In deze zaak heeft de kantonrechter te 's-Gravenhage op 29 september 2016 uitspraak gedaan in een verstekvonnis tussen de besloten vennootschap Intrum Justitia Nederland B.V. als eisende partij en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van een bedrag van € 1.955,12, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een overeenkomst die gedaagde had gesloten met Vodafone Libertel B.V. voor een telefoonabonnement met toestel. De telecomaanbieder had de vordering op gedaagde aan de eisende partij gecedeerd. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst tot koop op afbetaling niet rechtsgeldig was, omdat de prijs van het toestel niet in de overeenkomst was opgenomen. Hierdoor konden aan de overeenkomst geen rechtsgevolgen worden verbonden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de telecomaanbieder aan gedaagde partij moet teruggeven wat hij op grond van de niet tot stand gekomen overeenkomst heeft ontvangen. De rechter heeft de schadevergoeding berekend op basis van de resterende abonnementstermijnen, waarbij het toestelgedeelte uit de berekening is gefilterd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat een beding in de algemene voorwaarden dat de gedaagde verplicht om ook na beëindiging van de overeenkomst de resterende abonnementsvergoedingen te voldoen, onredelijk bezwarend is en vernietigd. De uiteindelijke beslissing was dat gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 748,41, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.