onderzocht en heeft gerapporteerd dat de verpakking van eerstgenoemd parfum nog in oorspronkelijke staat lijkt te zijn. Van de verpakking van het parfum van het merk LANCÔME is het cellofaan verwijderd geweest en slordig weer dicht geplakt, is de kartonnen verpakking losgesneden en weer dicht geplakt en is uit de binnenzijde van die kartonnen verpakking een strook karton weggesneden. In dit rapport zijn onder meer de
volgende afbeeldingen opgenomen:
19 januari 2016) heeft [gedaagde] deze boete betaald.
3.Het geschil
genoemd: de “Parfumerieproducten”) de kartonnen verpakking en/of het cellofaan en/of de codering en/of identificatienummers te verwijderen en/of te beschadigen en/of daartoe aan derden opdracht te verlenen;
verwijdering van de codering en/of identificatienummers en/of waarop deze nummers onleesbaar zijn gemaakt en/of waarvan de originele cellofaanverpakking is verwijderd, beschadigd, of vervangen en/of waarvan de originele kartonverpakking is
beschadigd (in de vorderingen door L’Oréal verder genoemd: de “Inbreukmakende Producten”);
verklaring te verstrekken aan de advocaat van L’Oréal, goedgekeurd door een registeraccountant (RA), op grond van een onderzoek van de boeken van [gedaagde] gecontroleerde en van een goedkeurende accountantsverklaring voorziene, schriftelijke opgave te doen toekomen (met aangehecht relevante kopieën van facturen, (bank)afschriften en andere documenten) waaruit, voor zo ver mogelijk, het volgende blijkt:
(uitgesplitst per merk en per toeleverancier);
verkocht en/of geleverd (uitgesplitst per merk);
gekocht en/of geleverd gekregen inclusief alle bijbehorende facturen en documenten ten aanzien van deze leveranciers en wederverkopers met betrekking tot de aankoop, betaling en levering van alle Parfumerieproducten in deze periode;
opgave nog in voorraad heeft;
alsmede een gedetailleerde opgave van de door [gedaagde] als gevolg van de inbreukmakende en onrechtmatige handelingen genoten winst, uitgesplitst per merk;
afnemers te benaderen en hen te verzoeken de Inbreukmakende Producten terug te sturen aan [gedaagde] , onder verzending van kopieën van de relevante correspondentie aan de advocaat van L’Oréal;
recallzoals bedoeld onder VI en VII hierboven, binnen 30 dagen en daarna nogmaals binnen 3 maanden dagen na betekening van dit vonnis onder toezicht van een gerechtsdeurwaarder te laten vernietigen en van beide vernietigingen een proces-verbaal van
constatering (met foto’s) te laten opstellen dat binnen 3 dagen aan de advocaten van L’Oréal zal worden gestuurd;
€ 5.000,- per overtreding van het hiervoor onder I t/m VIII bepaalde, waarbij de verkoop van één Inbreukmakend Product heeft te gelden als één overtreding, alsmede
€ 1.000,- voor iedere dag (een gedeelte van een dag daaronder begrepen) dat deze overtreding voortduurt;
profiteren en bewust gebruik te maken van wanprestatie van (sub)afnemers uit het selectieve distributiestelsel van L’Oréal als grondslag voor de vorderingen laten vallen. L’Oréal voert thans nog het volgende aan.
voorraad heeft of vervoert of laat vervoeren die buiten de Europese Economische Ruimte (EER) in het verkeer zijn gebracht, maakt hij inbreuk op de L’Oréal-merken in de zin van artikel 2.20 lid 1 onder a, b en c BVIE [1] en artikel 9 lid 1 sub a, b en c GMVo [2] , nu hij daartoe geen toestemming heeft verkregen van L’Oréal. Voor zover de door [gedaagde] verhandelde L’Oréal-parfums door of met toestemming van L’Oréal in de EER in het verkeer zijn
gebracht, heeft L’Oréal op grond van artikel 2.23 lid 3 BVIE en 13 lid 2 GMVo gegronde reden zich daartegen te verzetten, nu de verpakkingen van de L’Oréal-parfums (vervolgens) ontdaan zijn van hun productcodes en daardoor zijn beschadigd, zodat de toestand van die luxueuze waren is gewijzigd of verslechterd nadat zij in het verkeer zijn gebracht, waardoor de kwaliteit van de producten is verslechterd en het sterke, luxueuze imago van de L’Oréal-merken wordt aangetast. Door de decodering en beschadiging van de L’Oréal-parfums wordt aldus afbreuk gedaan aan de herkomstgarantiefunctie en aan de kwaliteitsgarantiefunctie van de L’Oréal-merken. Daarnaast is het decoderen, althans het verkopen van
gedecodeerde producten onrechtmatig. [gedaagde] maakt door het aanbieden van aangetaste en gedecodeerde L’Oréal-producten ook inbreuk op persoonlijkheidsrechten van L’Oréal op de (verpakking van de) L’Oréal-parfums in de zin van artikel 25 lid 1 sub c en d van de
Auteurswet. Door de inbreuk en het onrechtmatig handelen lijdt L’Oréal schade, bestaande uit omzet- en winstderving, alsook reputatieschade, waarvoor [gedaagde] aansprakelijk is.
gedane toezegging dat hij de spelling en omschrijving van de L’Oréal-merken op zijn
website zou corrigeren, niet is nagekomen.
betrekt bij Europese leveranciers en alleen die producten koopt die voor de Europese markt bestemd zijn, zodat hij er vanuit gaat dat de L’Oréal-parfums met toestemming van L’Oréal in de EER in het verkeer zijn gebracht. [gedaagde] heeft voorts niet zodanig zwaar beschadigde L’Oréal-parfums verhandeld dat L’Oréal een gegronde reden heeft zich daartegen te
verzetten. Bij de door REACT onderzochte verpakkingen gaat het om lichte beschadigingen en om punten die geen beschadiging als zodanig opleveren, waardoor geen afbreuk wordt gedaan aan het imago of de reputatie van de L’Oréal-merken. Het is bovendien maar de vraag of de hoge maatstaf die voor luxeartikelen geldt nog steeds zou moeten gelden voor parfums, omdat inmiddels voor elke prijsklasse een parfum beschikbaar is. [gedaagde] had als kleine ondernemer geen idee dat hij geen gedecodeerde producten mocht verkopen en
bovendien was het voor hem niet duidelijk welke en hoeveel van de door hem aangekochte L’Oréal-parfums gedecodeerd waren. Om alle discussie kort te sluiten, heeft [gedaagde] een
eenzijdige onthoudingsverklaring opgesteld, zodat L’Oréal geen zorgen meer behoefde te hebben over de verkoop door hem van gedecodeerde en/of beschadigde producten. Deze verklaring brengt mee dat L’Oréal geen belang meer heeft bij haar op dit punt ingestelde vorderingen, althans ontbreekt het haar aan een geldige reden zich te verzetten tegen de
verhandeling van de L’Oréal-parfums door [gedaagde] . Het enkele en ondanks de door
gedane inspanningen (om de gedecodeerde L’Oréal-parfums uit zijn voorraad te
verwijderen en te mijden) daags na de getekende onthoudingsverklaring bij [gedaagde]
aangetroffen gedecodeerde L’Oréal-parfum rechtvaardigt toewijzing van de vorderingen niet.
verweer gevoerd tegen een aantal specifieke vorderingen.
ingeroepen merken, zodat haar de vorderingen die op de L’Oréal-merken zijn gebaseerd
dienen te worden ontzegd.
4.De beoordeling
Bevoegdheid
procedure reeds schriftelijk zouden hebben bevestigd, een bundeltje op schrift gezette en door de betreffende merkhouders ondertekende procesvolmachten overgelegd. Daarbij
geven de merkhouders L’Oréal de bevoegdheid voor eigen rekening en risico al hetgeen te doen wat nodig is om in Nederland de L’Oréal-merken te handhaven onder meer jegens [gedaagde] . Met uitzondering van het merk CACHAREL is van alle gestelde procesvolmachten een schriftelijk exemplaar in het door L’Oréal overgelegde bundeltje aangetroffen.
Volgens afspraak is ter bevestiging van het bestaan van de procesvolmacht voor het merk GIORGIO ARMANI na de zitting een ondertekende procesvolmacht van die merkhouder overgelegd. L’Oréal heeft aldus het bestaan van de gestelde procesvolmachten voor nagenoeg alle L’Oréal-merken onderbouwd met een schriftelijke volmacht.
dagvaarding gevolmachtigd was. Met die schriftelijke procesvolmachten zou volgens
voor het eerst en dus te laat door de betreffende merkhouders aan L’Oréal een
procesvolmacht worden verleend. [gedaagde] wijst er daarbij ook op dat de Hoge Raad
herhaaldelijk heeft geoordeeld dat de hoedanigheid van een procespartij niet hangende de procedure kan worden gewijzigd. De rechtbank gaat aan dit betoog van [gedaagde] voorbij en wel om de volgende redenen.
verwoord dat een letterlijke uitleg van de tekst daarvan zou kunnen zijn dat per datum van ondertekening van het betreffende stuk, dus na de datum van dagvaarding, of zelfs na de
datum van de comparitie van partijen, een volmacht aan L’Oréal wordt verstrekt, doet er niet aan af dat die als bevestiging kunnen dienen voor de al van meet af aan door L’Oréal ingenomen stelling dat zij voor de merkhouders als procesgevolmachtigde optreedt. Uit die ondertekende volmachten blijkt immers de wil van de merkhouders om de bevoegdheid voor het handhaven van de L’Oréal-merken in Nederland aan L’Oréal te laten, terwijl voor het bestaan van een procesvolmacht geen voorwaarde is dat die op schrift is gesteld. [gedaagde] is ook zelf van het bestaan van die bevoegdheid van L’Oréal uitgegaan, nu hij jegens haar een onthoudingsverklaring heeft ondertekend en zonder voorbehoud daags voor de comparitie van partijen aan haar de boete van € 1.000,- wegens overtreding van de onthoudingsverklaring heeft betaald.
partijen tussen partijen gevoerde correspondentie, in elk geval wat het de standpunten van [gedaagde] over de procesvolmachten betreft, komt zij niet toe aan het verzoek van [gedaagde] (bij brief van 23 februari 2016) tot het nemen van een nadere akte op dit punt.
hebben aangetoond dat [gedaagde] verpakkingen met L’Oréal-parfums heeft verkocht en
geleverd waarvan de productcodes zijn verwijderd, gewijzigd, vervangen of onzichtbaar
gemaakt (dat verwijderen, wijzigen, vervangen of onzichtbaar maken van die productcodes hierna ook: ‘decoderen’ genoemd), waardoor die verpakkingen in meer of mindere mate zijn beschadigd.
enkele ontbreken van de productcodes op de verpakking de herkomstgarantiefunctie van de L’Oréal-merken aantast en daarom reeds een gegronde reden voor verzet tegen verdere
verhandeling oplevert in de zin van artikel 2.23 lid 3 BVIE en artikel 13 lid 2 UMVo.
Volgens vaste rechtspraak kan een merkhouder zich immers niet zonder meer met een
beroep op zijn merkrecht ertegen verzetten dat producten die door hem binnen de EER in het verkeer zijn gebracht en waarop door hemzelf zijn merk is aangebracht, door een derde worden gedecodeerd, nu daarmee niet in alle gevallen afbreuk wordt gedaan aan de functie van een merk dat aan de consument of eindverbruiker de identiteit van oorsprong van het merkproduct wordt gewaarborgd. [4] L’Oréal heeft niet gemotiveerd gesteld dat in het
onderhavige geval het decoderen niet aan de door de rechtspraak ontwikkelde vereisten voor ompakking voldoet.
gerichte betoog van [gedaagde] .
omdat inmiddels voor elke prijsklasse een parfum beschikbaar is, leest de rechtbank geen betwisting van de stelling van L’Oréal dat de L’Oréal-parfums luxe producten zijn en de L’Oréal-merken in het bezit zijn van een luxe/prestigieus imago, zodat daarvan zal worden uitgegaan.
gemaakte afbeelding van het door REACT aangeschafte parfum ‘HYPNOSE’ van LANCÔME in de pleitnota gevoegd van een beschadiging aan het karton:
zodanig dat voor de consument het luxe/prestigieus imago en daarmee de kwaliteitsgarantiefunctie van de L’Oréal-merken wordt aangetast.
parfumverpakkingen (door de methode daarvan), zoals L’Oréal heeft gesteld, kan er in deze procedure vanuit worden gegaan dat L’Oréal een gegronde reden heeft zich te verzetten
tegen verhandeling van de gedecodeerde L’Oréal-parfums. Dat niet bij elke
verpakking die beschadigingen/wijzigingen zonder (opnieuw) openen van het cellofaanomhulsel en/of het karton voor een handelaar als [gedaagde] (makkelijk) zichtbaar zouden zijn, maakt dat niet anders.
leveranciers zou ontvangen, zoals hij heeft gesteld, is – voor zover al juist – mogelijk van belang in verhouding tot zijn leveranciers, maar kan niet worden tegengeworpen aan L’Oréal nu toerekenbaarheid geen vereiste is voor merkinbreuk. Voor zover [gedaagde]
genoemd gebrek aan toerekenbaarheid als verweer voert in het kader van de vordering tot schadevergoeding zal dat verweer in een eventuele schadestaatprocedure aan de orde
kunnen komen. Overigens geldt dat de handeling van [gedaagde] die volgens L’Oréal onrechtmatig is (en schade veroorzaakt) niet het decoderen of beschadigen als zodanig is, maar het verder verhandelen van door decodering beschadigde producten. [gedaagde] heeft niet betwist dat die verdere verhandeling aan hem moet worden toegerekend.
inbreuk heeft gemaakt op de L’Oréal-merken. De vorderingen die daarop zijn gebaseerd zijn dus in beginsel toewijsbaar.
verpakking. Een dergelijke verhandeling levert volgens L’Oréal naast merkinbreuk ook
auteursrechtinbreuk en een onrechtmatige daad op. De gevorderde verboden, alsmede de
nevenvorderingen V – IX kunnen echter alle worden gebaseerd op de geconstateerde merkinbreuk. Wat betreft vordering XIII (schadevergoeding/winstafdracht) geldt dat niet is
gesteld of gebleken dat de geleden schade of gederfde winst in verband met de gestelde auteursrechtinbreuk meer of anders behelst dan de schade of winstafdracht in verband met de merkinbreuk. Hetzelfde geldt voor de schade als gevolg van de gestelde onrechtmatige daad
bestaande uit het verhandelen van gedecodeerde L’Oréal-parfums. Gelet hierop valt niet in te zien welk separaat belang L’Oréal nog heeft bij onderzoek van de auteursrechtelijke grondslag en de onrechtmatige daad.
ondertekend en L’Oréal daarom geen belang meer heeft bij die vorderingen, wordt verworpen. Vast staat dat na het ondertekenen van de onthoudingsverklaring door REACT bij [gedaagde] een L’Oréal-parfum is besteld dat net als de eerder aangekochte L’Oréal-parfums
gedecodeerd was en waarvan de verpakking beschadigd bleek te zijn (zie 2.6). Dat het
daarbij zou gaan om een incident, zoals [gedaagde] heeft gesteld, blijkt nergens uit en doet er voorts niet aan af dat de onthoudingsverklaring niet is nageleefd. Nu [gedaagde] zich niet heeft gehouden aan zijn eigen onthoudingsverklaring, in combinatie met de stelling van [gedaagde] dat wijzigingen en/of beschadigingen voor hem zonder heropenen van de verpakking moeilijk zichtbaar kunnen zijn, blijft een reële dreiging bestaan van herhaling van het inbreukmakende handelen, en behoudt L’Oréal dus in beginsel belang bij haar op die grond ingestelde vorderingen. [gedaagde] heeft voorts niet weersproken dat de onthoudingsverklaring met boetebeding kennelijk onvoldoende is geweest om hem ertoe te bewegen de spellingsfouten van de website te verwijderen. L’Oréal heeft daarom ook belang bij een bevel tot nakoming. In hoeverre de vorderingen toewijsbaar zijn, komt in het navolgende (verder) aan de orde.
verpakking is gedecodeerd, die verpakking (het karton en/of cellofaanomhulsel) in vorenbedoelde zin is beschadigd en/of gewijzigd, zal als “Inbreukmakend Product” volgens de
vorderingen worden beschouwd een L’Oréal-parfum in gedecodeerde verpakking, oftewel een “gedecodeerd L’Oréal-parfum”.
gevorderde verklaringen zullen dus worden afgewezen.
(opnieuw) verwijderen van het cellofaanomhulsel en/of de kartonnen verpakking niet of nauwelijks te zien (of te voelen) zou zijn of een product gedecodeerd is, zoals [gedaagde]
suggereert, wordt gelet op de aard en omvang van de bij de gedane aankopen geconstateerde wijzigingen/beschadigingen, alsook de stelling van [gedaagde] bij de comparitie van partijen, verworpen. Tijdens de zitting is van de zijde van [gedaagde] immers verklaard dat in elk geval aan een verdikking in de barcodesticker is vast te stellen dat een parfumverpakking gedecodeerd is.
handelingen niet verricht niet door L’Oréal is bestreden. Vordering XII wordt gelet op het in r.o. 4.19 overwogene toegewezen, met dien verstande dat omwille van de praktische uitvoerbaarheid een wat ruimere termijn voor nakoming zal worden bepaald.
belang bij het niet verstrekken van genoemde informatie niet (nader) heeft onderbouwd, oordeelt de rechtbank dat het belang van L’Oréal aanleiding geeft tot toewijzing van de
vordering voor wat betreft dat onderdeel. L’Oréal heeft verder met argumenten weersproken dat het onmogelijk voor [gedaagde] zou zijn om gegevens betreffende gedecodeerde
producten uit zijn administratie te halen. [gedaagde] zou bijvoorbeeld op het woord ‘
decoded’ (of vergelijkbare woorden) op facturen kunnen zoeken, hij zou zijn leveranciers om deze
informatie kunnen vragen, of via batch-nummers gedecodeerde partijen kunnen achterhalen. Nu dit door [gedaagde] niet is betwist, gaat de rechtbank ervan uit dat deze mogelijkheden door [gedaagde] kunnen worden benut om ook aan vordering V voor wat betreft die onderdelen te voldoen. Omwille van de praktische uitvoerbaarheid wordt de termijn voor opgave bepaald op twee maanden.
assurancedoor een registeraccountant. De rechtbank is er ambtshalve mee bekend dat een registeraccountant, zeker als die
accountant niet de huisaccountant is, die
assuranceniet kan geven. Toewijzing van het
gevorderde leidt derhalve gemakkelijk tot executieproblemen (vergelijk arresten van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch in de zaak Stichting Pictoright / Art & Allposters International B.V.: onder meer ECLI:NL:GHSHE:2012:BX8701, ECLI:NL:GHSHE:2013:3019 en met name ECLI:NL:GHSHE:2014:809). Een minder ver strekkende opdracht tot het maken van een “rapport van feitelijke bevindingen”, zoals door gerechtshof ’s-Hertogenbosch voorgestaan (vergelijk ECLI:NL:GHSHE:2014:809 onder r.o. 13.10.5), biedt naar het
oordeel van de rechtbank de merkhouder geen extra zekerheid ten aanzien van de juistheid van de opgave, omdat de accountant daarin kennelijk volgens zijn gedragsregels geen
conclusies mag trekken. De accountant kan niet verklaren dat de opgave een getrouwe
weergave van de werkelijkheid vormt en/of dat er geen aanwijzingen zijn dat de opgave
onjuist of onvolledig is. Gelet op de beperkte zekerheid die een rapport van feitelijke bevindingen de merkhouder zal bieden naast de op te leggen dwangsom, rechtvaardigt dat niet de aanzienlijke kosten die daarmee gemoeid zijn, althans heeft L’Oréal zulks niet inzichtelijk gemaakt. Om die reden zal de rechtbank de gevorderde accountantsverklaring niet toewijzen (vergelijk rechtbank Den Haag 2 juli 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:8293, inzake Fleurop / Topbloemen).
aangenomen moet worden dat deze parfums bestemd zijn voor die verhandeling. De stelling van [gedaagde] dat deze maatregelen te ver gaan voor een eenmalige schending van de
onthoudingsverklaring miskent dat deze vorderingen gebaseerd zijn op de (voorafgaand aan de onthoudingsverklaring) geconstateerde inbreuken. Zijn stelling dat hij niet weet wie zijn professionele en particuliere afnemers zijn, heeft [gedaagde] op geen enkele manier concreet gemaakt. Daarbij ligt in de rede dat wanneer wordt gezocht op bedrijfsnamen, of afkortingen zoals “V.O.F.” of “B.V.” of op een KVK-inschrijvingsnummer wel degelijk een
selectie op professionele afnemers kan worden gemaakt.
toegewezen. [gedaagde] heeft de vordering tot afdracht van de met de inbreuk genoten winst niet afzonderlijk bestreden, zodat deze zal worden toegewezen. Winstafdracht en schadevergoeding kunnen slechts cumuleren voor zover de schadevergoeding geen betrekking heeft op de door L’Oréal gederfde winst (vordering XIII). Nu L’Oréal de aanvankelijke vorderingen niet heeft gebaseerd op de spellingswijze van een aantal L’Oréal-merken op de website www.parfumamor.nl, althans daar geen grondslag voor heeft gegeven, en na wijziging van eis niet heeft gesteld dat de (ongewijzigde) vordering tot vergoeding van schade ook
– mede – ziet op die spellingsfouten, zal [gedaagde] slechts worden veroordeeld tot vergoeding van de schade van L’Oréal als gevolg van de merkinbreuk.
separate vordering in te stellen tot vergoeding van de kosten van opsporing van de inbreuk. Nu L’Oréal heeft verzuimd aan te geven wat de grondslag voor die (door [gedaagde] betwiste) vordering is, zal die vordering worden afgewezen.
gemaakt na de conclusie van antwoord voor vergoeding in aanmerking komen nu L’Oréal haar grondslag voor de eis daarna drastisch heeft gewijzigd zodat de kosten die vóór dat
moment gemaakt zijn niet (langer) redelijk en evenredig zijn in de zin van artikel 1019h Rv. [gedaagde] heeft gesteld dat sprake is van een eenvoudige zaak in de zin van de Indicatietarieven. De rechtbank oordeelt daarover als volgt.
(griffierecht) en € 83,97 (dagvaardingskosten), oftewel in totaal een bedrag van € 8.922,97, zal worden toegewezen aan proceskosten.
5.De beslissing
gekocht en/of geleverd gekregen, dan wel voor derden onder zich heeft (uitgesplitst per merk en per toeleverancier);
geleverd (gekregen);
MEDEDELING”, en daaronder uitsluitend de navolgende tekst op te nemen en deze daar drie (3) maanden geplaatst te houden, alsmede deze tekst op de tijdlijn van de Facebookpagina van Parfumamor te plaatsen en daar één (1) maand bovenaan en direct zichtbaar op de tijdlijn houden:
recallzoals bedoeld onder 5.3. en 5.4. hierboven, binnen 30 dagen en daarna nogmaals binnen drie (3) maanden na betekening van dit vonnis onder toezicht van een gerechtsdeurwaarder te laten vernietigen en van beide vernietigingen een proces-verbaal van constatering (met foto’s) te laten opstellen dat binnen drie (3) dagen aan de advocaten van L’Oréal zal worden gestuurd;