Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
5.De beslissing
€ 1.435,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 619,-- aan griffierecht;
2 september 2016.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft een gedetineerde, aangeduid als [eiser], verzocht om tijdelijk verlof om de crematie van zijn schoonmoeder bij te wonen. De gedetineerde was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 168 dagen, waarvan hij op dat moment nog elf weken moest uitzitten. De schoonmoeder van [eiser] overleed op 30 augustus 2016, en de crematie vond plaats op 3 september 2016. De directeur van de Penitentiaire Inrichting heeft het verzoek van [eiser] beoordeeld en besloten om hem onder begeleiding afscheid te laten nemen, maar geen onbegeleid verlof toe te kennen. Dit besluit was gebaseerd op adviezen van de wijkagent en het Openbaar Ministerie, die aangaven dat er een verhoogd risico bestond dat [eiser] niet zou terugkeren van verlof, gezien zijn woonplaats in het buitenland en eerdere onttrekking aan justitie.
De voorzieningenrechter heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de directeur in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de directeur de geldende richtlijnen heeft gevolgd en de adviezen in overweging heeft genomen. De belangenafweging die door [eiser] werd gevraagd, kon niet leiden tot een andere beslissing, aangezien de voorzieningenrechter slechts een marginale toetsing kan uitvoeren. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van [eiser] afgewezen en hem veroordeeld in de kosten van de procedure.