ECLI:NL:RBDHA:2016:11791

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2016
Publicatiedatum
30 september 2016
Zaaknummer
3278410 RL EXPL 14-23788
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake telefoonabonnement met toestel en koop op afbetaling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 september 2016 uitspraak gedaan in een verstekvonnis tussen de besloten vennootschap Infoscore Nederland B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 572,63, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een overeenkomst die was gesloten tussen de gedaagde en T-Mobile Netherlands B.V. De telecomaanbieder had de vordering op de gedaagde gecedeerd aan de eisende partij. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst tussen de gedaagde en de telecomaanbieder een telefoonabonnement met toestel betrof, waarbij de prijs van het toestel niet in de overeenkomst was opgenomen. Dit leidde tot de conclusie dat de overeenkomst als een koop op afbetaling moet worden aangemerkt, maar dat deze niet rechtsgeldig tot stand was gekomen omdat de koopprijs niet was bepaald. De kantonrechter heeft de eisende partij in de gelegenheid gesteld om de schade te berekenen, waarbij de toestelcomponent uit de abonnementskosten moest worden gefilterd. De kantonrechter heeft uiteindelijk een bedrag van € 193,58 toegewezen aan de eisende partij, te vermeerderen met wettelijke rente, en de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten. De bepalingen in de algemene voorwaarden die de gedaagde verplichtten om ook na beëindiging van de overeenkomst de resterende abonnementskosten te voldoen, zijn als onredelijk bezwarend aangemerkt en vernietigd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
NAV
Rolnr.: 3278410 RL EXPL 14-23788
29 september 2016

Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Infoscore Nederland B.V. algemeen rechtsopvolger van de besloten vennootschap Gothia B.V.,gevestigd te Heerenveen,
eisende partij,
gemachtigde: Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders,
tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

Verdere verloop van de procedure

Bij tussenvonnis van 30 juni 2016, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, is eisende partij in de gelegenheid gesteld een akte te nemen waarin zij kan ingaan op hetgeen in het tussenvonnis is overwogen en waarbij zij is verzocht diverse gegevens aan te leveren. Eisende partij heeft op de rol van 28 juli 2016 een akte genomen. Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

Overwegingen

Eisende partij heeft bij dagvaarding gevorderd gedaagde partij te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 572,63 te vermeerderen met rente en kosten. Eisende partij heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd – verkort weergegeven – dat tussen gedaagde partij en T-Mobile Netherlands B.V. (hierna: de telecomaanbieder) een overeenkomst tot stand is gekomen en dat gedaagde partij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van deze overeenkomst. De telecomaanbieder heeft de vordering op gedaagde partij gecedeerd aan (de rechtsvoorganger van) eisende partij.
Nu de vordering door gedaagde partij niet is weersproken, zal deze worden toegewezen, met inachtneming van het volgende.
Telefoonabonnement met toestel – koop op afbetaling
Vaststaat dat tussen gedaagde partij en de telecomaanbieder een overeenkomst is gesloten waarbij aan gedaagde partij een telefoontoestel is verstrekt, zonder dat in de overeenkomst de prijs voor het telefoontoestel is opgenomen.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 13 juni 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1385) bepaald dat een overeenkomst als de onderhavige, die ook wel wordt aangeduid als een ‘telefoonabonnement met toestel’, dient te worden aangemerkt als een koop op afbetaling zoals bedoeld in artikel 7A:2576 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en tevens, indien de overeenkomst is gesloten op of na 25 mei 2011, als een kredietovereenkomst als bedoeld in artikel 7:57 lid 1 aanhef en onder c BW, één en ander tenzij de telecomaanbieder stelt en zo nodig aannemelijk maakt dat de door de consument verschuldigde abonnementskosten niet (mede) strekken tot afbetaling van de telefoon.
De kantonrechter zal het onderhavige telefoonabonnement met toestel toetsen aan de wettelijke vereisten voor koop op afbetaling. Koop en verkoop op afbetaling is, zo luidt artikel 7A:1576 lid 1 BW, de koop en verkoop, waarbij partijen overeenkomen dat de koopprijs wordt betaald in termijnen, waarvan twee of meer verschijnen nadat de verkochte zaak aan de koper is afgeleverd. Artikel 7A:1576 lid 2 BW bepaalt dat de overeenkomst niet van kracht is, voordat partijen de door de koper te betalen prijs hebben bepaald.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 12 februari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:236) bepaald dat, ter bescherming van het belang van de koper, duidelijk moet zijn wat de koopprijs van de door hem gekochte zaak is, en daarmee wat de omvang van de door hem verschuldigde termijnen, voor zover die daarop betrekking hebben. Die prijs moet in de overeenkomst afzonderlijk zijn bepaald. Nu dat in het onderhavige geval niet is gebeurd, wordt de overeenkomst tot koop en verkoop op afbetaling geacht niet tot stand te zijn gekomen en kunnen aan de overeenkomst, voor zover deze ziet op de koop op afbetaling, geen rechtsgevolgen worden verbonden. De telecomaanbieder zal aan gedaagde partij moeten teruggeven hetgeen hij op grond van de niet tot stand gekomen overeenkomst heeft ontvangen. Om die reden zal moeten worden bepaald welk gedeelte van de door gedaagde partij verschuldigde maandtermijnen geacht wordt te zijn bestemd voor de voldoening van de koopsom. De kantonrechter zal daarbij niet treden in hetgeen al door gedaagde partij is voldaan, maar slechts kijken naar het deel van de overeenkomst waar de vordering betrekking op heeft.
Waardebepaling van het toestel
Om te bepalen welk deel van de abonnementstermijnen betrekking heeft op het verstrekte telefoontoestel, kunnen twee uitgangspunten worden gehanteerd. In de eerste plaats kan worden uitgegaan van de geldende verkoopwaarde van het telefoontoestel ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. Ten tweede kan worden uitgegaan van een vergelijkbaar sim-only abonnement. Eisende partij heeft gesteld dat het het meest zuiver is om een vergelijking te maken tussen onderhavige overeenkomst met een vergelijkbaar sim-only abonnement, dat wil zeggen een abonnement met hetzelfde aantal minuten en MB’s maar zonder telefoontoestel. Het bedrag dat de consument in dat geval maandelijks betaalt voor het toestel is dan gelijk aan het termijnbedrag uit de betreffende overeenkomst met toestel minus de maandelijkse prijs van een vergelijkbaar sim-only abonnement.
De kantonrechter is echter van oordeel dat de geldende verkoopwaarde van het telefoontoestel ten tijde van het aangaan van de overeenkomst als uitgangspunt moet worden genomen, omdat dit een meer directe en neutrale wijze is om te bepalen wat de waarde van het toestel binnen het abonnement voor de consument is (geweest) op het moment van het aangaan van de overeenkomst. Als wordt uitgegaan van de sim-only vergelijking, kan niet worden uitgesloten dat de telecomaanbieder invloed uitoefent op de verdeling van de kosten die in rekening worden gebracht voor het telefoontoestel en kosten die in rekening worden gebracht voor de telecommunicatiediensten. Dit kan meebrengen dat de telecomaanbieder een voor haar gunstige verdeling kan vaststellen die geen reëel beeld van de werkelijke telefoonkosten geeft en daarmee ten nadele werkt van de consument.
Berekening toe te wijzen bedragen vóór beëindiging overeenkomst
Op basis van de door eisende partij verstrekte gegevens en op basis van de overgelegde facturen wordt de volgende berekening gemaakt. Vooropgesteld wordt dat, indien de aktes geen duidelijkheid verschaffen over de verschuldigde maandelijkse termijnen en de aan gedaagde partij verleende kortingen, zal worden uitgegaan van de overgelegde overeenkomst en de in het geding gebrachte facturen.
De verkoopwaarde van het toestel bedraagt € 400,00, zodat op basis van een overeenkomst
voor 24 maanden een bedrag van € 16,67 per maand in de abonnementstermijnen betrekking
heeft op het verstrekte telefoontoestel. Uitgaande van de maandelijkse abonnementskosten van € 62,36, omvat het toesteldeel 26,73% van de totale maandelijkse abonnementskosten.
De facturen van december 2012 tot en met mei 2013, die zien op reguliere abonnementstermijnen en eventuele gebruikskosten, bedragen samen € 524,88. Van dit bedrag ziet € 443,08 inclusief btw op de in rekening gebrachte abonnementskosten. Op dit bedrag dient 26,73% in mindering te worden gebracht wegens het verstrekte telefoontoestel.
Dat brengt mee dat van deze facturen een bedrag van € 406,44 zal worden toegewezen.
Berekening schadevergoeding op grond van algemene voorwaarden
Tot slot dient de vordering tot voldoening van schadevergoeding, bestaande uit de resterende abonnementstermijnen, beoordeeld te worden. Nu eisende partij met betrekking tot deze vordering een beroep doet op de algemene voorwaarden, waarin is bepaald dat zij bij de partiële ontbinding van de overeenkomst wegens wanbetaling aanspraak kan maken op de abonnementskosten over de resterende looptijd, dient de kantonrechter, nu gedaagde partij is aan te merken als consument, ingevolge rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen ambtshalve te toetsen of sprake is van onredelijk bezwarende bedingen in de algemene voorwaarden.
In de EG Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is in artikel 3 het navolgende bepaald:
“1. Een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, wordt als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.

2. (…)

3. De bijlage bevat een indicatieve en niet uitputtende lijst van bedingen die als oneerlijk kunnen worden aangemerkt.”

In de bijlage bij Richtlijn 93/13/EEG is onder e) opgenomen dat als oneerlijk in de zin van artikel 3 lid 3 van de Richtlijn kunnen worden aangemerkt, bedingen die tot doel of tot gevolg hebben
“de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen”.
Eisende partij heeft gesteld dat de factuur van 4 juli 2013 ziet op het in rekening brengen
van de abonnementskosten over de resterende looptijd van de overeenkomst na beëindiging daarvan, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 5.3. en 5.5. van de toepasselijke algemene voorwaarden. Dit betreft een bedrag van € 52,62 exclusief btw. Deze bepalingen zijn in beginsel, gelet op het vorenstaande, naar het oordeel van de kantonrechter onredelijk bezwarend, nu deze bepalingen gedaagde partij verplichten om ook na beëindiging van de overeenkomst de resterende abonnementsvergoedingen volledig te voldoen. Deze bepalingen vallen onder e) van de bijlage bij de Richtlijn.
Eisende partij heeft gesteld dat gedaagde partij gedurende de totale looptijd van de overeenkomst een korting heeft genoten van € 209,58 en dat – naar de kantonrechter begrijpt – daarmee het onredelijk bezwarend karakter van de bedingen waarop een beroep is gedaan, is weggenomen. Dit betoog wordt verworpen, nu het verstrekken van diverse kortingen aan de consument gedurende de looptijd van de overeenkomst niet aan de consument mag worden tegengeworpen in die zin dat deze geen of minder bescherming als consument toekomt in het geval de overeenkomst door ontbinding eerder eindigt. Telecomproviders zijn immers op dit soort situaties ingespeeld en hebben daar – naar mag worden aangenomen – rekening mee gehouden bij het aanbieden van hun producten aan de consument. Bovendien heeft de consument in veel gevallen, juist door het vroegtijdige einde van de overeenkomst, niet de volledige korting genoten.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de bepalingen uit de algemene voorwaarden waarop een beroep wordt gedaan, vernietigen. Dit brengt mee dat de vordering, voor zover deze is gegrond op de artikelen 5.3. en 5.5. van de algemene voorwaarden, zal worden afgewezen.
Dit laat onverlet dat eisende partij op grond van artikel 6:277 lid 1 jo 6:96 lid 1 BW aanspraak kan maken op vergoeding van de schade. Ook bij het bepalen van deze schade zal eerst de toestelcomponent uit de resterende termijnen moeten worden gefilterd, voordat de schade vastgesteld kan worden. Uit de factuur van 4 juli 2013 valt op te maken dat er een bedrag van € 52,62 exclusief btw aan schadevergoeding in rekening is gebracht. Eisende partij heeft gesteld dat deze schade betrekking heeft op 1 resterende abonnementstermijn.
Nu, zoals hiervoor is overwogen, een percentage van 26,73% van de abonnementstermijnen ziet op het toestelgedeelte, dient dit percentage in mindering te strekken op de resterende abonnementskosten. Er resteert dan een bedrag van € 38,55 exclusief btw. Conform het Rapport Ambtshalve Toetsing II zal de door eisende partij gestelde schade worden geschat op de helft van de resterende abonnementstermijnen (verminderd met het toestelgedeelte) exclusief btw, derhalve op een bedrag van € 19,28. Dit bedrag zal worden toegewezen.
Slotsom
Het voorgaande brengt mee dat aan hoofdsom zal worden toegewezen een bedrag van
€ 425,72 (namelijk € 406,44 aan abonnementstermijnen vóór beëindiging van de overeenkomst en € 19,28 aan schadevergoeding). De buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom, en bedragen dan ook een bedrag van € 63,86. Op het totaal van die bedragen strekt in mindering het reeds door gedaagde partij betaalde bedrag van € 296,00. In totaal zal derhalve een bedrag van € 193,58 worden toegewezen.
De gevorderde rente zal als onweersproken worden toegewezen als hierna vermeld.
Gedaagde partij zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Gelet op de uitkomst van deze procedure, dient een deel van het salaris voor rekening van eisende partij te blijven.

Beslissing

De kantonrechter:
- veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te voldoen een bedrag van € 193,58, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 193,58 vanaf de dag van verschuldigdheid tot de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt gedaagde partij in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van eisende partij vastgesteld op € 224,15 waarvan € 30,00 als het aan de gemachtigde van eisende partij toekomende salaris;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. E.A.W. Schippers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 september 2016.