ECLI:NL:RBDHA:2016:11829

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 september 2016
Publicatiedatum
3 oktober 2016
Zaaknummer
09/857187-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor het telen van hennepplanten en het voorhanden hebben van wapens en munitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 september 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van 72 hennepplanten en het voorhanden hebben van een gasdrukwapen en munitie. De verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het telen van hennep, het voorhanden hebben van een wapen van categorie I en het voorhanden hebben van munitie van categorie III. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 maart 2015 in Waddinxveen, samen met een medeverdachte, een gasdrukwapen en munitie voorhanden had. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 1 januari 2015 tot en met 12 maart 2015 opzettelijk 72 hennepplanten geteeld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit van gewoontewitwassen, omdat er onvoldoende bewijs was voor een bewezenverklaring. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook beslist over de inbeslaggenomen goederen, waarbij sommige goederen aan de verdachte zijn teruggegeven en andere zijn onttrokken aan het verkeer. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de risico's die verbonden zijn aan het ongecontroleerd bezit van wapens en drugs.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/857187-15
Datum uitspraak: 28 september 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 14 september 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Sleeswijk Visser en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. L. Tricoli, advocaat te Alphen aan den Rijn, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 maart 2015 te Waddinxveen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een)
wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een US Combat 1911 gasdrukwapen,
zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen
een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een)
voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;
2.
hij te Waddinxveen, althans in Nederland, op of omstreeks 12 maart 2015,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, munitie
van categorie III, te weten 24 .38 kaliber patronen (merk Sellier & Bellot)
en/of 50 .22 Long Rifle patronen (merk CCI), voorhanden heeft gehad;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2014 tot
en met 12 maart 2015, te Waddinxveen, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging et een ander of anderen, althans alleen, (telkens) van het plegen
van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte
(telkens) een of meer voorwerpen, te weten een Volkswagen Passat TDI en/of een
Bennelli Tornado motorfiets en/of een killerbee Custom bromfiets en/of twee
mini quads en/of een kajuit met boothanger (merk Topcraft) en/of vijf
telvisies en/of een geldbedrag van 11.828,80 euro, verworven, voorhanden
gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een
Volkswagen Passat TDI en/of een Bennelli Tornado motorfiets en/of een
killerbee Custom bromfiets en/of twee mini quads en/of een kajuit met
boothanger (merk Topcraft) en/of vijf telvisies en/of een geldbedrag van
11.828,80 euro, gebruik gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 12 maart 2015
te Waddinxveen, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig
heeft/hebben gehad:
(ongeveer) 72 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen
daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,
zijnde hennep/hash een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
en/of
tezamen en in vereniging, met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk
aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van
ongeveer 3552 gram henneptoppen en/of knipresten van hennepplanten en/of
ongeveer 2018,8 gram hasjies, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer
dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Op 6 maart 2015 zijn bij de politie meldingen binnen gekomen, dat [verdachte] en zijn partner, medeverdachte [medeverdachte] , in hun woonwagen aan de [adres 1] een hennepkwekerij in een tent zouden hebben. Ook is die dag gemeld dat [verdachte] zou handelen in vuurwapens en dat veel geld in de woonwagen aanwezig zou zijn. Uit onderzoek is vervolgens gebleken dat [verdachte] en [medeverdachte] beiden een antecedent op het gebied van de Opiumwet hebben. Verder waren er in 2014 al verschillende meldingen gedaan van hennepteelt op de [adres 1] . Naar aanleiding van de meldingen op 6 maart 2015 is op 10 maart 2015 onderzoek gedaan naar het energieverbruik van de bewuste woning. Daaruit bleek dat er vanaf 5 juni 2013 tot 5 juni 2014 een verbruik is geweest van ruim 15.000 kwh, terwijl het verbruik het jaar daarvoor ruim 8000 kwh was.
Op 11 maart 2015 is een machtiging tot binnentreden afgegeven op grond van verdenking van overtreding van de Opiumwet. Op 12 maart 2015 werd de woning binnengetreden en een onderzoek ingesteld. In een afgesloten kamer, die met een sleutel werd geopend door verdachte, werd vervolgens een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen.
Daarna heeft [verdachte] een schriftelijke verklaring ondertekend waarin hij en [medeverdachte] de politie toestemming geven de woning te doorzoeken “in verband met de mogelijke aanwezigheid van vuurwapens en geld.”
Vervolgens is door de politie een gasdrukwapen, munitie, hennep en hasjiesj en ruim € 10.000 ,- aangetroffen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden met dien verstande dat ten aanzien van feit 4 niet bewezen kan worden dat verdachte de hasjiesj t
ezamen en in vereniging met een andervoorhanden heeft gehad. Ten aanzien van de onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie eveneens betoogd dat niet kan worden bewezen dat verdachte deze feiten samen met zijn partner [medeverdachte] heeft begaan. Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
3.3
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is betoogd dat de doorzoeking van de woning van [verdachte] onrechtmatig is geweest. In dit verband heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende feiten en omstandigheden waren om een verdenking op grond van de Opiumwet te kunnen rechtvaardigen. Verder was de machtiging tot binnentreden van de woning afgegeven op grond van verdenking van overtreding van de Opiumwet, terwijl de (daarna) verkregen toestemming om de woning te doorzoeken op iets anders zag, namelijk: wapens en geld. Volgens de raadsman betekent dit dat de woning is doorzocht zonder toereikende, rechtsgeldige toestemming. Het voorgaande brengt volgens de raadsman mee dat al hetgeen uit de doorzoeking is verkregen, van het bewijs dient te worden uitgesloten.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft de verdachte ter terechtzitting ontkend dat het wapen en de munitie die in de schuur van de woning zijn aangetroffen, van hem zijn.
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging vrijspraak bepleit, nu [verdachte] een verklaring heeft voor het aangetroffen geld en de aangetroffen goederen, die niet zo onwaarschijnlijk is dat zou kunnen worden geconcludeerd dat deze zaken van misdrijf afkomstig zijn.
Ten aanzien van feit 4 heeft de verdediging betoogd dat er slechts één oogst is geweest en dat voor het begin van de periode 21 januari 2015 aangehouden dient te worden omdat dat de datum is waarop de politie warmtebeelden heeft gemaakt van de woning van verdachte.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Bewijsuitsluiting?
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de feiten en omstandigheden, zoals onder 3.1. weergegeven, in hun onderlinge samenhang bezien een verdenking van overtreding van de Opiumwet rechtvaardigden. Dit betekent dat het binnentreden van de woning rechtmatig moet worden geacht.
Voorts staat vast dat [verdachte] – nadat de woning reeds was binnengetreden en nadat daarin een hennepkwekerij was aangetroffen – schriftelijk toestemming heeft gegeven voor een doorzoeking van de woning in verband met de mogelijke aanwezigheid van vuurwapens en geld in zijn woning. Dat die toestemming tot doorzoeking op andere zaken zag dan de afgegeven machtiging tot binnentreden in de woning kan aan die toestemming niet afdoen, net zomin als de omstandigheid dat bij die doorzoeking vervolgens ook drugs zijn aangetroffen en in beslag zijn genomen. Als de politie bij een doorzoeking stuit op strafbare goederen, in casu drugs, mogen deze in beslag worden genomen. Daarbij komt dat de verdediging niet heeft gesteld in welk rechtens te beschermen belang [verdachte] door de voormelde gang van zaken is geschaad.
Gelet op het voorgaande wordt het verweer, strekkende tot bewijsuitsluiting, verworpen.
Feiten 1 en 2
Feiten en omstandigheden
In de groene schuur bij de woning werden een blauwe bodywarmer en een oranje jas - beide hangende aan een haakje aan het plafond - aangetroffen. In de rechter jaszak van de bodywarmer bevonden zich een vuurwapen, twaalf gaspatronen, een busje met stalen kogeltjes en twintig patronen (vuurwapen). In de linker jaszak van de oranje jas werden in een boterhamzakje vier patronen voor een vuurwapen aangetroffen.
In een bovenkastje van de keuken van de woning werd een doosje munitie aangetroffen met daarin vijftig patronen. Het doosje munitie zat in een doosje oordopjes. [2]
Uit nader onderzoek naar het aangetroffen wapen is gebleken dat het een gasdrukwapen van het model US Combat 1911 is. Het is een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie I sub 7 van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 3 onder a van de Regeling wapens en munitie. Het wapen is geschikt om projectielen door een loop af te schieten. Het wapen vertoont voor wat betreft vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis met een vuurwapen van het merk Colt model 1911. [3]
Uit nader onderzoek naar de aangetroffen munitie blijkt dat het gaat om vierentwintig stuks .38 Special kaliber (soort: Semi Wadcutter, merk: Sellier & Bellot) en vijftig stuks .22 Long Rifle kaliber (soort: Soft Noses, merk: CCI). De beide soorten aangetroffen munitie is munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie. [4] [5]
Op 14 maart 2015 heeft [medeverdachte] gezegd: “
Dat vuurwapen dat is aangetroffen, dat is geen echt wapen hoor, dat is een gasdrukpistool. [6] Een dag later is [medeverdachte] gevraagd wat zij met haar hiervoor weergegeven opmerking bedoelde. [medeverdachte] verklaarde toen: “
Mijn man heeft een keer een gaswapen gekocht, weet ik veel wat het was. Met patronen. [7] Ook verklaarde zei: “
Het was een zwart wapen, hij had het thuis. Maar ik vond het een nep ding. [8]
[verdachte] heeft verklaard dat hij lid is van twee schietverenigingen en dat hij met een .22 wapen schiet. [9] [verdachte] houdt het voor mogelijk dat hij de .22-patronen die zijn aangetroffen in het keukenkastje eerder heeft meegenomen van de schietvereniging. [10]
Nadere bewijsoverwegingen
Vooropgesteld moet worden dat voor een veroordeling ter zake van het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van artikel 13 respectievelijk 26 van de Wet Wapens en Munitie vereist is dat sprake is geweest van een meer of mindere mate van bewustheid bij de verdachte omtrent de aanwezigheid van dat wapen of die munitie (vgl. HR 26 januari 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1169). In dit licht bezien overweegt de rechtbank als volgt.
Het gasdrukwapen is in een bodywarmer in de schuur van de woning van [verdachte] en [medeverdachte] aangetroffen, terwijl uit de verklaring van laatstgenoemde kan worden opgemaakt dat dit wapen van [verdachte] was. [medeverdachte] was van de aanwezigheid van dit vuurwapen klaarblijkelijk op de hoogte. Het kan niet anders, dan dat ook verdachte zich bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van het wapen. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden dat zij dit gasdrukwapen tezamen en in vereniging voorhanden hebben gehad.
Eveneens kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat [verdachte] de .38-munitie (20 patronen) voorhanden heeft gehad. Deze munitie is aangetroffen in dezelfde bodywarmer, meer in het bijzonder: bij het wapen dat blijkens de verklaring van [medeverdachte] van [verdachte] was. Dit brengt mee dat ook de vier in de oranje jas, die net als de bodywarmer aan een haakje in de groene schuur hing, aangetroffen .38-patronen van [verdachte] moeten zijn geweest. Voorts kan wettig en overtuigend worden bewezen dat [verdachte] de 50 patronen .22-munitie voorhanden heeft gehad. Deze munitie bevond zich in de keuken van [verdachte] en het betreft munitie waarvan hij blijkens zijn eigen verklaring bij de schietvereniging gebruik maakte.
Nu uit het dossier onvoldoende kan worden afgeleid dat [medeverdachte] van de aanwezigheid van de munitie op de hoogte was, kan niet worden bewezen dat [verdachte] feit 2 tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd. Van dit onderdeel zal hij worden vrijgesproken.
Feit 3
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor een bewezenverklaring van gewoontewitwassen, nu [verdachte] en [medeverdachte] niet een op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld en de goederen hebben gegeven. Niet kan worden uitgesloten dat deze zaken zijn verkregen uit de uitkeringen van het UWV aan [medeverdachte] , waarover beide verdachten hebben verklaard.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank [verdachte] vrijspreken van dit feit.
Feit 4
Feiten en omstandigheden
In een (voormalige) slaapkamer van de woning werd in een growtent een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. In potten stonden 72 hennepplanten van ongeveer 30 centimeter hoog. [11] Daarnaast werd in de woning onder meer het volgende aangetroffen:
  • een wit vat (met rode deksel) met daarin 1.718 gram droge vermalen knipresten;
  • twee ronde bakjes met respectievelijk 338 en 497 gram hennepresten;
  • een tas met daarin een gripzak met 1.000 gram vrouwelijke henneptoppen;
  • vier plakken hasjiesj met respectievelijk de nettogewichten: 496,9 - 513,6 - 496,7 en 482,8 gram;
  • twee gripzakjes met de nettogewichten 21,2 en 5,6 gram hasjiesj.
Verbalisanten roken telkens de karakteristieke geur van hennep, respectievelijk hasjiesj. [12]
De fraudespecialist van Stedin Netbeheer heeft op basis van het stroomverbruik in relatie tot de aangetroffen vervuiling geconcludeerd dat er één oogst is geweest. Zijn bevindingen komen erop neer dat het stroomverbruik past bij een kweekcyclus van 70 dagen (eerste oogst) en 4 weken (leeftijd aangetroffen planten). [13]
De plakken hasjiesj werd aangetroffen in een zwarte poef in de woonkamer in een blauwe plastic zak en de brokjes hasjiesj werden aangetroffen in een pot chocolade cornflakes in een tv meubel. [14]
[medeverdachte] heeft op 15 maart 2015 verklaard dat zij ervan op de hoogte was dat [verdachte] in de slaapkamer van haar oudste dochter een hennepkwekerij had gebouwd. Ook heeft zij verklaard dat er een eerdere oogst was geweest en dat zij samen met [verdachte] hennep heeft geknipt. De henneptoppen die in de zak zijn aangetroffen, zijn van een eerdere oogst. [15] Dat [medeverdachte] hennep had geknipt, heeft zij ook eerder op 12 maart 2015 verklaard. [16]
[verdachte] heeft verklaard dat hij een kwekerij had in de woning met ongeveer 75 planten. [17] Ter terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat er één oogst is geweest en dat hij de opbrengst nog niet had verkocht, en dat deze in de woning lag. Ten aanzien van de aangetroffen hasjiesj heeft [verdachte] verklaard dat hij dit heeft van iemand waarvan hij de naam niet wil noemen. [18]
Nadere bewijsoverwegingen
Gelet op het aantreffen van de kwekerij, de bevindingen van Stedin en op hetgeen [verdachte] en [medeverdachte] omtrent de kwekerij hebben verklaard, kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat zij tezamen en in vereniging 72 hennepplanten hebben geteeld. Voor de bewezen te verklaren periode zal de rechtbank uitgaan van de duur van één oogstcyclus (70 dagen) vermeerderd met de leeftijd van de aangetroffen planten (4 weken). Anders dan de raadsman ziet de rechtbank derhalve geen aanleiding om de bewezen te verklaren periode op 21 januari 2015 aan te laten vangen.
Nu wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat [verdachte] en [medeverdachte] tezamen en in vereniging hennep hebben gekweekt, kan naar het oordeel van de rechtbank evenzeer worden bewezen dat zij de in de woning op verschillende plekken aangetroffen opbrengst van de hennepoogst tezamen en in vereniging aanwezig hebben gehad.
Ten aanzien van de aangetroffen hasjiesj zal de rechtbank wettig en overtuigend bewezen verklaren dat [verdachte] deze hasjiesj voorhanden heeft gehad, maar hem vrijspreken van het medeplegen daarvan, nu niet kan worden bewezen dat [medeverdachte] van de aanwezigheid van de hasjiesj op de hoogte was.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen dat:
1.
hij op 12 maart 2015 te Waddinxveen, tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie I onder 7°, te weten een US Combat 1911 gasdrukwapen, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
2.
hij te Waddinxveen op 12 maart 2015, munitie van categorie III, te weten 24 .38 kaliber patronen (merk Sellier & Bellot) en 50 .22 Long Rifle patronen (merk CCI), voorhanden heeft gehad;
4.
hij in de periode van 1 januari 2015 tot en met 12 maart 2015 te Waddinxveen, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft geteeld 72 hennepplanten zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, en
tezamen en in vereniging
,met een ander althans alleen opzettelijk
aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van ongeveer 3552 gram henneptoppen en/of knipresten van hennepplanten en/of
2016,8gram hasjies
j, zijnde hasjiesj en/of hennep telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte ter zake het onder de feiten 1, 2 en 4 tenlastegelegde een taakstraf voor de duur van tweehonderd uur, subsidiair honderd dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, en een gevangenisstraf voor de duur van vier weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar zal worden opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Over de strafmaat heeft de verdediging zich niet uitgelaten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van 72 hennepplanten. Daarnaast heeft verdachte een aanzienlijke hoeveelheid hennep en hasjiesj opzettelijk aanwezig gehad. Verdachte heeft op deze manier bijgedragen aan de productie van middelen die bedreigend zijn voor de volksgezondheid. Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Wet wapens en munitie, door een gasdrukwapen – dat niet van een echt wapen was te onderscheiden - en 74 patronen geschikt voor vuurwapens voorhanden te hebben. Het ongecontroleerd bezit van een wapen en munitie brengt een groot veiligheidsrisico met zich mee. Het is algemeen bekend dat dergelijke voorwerpen voor criminele doeleinden gebruikt kunnen worden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie d.d. 17 augustus 2016 betreffende de verdachte. Hieruit blijkt dat aan verdachte in de periode van vijf jaren voorafgaande aan de bewezen verklaarde feiten in verband met een snelheidsovertreding met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank oplegging van een taakstraf zoals geëist door de officier van justitie passend en geboden. De rechtbank zal aan verdachte eveneens een voorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de officier van justitie geëist opleggen, enerzijds teneinde de ernst van de door verdachte gepleegde feiten te benadrukken, en anderzijds teneinde verdachte ervan te weerhouden andermaal strafbare feiten te plegen.

7.De inbeslaggenomen goederen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 10, 11, 13 en 14 genummerde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer en dat de onder 1 tot en met 9 en 12 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de rechthebbende, [verdachte] en dat het onder 15 genummerde voorwerp zal worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
7.2
De standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat alle voorwerpen die nog niet aan de rechthebbenden zijn teruggeven – met uitzondering van de wapens en de munitie -, aan verdachte moeten worden teruggeven.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 10, 11, 13 en 14 genummerde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de bewezen verklaarde feiten zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Teruggave aan de verdachte
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de rechthebbende [verdachte] gelasten van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 5, 9 en 12 genummerde goederen.
Ten aanzien van de onder 6 tot en met 8 genummerde goederen hoeft de rechtbank geen beslissing te nemen aangezien deze goederen reeds aan [verdachte] zijn teruggeven (zie kvi’s p. 58-60 en bewijs van ontvangst, p. 230).
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Gelet op de ontkenning van [verdachte] dat hij rechthebbende is op het onder 15 genoemde goed, te weten ‘paintball’ munitie, kan verdachte niet zonder meer als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal om die reden ten aanzien van dat voorwerp de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst II;
- 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de tenlastegelegde feiten onder 1, 2 en 4 heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de tijd van 200 (TWEEHONDERD) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 100 (HONDERD) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (VIER) weken;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 10, 11, 13 en 14 genummerde voorwerpen, te weten:
10 1.00 STK Wapen Kit zwart, US ARMY 1911
11 12.00 STK Patroon, UMAREX i2g
13 24.00 STK Patroon, SPECIAL .38
14 50.00 STK Patroon, CCI 221r
gelast de teruggave aan veroordeelde van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 5, 9 en 12 genummerde voorwerpen, te weten:
1. STK Televisie K1:zwart, PHILIPS flatscreen, g1278236
2 1.00 STK Televisie Kl:zwart, PHILIPS, g1278227
3 1.00 STK Televisie K1:zwart, LG, g1278234
4 1.00 STK Televisie, SAMSUNG LED, g1278225
5 1.00 STK Televisie K1:zwart, JVC, g1278232
9 Geld, Nederlands, € 11.825,90
12 1.00 STK Bodywarmer Kl:blauw, HAVED.
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het op de beslaglijst onder 15 genummerde voorwerp, te weten
15 1500.00 STK Munitie, EB .177
heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J.M. Gielen-Winkster, voorzitter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
mr. E.A. Lensink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. B. Schaafsma, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 september 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL 1500-2015074059, van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn-Gouda, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 tot en met 508).
2.Proces-verbaal van bevindingen van 15 maart 2015, p. 26 tot en met p. 29.
3.Proces-verbaal van 13 maart 2015, p. 204 en p. 205.
4.Proces-verbaal van 13 maart 2015, p. 200 en p. 201.
5.Proces-verbaal van 13 maart 2015, p. 202 en p. 203.
6.Proces-verbaal van bevindingen van 14 maart 2015, p. 135.
7.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] van 15 maart 2015, p. 145.
8.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] van 15 maart 2015, p. 151.
9.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 12 maart 2015, p. 113.
10.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 september 2016.
11.Proces-verbaal van bevindingen van 16 maart 2015, p. 158 e.v.
12.Proces-verbaal van 13 maart 2015, p. 195 e.v.
13.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 20 maart 2015, p. 241-243.
14.Proces-verbaal van bevindingen van 15 maart 2015, p. 26 tot en met p. 29.
15.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] van 15 maart 2015, p. 144 e.v.
16.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] van 12 maart 2015, p. 142.
17.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 14 maart 2015, p. 111 e.v.
18.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.