Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
‘spitten’van de cel aan [eiser] zijn teruggegeven en dat er geen stukken in beslag zijn genomen.
Rechtbank Den Haag
Op 10 februari 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag in een kort geding uitspraak gedaan over een gedetineerde die een rechtszaak had aangespannen tegen de Staat der Nederlanden. De gedetineerde, die een levenslange gevangenisstraf uitzit, had zich beklaagd over een celinspectie die op 17 november 2015 had plaatsgevonden. Tijdens deze inspectie waren processtukken en advocatenpost van de gedetineerde verwijderd, wat hij als onrechtmatig beschouwde. De rechter verklaarde de gedetineerde niet-ontvankelijk in zijn vorderingen, omdat er binnen de gevangenis nog mogelijkheden waren om zijn beklag te doen bij de beklag- en beroepscommissie. De rechter oordeelde dat de gedetineerde niet had onderbouwd waarom hij de beslissing van de beklagcommissie niet kon afwachten. Daarnaast werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de Staat onjuist had gehandeld tijdens de celinspectie. De beklagcommissie had op 20 januari 2016 de klacht van de gedetineerde behandeld, en de rechter oordeelde dat de gedetineerde de uitkomst daarvan moest afwachten voordat hij naar de civiele rechter kon stappen. De rechter benadrukte dat de procedure bij de beklagcommissie voldoende rechtsbescherming bood en dat de gedetineerde niet kon worden ontvangen in zijn vorderingen.