ECLI:NL:RBDHA:2016:11790

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2016
Publicatiedatum
30 september 2016
Zaaknummer
3245531 RL EXPL 14-22192
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake telefoonabonnement met toestel en koop op afbetaling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 september 2016 uitspraak gedaan in een verstekvonnis met betrekking tot een telefoonabonnement met toestel. De eisende partij, Intrum Justitia Nederland B.V., had de gedaagde partij, die niet verschenen was, aangesproken op een vordering van € 955,80, voortvloeiend uit een overeenkomst met de telecomaanbieder Vodafone Libertel B.V. De gedaagde partij was in gebreke gebleven in de nakoming van deze overeenkomst, die als een koop op afbetaling werd gekwalificeerd. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst niet rechtsgeldig was, omdat de prijs van het toestel niet in de overeenkomst was opgenomen. Dit leidde tot de conclusie dat er geen rechtsgevolgen aan de koop op afbetaling konden worden verbonden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de telecomaanbieder de gedaagde partij het ontvangen bedrag moest teruggeven, omdat de overeenkomst niet tot stand was gekomen. De kantonrechter heeft de gevorderde abonnementskosten en schadevergoeding afgewezen, maar de in rekening gebrachte gebruikskosten van € 183,40 werden wel toegewezen. Daarnaast werden de buitengerechtelijke incassokosten van € 37,00 toegewezen. De gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 220,40, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
NAV
Rolnr.: 3245531 RL EXPL 14-22192
29 september 2016

Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Intrum Justitia Nederland B.V.,gevestigd te ’s-Gravenhage,
eisende partij,
gemachtigde: Van Arkel Gerechtsdeurwaarders,
tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

Verdere verloop van de procedure

Bij tussenvonnis van 30 juni 2016, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, is eisende partij in de gelegenheid gesteld een akte te nemen waarin zij kan ingaan op hetgeen in het tussenvonnis is overwogen en waarbij zij is verzocht diverse gegevens aan te leveren. Eisende partij heeft op de rol van 28 juli 2016 een akte genomen. Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

Overwegingen

Eisende partij heeft bij dagvaarding gevorderd gedaagde partij te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 955,80 te vermeerderen met rente en kosten. Eisende partij heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd – verkort weergegeven – dat tussen gedaagde partij en Vodafone Libertel B.V. (hierna: de telecomaanbieder) een overeenkomst tot stand is gekomen en dat gedaagde partij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van deze overeenkomst. De telecomaanbieder heeft de vordering op gedaagde partij gecedeerd aan eisende partij.
Nu de vordering door gedaagde partij niet is weersproken, zal deze worden toegewezen, met inachtneming van het volgende.
Telefoonabonnement met toestel – koop op afbetaling
Vaststaat dat tussen gedaagde partij en de telecomaanbieder een overeenkomst is gesloten waarbij aan gedaagde partij een telefoontoestel is verstrekt, zonder dat in de overeenkomst de prijs voor het telefoontoestel is opgenomen. De stelling van eisende partij dat de prijs uit de kassabon is af te leiden, wordt verworpen, nu uit de overgelegde kassabon slechts blijkt dat er een bedrag van € 0,01 is betaald. Overige specifieke gegevens met betrekking tot deze overeenkomst staan niet op de kassabon vermeld.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 13 juni 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1385) bepaald dat een overeenkomst als de onderhavige, die ook wel wordt aangeduid als een ‘telefoonabonnement met toestel’, dient te worden aangemerkt als een koop op afbetaling zoals bedoeld in artikel 7A:2576 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en tevens, indien de overeenkomst is gesloten op of na 25 mei 2011, als een kredietovereenkomst als bedoeld in artikel 7:57 lid 1 aanhef en onder c BW, één en ander tenzij de telecomaanbieder stelt en zo nodig aannemelijk maakt dat de door de consument verschuldigde abonnementskosten niet (mede) strekken tot afbetaling van de telefoon.
De kantonrechter zal het onderhavige telefoonabonnement met toestel toetsen aan de wettelijke vereisten voor koop op afbetaling. Koop en verkoop op afbetaling is, zo luidt artikel 7A:1576 lid 1 BW, de koop en verkoop, waarbij partijen overeenkomen dat de koopprijs wordt betaald in termijnen, waarvan twee of meer verschijnen nadat de verkochte zaak aan de koper is afgeleverd. Artikel 7A:1576 lid 2 BW bepaalt dat de overeenkomst niet van kracht is, voordat partijen de door de koper te betalen prijs hebben bepaald.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 12 februari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:236) bepaald dat, ter bescherming van het belang van de koper, duidelijk moet zijn wat de koopprijs van de door hem gekochte zaak is, en daarmee wat de omvang van de door hem verschuldigde termijnen, voor zover die daarop betrekking hebben. Die prijs moet in de overeenkomst afzonderlijk zijn bepaald. Nu dat in het onderhavige geval niet is gebeurd, wordt de overeenkomst tot koop en verkoop op afbetaling geacht niet tot stand te zijn gekomen en kunnen aan de overeenkomst, voor zover deze ziet op de koop op afbetaling, geen rechtsgevolgen worden verbonden. De telecomaanbieder zal aan gedaagde partij moeten teruggeven hetgeen hij op grond van de niet tot stand gekomen overeenkomst heeft ontvangen. Om die reden zal moeten worden bepaald welk gedeelte van de door gedaagde partij verschuldigde maandtermijnen geacht wordt te zijn bestemd voor de voldoening van de koopsom. De kantonrechter zal daarbij niet treden in hetgeen al door gedaagde partij is voldaan, maar slechts kijken naar het deel van de overeenkomst waar de vordering betrekking op heeft.
Waardebepaling van het toestel
Om te bepalen welk deel van de abonnementstermijnen betrekking heeft op het verstrekte telefoontoestel, kunnen twee uitgangspunten worden gehanteerd. In de eerste plaats kan worden uitgegaan van de geldende verkoopwaarde van het telefoontoestel ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. Ten tweede kan worden uitgegaan van een vergelijkbaar sim-only abonnement. Eisende partij heeft gesteld dat het het meest zuiver is om een vergelijking te maken tussen onderhavige overeenkomst met een vergelijkbaar sim-only abonnement, dat wil zeggen een abonnement met hetzelfde aantal minuten en MB’s maar zonder telefoontoestel. Het bedrag dat de consument in dat geval maandelijks betaalt voor het toestel is dan gelijk aan het termijnbedrag uit de betreffende overeenkomst met toestel minus de maandelijkse prijs van een vergelijkbaar sim-only abonnement.
De kantonrechter is echter van oordeel dat de geldende verkoopwaarde van het telefoontoestel ten tijde van het aangaan van de overeenkomst als uitgangspunt moet worden genomen, omdat dit een meer directe en neutrale wijze is om te bepalen wat de waarde van het toestel binnen het abonnement voor de consument is (geweest) op het moment van het aangaan van de overeenkomst. Als wordt uitgegaan van de sim-only vergelijking, kan niet worden uitgesloten dat de telecomaanbieder invloed uitoefent op de verdeling van de kosten die in rekening worden gebracht voor het telefoontoestel en kosten die in rekening worden gebracht voor de telecommunicatiediensten. Dit kan meebrengen dat de telecomaanbieder een voor haar gunstige verdeling kan vaststellen die geen reëel beeld van de werkelijke telefoonkosten geeft en daarmee ten nadele werkt van de consument.
Berekening toe te wijzen bedragen
Eisende partij heeft in haar eerste akte een toestelprijs genoemd van € 571,92. Uit de akte volgt dat deze prijs tot stand is gekomen op basis van een vergelijking met een vergelijkbaar abonnement zonder toestel (dus met een sim-only abonnement) en dat deze vergelijking is gemaakt op basis van een maandelijkse abonnementsprijs die niet overeenstemt met de maandelijkse abonnementsprijs zoals die is vermeld in de overeenkomst. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de kantonrechter niet uitgaan van deze toestelwaarde.
Nu eisende partij in haar productie bij haar laatste akte, die genomen is na het tussenvonnis van de kantonrechter waarin uitdrukkelijk om opgave van een aantal gegevens – waaronder de verkoopwaarde van het verstrekte toestel – is verzocht, heeft aangegeven niet bekend te zijn met deze verkoopwaarde, kan de kantonrechter bij gebrek aan gegevens de toestelcomponent niet uit de overeenkomst filteren. Dit brengt mee dat, hoewel de kantonrechter het standpunt van eisende partij deelt dat de overeenkomst wel van kracht is geworden voor wat betreft de telecommunicatiediensten, de gevorderde abonnementskosten en de gevorderde schadevergoeding in het geheel zullen worden afgewezen, nu niet kan worden vastgesteld welk deel hiervan betrekking heeft op de telecommunicatiediensten.
Het voorgaande laat onverlet dat de door de telecomaanbieder in rekening gebrachte gebruikskosten wel kunnen worden toegewezen. In dit geval betreft dat, gezien de facturen waarvan betaling wordt gevorderd, een bedrag van € 183,40 inclusief btw.
Rente en kosten
De buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom, en bedragen € 37,00. De gevorderde rente zal als onweersproken worden toegewezen als hierna vermeld.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Gelet op de uitkomst van deze procedure, dient een deel van het griffierecht en het salaris voor rekening van eisende partij te blijven.

Beslissing

De kantonrechter:
- veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te voldoen een bedrag van € 220,40, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 183,40 vanaf de dag van verschuldigdheid tot de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt gedaagde partij in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van eisende partij vastgesteld op € 224,15 waarvan € 30,00 als het aan de gemachtigde van eisende partij toekomende salaris;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. E.A.W. Schippers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 september 2016.