ECLI:NL:RBDHA:2016:11782

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 september 2016
Publicatiedatum
30 september 2016
Zaaknummer
C/09/517480 / KG ZA 16-1044
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om onbegeleid verlof voor gedetineerde in verband met overlijden schoonmoeder

In deze zaak heeft een gedetineerde, aangeduid als [eiser], verzocht om tijdelijk verlof om de crematie van zijn schoonmoeder bij te wonen. De gedetineerde was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 168 dagen, waarvan hij op dat moment nog elf weken moest uitzitten. De schoonmoeder van [eiser] overleed op 30 augustus 2016, en de crematie vond plaats op 3 september 2016. De directeur van de Penitentiaire Inrichting heeft het verzoek van [eiser] beoordeeld en besloten om hem onder begeleiding afscheid te laten nemen, maar geen onbegeleid verlof toe te kennen. Dit besluit was gebaseerd op adviezen van de wijkagent en het Openbaar Ministerie, die aangaven dat er een verhoogd risico bestond dat [eiser] niet zou terugkeren van verlof, gezien zijn woonplaats in het buitenland en eerdere onttrekking aan justitie.

De voorzieningenrechter heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de directeur in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de directeur de geldende richtlijnen heeft gevolgd en de adviezen in overweging heeft genomen. De belangenafweging die door [eiser] werd gevraagd, kon niet leiden tot een andere beslissing, aangezien de voorzieningenrechter slechts een marginale toetsing kan uitvoeren. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van [eiser] afgewezen en hem veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/517480 / KG ZA 16-1044
Vonnis in kort geding van 2 september 2016
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [stad] , [land] ,
thans verblijvende in de PI te [plaats 1] , locatie [locatie] ,
eiser,
advocaat mr. J.W. Heemskerk te Roermond,
tegen:
de Staat der Nederlanden, het Ministerie van Veiligheid en Justitie,
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. M.H.K. Jansen te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘de Staat’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de conceptdagvaarding met drie producties;
- het faxbericht d.d. 2 september 2016 met bijlagen van de zijde van [eiser] ;
- de twee faxberichten van de zijde van de Staat d.d. 2 september 2016, met bijlagen;
- de op 2 september 2016 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door de Staat pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Op 2 september 2016 is door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[eiser] is bij onherroepelijk vonnis van 5 januari 2010 wegens diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 168 dagen, te verminderen met het voorarrest van 90 dagen. Met ingang van 9 augustus 2016 zit hij het resterende strafdeel van elf weken uit, met als einddatum van de detentie 26 oktober 2016.
2.2.
Op 30 augustus 2016 is de schoonmoeder van [eiser] overleden. De crematie wordt gehouden op 3 september 2016 om 15.30 uur. [eiser] heeft op 31 augustus 2016 aan de directeur van de Penitentiaire Inrichting [plaats 1] (hierna: de directeur) verzocht om tijdelijk te worden geschorst uit de detentie teneinde afscheid te kunnen nemen van zijn schoonmoeder.
2.3.
De directeur heeft advies ingewonnen bij het Openbaar Ministerie (hierna: OM) en bij de politie te [plaats 2] . De wijkagent te [plaats 2] heeft positief geadviseerd onder voorwaarden, omdat er volgens hem een (verhoogd) risico bestaat tot onttrekking aangezien [eiser] in het buitenland woonachtig is en geruime tijd uit handen van politie en justitie heeft kunnen blijven. De wijkagent acht de kans aanwezig dat [eiser] niet zal terugkeren van het verlof en naar zijn woning in het buitenland zal vertrekken. Het OM heeft positief geadviseerd aan de directeur, in die zin dat door het OM is voorgesteld om [eiser] onder begeleiding afscheid te laten nemen van de overledene op één dag. Naar aanleiding van deze adviezen heeft de directeur op 1 september 2016 per brief aan [eiser] bericht dat zijn verzoek wordt toegewezen onder begeleiding, zodat [eiser] in de gelegenheid wordt gesteld om onder begeleiding van de Dienst Vervoer en Ondersteuning (hierna: DV&O) afscheid te nemen van zijn schoonmoeder, buiten aanwezigheid van andere familieleden. [eiser] heeft op 1 september 2016 geweigerd om deze brief voor akkoord te ondertekenen.
2.4.
Artikel 24 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting bepaalt het navolgende:
“1 Incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek in verband met het overlijden van de levenspartner, of een kind, ouder, broer, zuster, grootouder of schoonouder van de gedetineerde.
2 Het bezoek kan bestaan in het bijwonen van de uitvaart, een rouwbezoek dan wel een bezoek aan graf of columbarium.
3 Het bijwonen van de uitvaart is uitgesloten indien bewaking is aangewezen.
4 Toestemming voor het bijwonen van de uitvaart of het brengen van een rouwbezoek kan slechts worden verleend indien de nabestaanden van de overledenen daartegen geen bezwaar hebben.”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – zakelijk weergegeven – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de Staat te veroordelen zijn detentie te onderbreken/te schorsen door aan [eiser] onbegeleid verlof toe te kennen vanaf zaterdag 3 september 9.00 uur tot zondag 4 september 2016 om 16.00 uur, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van de Staat in de kosten van deze procedure.
3.2.
Daartoe voert [eiser] – samengevat – het volgende aan. De Staat heeft niet in redelijkheid tot het standpunt kunnen komen dat [eiser] enkel begeleid afscheid kan nemen van zijn schoonmoeder. [eiser] wenst juist zijn partner en dochters bij te staan door tijdens de crematie zelf aanwezig te zijn. Voor hem is een afscheid op de dag voorafgaand aan de crematie traumatisch en vernederend. Door zijn besluit te handhaven, handelt de Staat onrechtmatig jegens [eiser] . Een belangenafweging dient in het voordeel van [eiser] uit te vallen aangezien hij slechts een zeer beperkt strafrestant heeft en het verlof ziet op het bijwonen van een voor hem en zijn familie zeer belangrijke en eenmalige gebeurtenis.
3.3.
De Staat voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Uitgangspunt is dat de directeur van de inrichting over het incidenteel verlof van een gedetineerde beslist. Het besluit van de directeur kan de voorzieningenrechter niet in volle omvang toetsen. Het betreft hier immers een bevoegdheid van de directeur om te beslissen. Aan de voorzieningenrechter komt slechts een marginale toetsing toe in die zin, dat hier beoordeeld dient te worden of de directeur in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen dat het [eiser] enkel is toegestaan om onder begeleiding afscheid te nemen van zijn schoonmoeder, hetgeen door [eiser] is betwist.
4.2.
De directeur heeft het verzoek van [eiser] , om met incidenteel verlof te mogen gaan, beoordeeld aan de hand van de geldende richtlijnen, met inachtneming van de uitgebrachte informatie en adviezen. Dit heeft tot het besluit geleid om [eiser] in de gelegenheid te stellen onder begeleiding van DV&O afscheid te nemen van zijn schoonmoeder, zonder aanwezigheid van andere familieleden. De directeur heeft tot deze vorm van inwilliging van het verzoek besloten op grond van de uitgebrachte adviezen, waaruit volgt dat [eiser] woonachtig is in het buitenland. De wijkagent heeft hierbij aangegeven dat hij de kans aanwezig acht dat [eiser] niet terug zal keren van zijn verlof maar naar zijn woning in het buitenland zal vertrekken. Dat er een verklaring ligt van de partner en dochter van [eiser] , dat hij tijdens de strafonderbreking bij hen kan verblijven, laat onverlet dat er een reële kans bestaat dat [eiser] zich aan de tenuitvoerlegging van het verdere strafdeel zal onttrekken door naar zijn woning in [land] te gaan. Dat [eiser] feitelijk woonachtig is in het buitenland, heeft hij zelf ter zitting nader onderbouwd met stukken waaruit volgt dat hij in [land] op een zeker adres in [stad] staat ingeschreven. In dit licht bezien is de voorzieningenrechter van oordeel dat de directeur in redelijkheid kon beslissen om [eiser] geen onbegeleid verlof toe te kennen maar verlof onder begeleiding.
4.3.
[eiser] heeft verzocht een belangenafweging te maken, aangezien het hier een eenmalige gebeurtenis betreft die hij wenst bij te wonen. Voor deze belangenafweging is, gelet op het toetsingskader van de voorzieningenrechter, geen plaats zodat dit niet tot een andere beslissing kan leiden.
4.4.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt [eiser] om binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken de kosten van dit geding aan de Staat te betalen, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op
€ 1.435,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 619,-- aan griffierecht;
- bepaalt dat [eiser] bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is;
- verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op
2 september 2016.
imt