ECLI:NL:RBDHA:2016:11794

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2016
Publicatiedatum
30 september 2016
Zaaknummer
3271397 RL EXPL 14-23423
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake telefoonabonnement met toestel en koop op afbetaling

In deze zaak heeft de kantonrechter te 's-Gravenhage op 29 september 2016 uitspraak gedaan in een verstekvonnis tussen de besloten vennootschap Intrum Justitia Nederland B.V. als eisende partij en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van een bedrag van € 1.955,12, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een overeenkomst die gedaagde had gesloten met Vodafone Libertel B.V. voor een telefoonabonnement met toestel. De telecomaanbieder had de vordering op gedaagde aan de eisende partij gecedeerd. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst tot koop op afbetaling niet rechtsgeldig was, omdat de prijs van het toestel niet in de overeenkomst was opgenomen. Hierdoor konden aan de overeenkomst geen rechtsgevolgen worden verbonden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de telecomaanbieder aan gedaagde partij moet teruggeven wat hij op grond van de niet tot stand gekomen overeenkomst heeft ontvangen. De rechter heeft de schadevergoeding berekend op basis van de resterende abonnementstermijnen, waarbij het toestelgedeelte uit de berekening is gefilterd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat een beding in de algemene voorwaarden dat de gedaagde verplicht om ook na beëindiging van de overeenkomst de resterende abonnementsvergoedingen te voldoen, onredelijk bezwarend is en vernietigd. De uiteindelijke beslissing was dat gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 748,41, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
YFR
Rolnr.: 3271397 RL EXPL 14-23423
29 september 2016

Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Intrum Justitia Nederland B.V.,gevestigd te ’s-Gravenhage,
eisende partij,
gemachtigde: Van Arkel Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

Verdere verloop van de procedure

Bij tussenvonnis van 28 juli 2016, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, is eisende partij in de gelegenheid gesteld een akte te nemen waarin zij kan ingaan op hetgeen in het tussenvonnis is overwogen en waarbij zij is verzocht diverse gegevens aan te leveren. Eisende partij heeft op de rol van 30 augustus 2016 een akte genomen. Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

Overwegingen

Eisende partij heeft bij dagvaarding gevorderd gedaagde partij te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.955,12 te vermeerderen met rente en kosten. Eisende partij heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd – verkort weergegeven – dat tussen gedaagde partij en Vodafone Libertel B.V. (hierna: de telecomaanbieder) een overeenkomst tot stand is gekomen en dat gedaagde partij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van deze overeenkomst. De telecomaanbieder heeft de vordering op gedaagde partij aan eisende partij gecedeerd.
Nu de vordering door gedaagde partij niet is weersproken, zal deze worden toegewezen, met inachtneming van het volgende.
Telefoonabonnement met toestel – koop op afbetaling
Vaststaat dat tussen gedaagde partij en de telecomaanbieder twee overeenkomsten zijn gesloten, waarbij aan gedaagde partij bij iedere overeenkomst een telefoontoestel is verstrekt, zonder dat in de overeenkomsten de prijs voor het telefoontoestel is opgenomen.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 13 juni 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1385) bepaald dat een overeenkomst als de onderhavige, die ook wel wordt aangeduid als een ‘telefoonabonnement met toestel’, dient te worden aangemerkt als een koop op afbetaling zoals bedoeld in artikel 7A:2576 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en tevens, indien de overeenkomst is gesloten op of na 25 mei 2011, als een kredietovereenkomst als bedoeld in artikel 7:57 lid 1 aanhef en onder c BW, één en ander tenzij de telecomaanbieder stelt en zo nodig aannemelijk maakt dat de door de consument verschuldigde abonnementskosten niet (mede) strekken tot afbetaling van de telefoon.
De kantonrechter zal het onderhavige telefoonabonnement met toestel toetsen aan de wettelijke vereisten voor koop op afbetaling. Koop en verkoop op afbetaling is, zo luidt artikel 7A:1576 lid 1 BW, de koop en verkoop, waarbij partijen overeenkomen dat de koopprijs wordt betaald in termijnen, waarvan twee of meer verschijnen nadat de verkochte zaak aan de koper is afgeleverd. Artikel 7A:1576 lid 2 BW bepaalt dat de overeenkomst niet van kracht is, voordat partijen de door de koper te betalen prijs hebben bepaald.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 12 februari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:236) bepaald dat, ter bescherming van het belang van de koper, duidelijk moet zijn wat de koopprijs van de door hem gekochte zaak is, en daarmee wat de omvang van de door hem verschuldigde termijnen, voor zover die daarop betrekking hebben. Die prijs moet in de overeenkomst afzonderlijk zijn bepaald. Nu dat in het onderhavige geval niet is gebeurd, wordt de overeenkomst tot koop en verkoop op afbetaling geacht niet tot stand te zijn gekomen en kunnen aan de overeenkomst, voor zover deze ziet op de koop op afbetaling, geen rechtsgevolgen worden verbonden. De telecomaanbieder zal aan gedaagde partij moeten teruggeven hetgeen hij op grond van de niet tot stand gekomen overeenkomst heeft ontvangen. Om die reden zal moeten worden bepaald welk gedeelte van de door gedaagde partij verschuldigde maandtermijnen geacht wordt te zijn bestemd voor de voldoening van de koopsom. De kantonrechter zal daarbij niet treden in hetgeen al door gedaagde partij is voldaan, maar slechts kijken naar het deel van de overeenkomst waar de vordering betrekking op heeft.
Waardebepaling van het toestel
Om te bepalen welk deel van de abonnementstermijnen betrekking heeft op het verstrekte telefoontoestel, kunnen twee uitgangspunten worden gehanteerd. In de eerste plaats kan worden uitgegaan van de geldende verkoopwaarde van het telefoontoestel ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. Ten tweede kan worden uitgegaan van een vergelijkbaar sim-only abonnement. Eisende partij heeft gesteld dat het het meest zuiver is om een vergelijking te maken tussen onderhavige overeenkomst met een vergelijkbaar sim-only abonnement, dat wil zeggen een abonnement met hetzelfde aantal minuten en MB’s maar zonder telefoontoestel. Het bedrag dat de consument in dat geval maandelijks betaalt voor het toestel is dan gelijk aan het termijnbedrag uit de betreffende overeenkomst met toestel minus de maandelijkse prijs van een vergelijkbaar sim-only abonnement.
De kantonrechter is echter van oordeel dat de geldende verkoopwaarde van het telefoontoestel ten tijde van het aangaan van de overeenkomst als uitgangspunt moet worden genomen, omdat dit een meer directe en neutrale wijze is om te bepalen wat de waarde van het toestel binnen het abonnement voor de consument is (geweest) op het moment van het aangaan van de overeenkomst. Als wordt uitgegaan van de sim-only vergelijking, kan niet worden uitgesloten dat de telecomaanbieder invloed uitoefent op de verdeling van de kosten die in rekening worden gebracht voor het telefoontoestel en kosten die in rekening worden gebracht voor de telecommunicatiediensten. Dit kan meebrengen dat de telecomaanbieder een voor haar gunstige verdeling kan vaststellen die geen reëel beeld van de werkelijke telefoonkosten geeft en daarmee ten nadele werkt van de consument.
Berekening toe te wijzen bedragen vóór beëindiging overeenkomst
Op basis van de door eisende partij verstrekte gegevens en op basis van de overgelegde facturen wordt de volgende berekening gemaakt. Vooropgesteld wordt dat, indien de aktes geen duidelijkheid verschaffen over de verschuldigde maandelijkse termijnen en de aan gedaagde partij verleende kortingen, zal worden uitgegaan van de overgelegde overeenkomsten en de in het geding gebrachte facturen.
De verkoopwaarde van de toestellen bedraagt € 600,- per toestel, zodat op basis van overeenkomsten voor 24 maanden per overeenkomst een bedrag van € 25,- per maand in de abonnementstermijnen betrekking heeft op het verstrekte telefoontoestel. Uitgaande van de maandelijkse abonnementskosten (per overeenkomst) van € 55,- inclusief btw (conform de overeenkomsten), omvat het toesteldeel 45,45 % van de totale maandelijkse abonnementskosten.
De facturen van juni tot en met oktober 2012, die zien op reguliere abonnementstermijnen en eventuele gebruikskosten ten aanzien van beide overeenkomsten, bedragen samen (inclusief btw) € 302,35. Van dit bedrag ziet € 294,34 inclusief btw op de in rekening gebrachte abonnementskosten. Op dit bedrag dient 45,45 % in mindering te worden gebracht wegens het verstrekte telefoontoestel. Dat brengt mee dat van deze facturen een bedrag van € 168,57 zal worden toegewezen.
Berekening schadevergoeding op grond van algemene voorwaarden
Tot slot dient de vordering tot voldoening van schadevergoeding, bestaande uit de resterende abonnementstermijnen, beoordeeld te worden. Nu eisende partij met betrekking tot deze vordering een beroep doet op de algemene voorwaarden, waarin is bepaald dat zij bij de partiële ontbinding van de overeenkomst wegens wanbetaling aanspraak kan maken op de abonnementskosten over de resterende looptijd, dient de kantonrechter, nu gedaagde partij is aan te merken als consument, ingevolge rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen ambtshalve te toetsen of sprake is van onredelijk bezwarende bedingen in de algemene voorwaarden.
In de EG Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is in artikel 3 het navolgende bepaald:
“1. Een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, wordt als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.

2. (…)

3. De bijlage bevat een indicatieve en niet uitputtende lijst van bedingen die als oneerlijk kunnen worden aangemerkt.”

In de bijlage bij Richtlijn 93/13/EEG is onder e) opgenomen dat als oneerlijk in de zin van artikel 3 lid 3 van de Richtlijn kunnen worden aangemerkt, bedingen die tot doel of tot gevolg hebben
“de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen”.
Eisende partij heeft gesteld dat de factuur van 6 november 2012 ziet op het in rekening brengen van de abonnementskosten over de resterende looptijd van de overeenkomst na beëindiging daarvan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 15.2 van de toepasselijke algemene voorwaarden. Deze bepaling is, gelet op het vorenstaande, naar het oordeel van de kantonrechter een onredelijk bezwarend beding, nu deze bepaling gedaagde partij verplicht om ook na beëindiging van de overeenkomst de resterende abonnementsvergoedingen volledig te voldoen. Deze bepaling valt onder e) van de bijlage bij de Richtlijn. De kantonrechter zal deze bepaling dan ook vernietigen. Dit brengt mee dat de vordering, voor zover deze is gegrond op artikel 15.2.van de algemene voorwaarden, zal worden afgewezen.
Dit laat onverlet dat eisende partij op grond van artikel 6:277 lid 1 jo 6:96 lid 1 BW aanspraak kan maken op vergoeding van de schade. Ook bij het bepalen van deze schade zal eerst de toestelcomponent uit de resterende termijnen moeten worden gefilterd, voordat de schade vastgesteld kan worden. In het onderhavige geval is een bedrag van € 1.768,- exclusief btw aan resterende abonnementstermijnen in rekening gebracht. Nu, zoals hiervoor is overwogen, een percentage van 45,45 % van de abonnementstermijnen ziet op het toestelgedeelte, dient dit percentage in mindering te strekken op de resterende abonnementskosten. Er resteert dan een bedrag van € 964,44 exclusief btw. Conform het Rapport Ambtshalve Toetsing II zal de door eisende partij gestelde schade worden geschat op de helft van de resterende abonnementstermijnen (verminderd met het toestelgedeelte) exclusief btw, derhalve op een bedrag van € 482,22. Dit bedrag zal worden toegewezen.
Slotsom
Het voorgaande brengt mee dat aan hoofdsom wordt toegewezen een bedrag van € 650,79 (namelijk € 168,57 aan abonnementstermijnen vóór beëindiging van de overeenkomst en
€ 482,22 aan schadevergoeding overeenkomstig Rapport Ambtshalve Toetsing II).
De buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom, en bedragen € 97,62.
De gevorderde rente zal als onweersproken worden toegewezen als hierna vermeld.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

Beslissing

De kantonrechter:
- veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te voldoen een bedrag van € 748,41, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 650,79 vanaf de dag van verschuldigdheid tot de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt gedaagde partij in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van eisende partij vastgesteld op € 641,15 waarvan € 100,- als het aan de gemachtigde van eisende partij toekomende salaris;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. E.A.W. Schippers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 september 2016.