ECLI:NL:RBDHA:2016:11720

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2016
Publicatiedatum
29 september 2016
Zaaknummer
09/827451-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor woninginbraak mede op grond van daderspoor

Op 27 september 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van woninginbraak. De inbraak vond plaats op 20 februari 2016 in een woning te 's-Gravenhage, waarbij diverse waardevolle goederen, waaronder sieraden en geld, zijn weggenomen. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 13 september 2016, waar de officier van justitie, mr. L.A. Pronk, de vordering heeft gedaan om de verdachte schuldig te verklaren. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. A. Boumanjal, pleitte voor vrijspraak, onder andere op basis van het ontbreken van overtuigend bewijs dat de verdachte de inbraak had gepleegd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een dactyloscopisch spoor van de verdachte is aangetroffen op een vaas in de woning, wat als een daderspoor werd beschouwd. Ondanks het verweer van de verdachte dat hij mogelijk in een restaurant was geweest en de vaas daar had aangeraakt, oordeelde de rechtbank dat dit scenario niet aannemelijk was. De rechtbank concludeerde dat de vingerafdruk van de verdachte tijdens de inbraak op de vaas was aangebracht, wat leidde tot de conclusie dat hij zich schuldig had gemaakt aan diefstal met braak.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en heeft tevens een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [aangever 1], voor de geleden schade als gevolg van de inbraak. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd verplicht om een bedrag van € 18.415,35 te betalen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de ernst van woninginbraken en de impact daarvan op de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/827451-16
Datum uitspraak: 27 september 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de door de politierechter naar de meervoudige strafkamer verwezen zaak van de officier van justitie tegen verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rijnmond, locatie de Schie te Rotterdam.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 13 september 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.A. Pronk en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 februari 2016 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (perceel [adres] ) heeft weggenomen:
- een computer (Lenovo) met toebehoren en/of
- twee/een horloge(s) (Rolex) en/of
- drie, althans en of meer ringen(en) en/of
- vier, althans een of meer armband(en) en/of
- twee/een paar oorsierra(a)d(en) en/of
- zeven, althans een of meer ketting(en) en/of
- identiteitspapieren en/of
- een trouwboekje en/of
- een diploma en/of
- 40.000 euro, althans een geldbedrag en/of
- 10.000 dollar, althans een geldbedrag en/of
- twee, althans een kentekenbewijs,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of de erven [aangever 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
goederen en/of geld onder zijn bereik te hebben gebracht door de voordeur en/of een binnendeur naar een kantoor open te flipperen en/of open te wrikken (door een voorwerp tussen het kozijn en de voordeur te plaatsen en de deur zo open te wrikken).

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1] Op 20 februari 2016 is er ingebroken in de woning aan de [adres] te Den Haag. Bij de inbraak zijn onder meer sieraden en geld weggenomen. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat verdachte deze diefstal met braak heeft gepleegd.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit en heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Er is slechts één dactyloscopisch spoor van verdachte in de woning aangetroffen, terwijl de hele woning overhoop is gehaald. Dit spoor is aangetroffen op een vaas die door de dader zou zijn verplaatst. Als verdachte de vaas zou hebben opgepakt om te verplaatsen, dan zouden er meer vingersporen op de vaas zijn aangetroffen. Het alternatieve scenario dat verdachte in het restaurant heeft gegeten, is niet irreëel aangezien hij nog geen drie kilometer van het restaurant woont. Hoewel verdachte zich niet kan herinneren dat hij in het restaurant heeft gegeten en de vaas heeft aangeraakt, is die mogelijkheid wel aanwezig, te meer nu is gebleken dat de vaas in het restaurantgedeelte bij de eettafels heeft gestaan. Het is algemeen bekend dat vingerafdrukken 8 jaar blijven bestaan. Voorts kan de ter terechtzitting gehoorde getuige [aangever 1] zich niet specifiek herinneren of de betreffende vaas is schoongemaakt. In alle redelijkheid is het alternatieve scenario dan ook niet uit te sluiten, aldus de raadsman.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De inbraak
Op 21 februari 2016 om 0.05 uur heeft de heer [aangever 1] aangifte gedaan van diefstal uit zijn woning aan de [adres] te Den Haag. Hij heeft de woning op 20 februari 2016 omstreeks 11.00 uur verlaten zonder de deur verder op slot te doen. Diezelfde dag omstreeks 23.30 uur kwam hij terug bij zijn woning. Hij zag dat de verf rondom het slot van de voordeur ontbrak en dat het nachtslot van de deur naar het kantoor was verbroken. Er zijn diverse goederen weggenomen, waaronder een computer (Lenovo) met toebehoren, twee horloges, ringen, vier armbanden, twee paar oorsieraden, zeven kettingen, identiteitspapieren, een trouwboekje, een diploma, een geldbedrag in euro’s, een geldbedrag in dollars en twee kentekenbewijzen, toebehorende aan [aangever 1] en/of zijn moeder [aangever 2] en/of zijn overleden vader [aangever 3] . [2] Uit forensisch onderzoek is gebleken dat er voldoende speling zat tussen het kozijn en de voordeur om te kunnen flipperen en dat de kantoordeur was opengebroken; de nachtschoot was afgebroken en de deur bevatte ter hoogte van de nachtschoot een beschadiging. [3]
Dactyloscopisch spoor
[aangever 1] heeft in zijn aangifte verklaard dat tijdens de inbraak een foto en een sierstuk die op een tafel in de woonkamer stonden van de tafel zijn gehaald en op een naastgelegen bank zijn gelegd. [4] Naar aanleiding van deze verklaring hebben forensische onderzoekers dit sierstuk, dat een vaas bleek te zijn [5] , onderzocht. Zij hebben twee dactyloscopische sporen (AAGM7710NL en AAGM7709NL) veiliggesteld. [6] Uit dactyloscopisch onderzoek is gebleken dat er een zeer grote mate van overeenkomst tussen een van deze sporen (AAGM7709NL) en de afbeelding van de rechterringvinger van verdachte is geconstateerd en dat geen sprake is van onverklaarbare dactyloscopische verschillen hiertussen. De kans om die mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein. [7]
Verklaring van aangever als getuige ter terechtzitting
Ter terechtzitting is aangever [aangever 1] als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat de vaas waarop de vingerafdruk van verdachte is aangetroffen vóór de sluiting van het restaurant op een balustrade in het restaurantgedeelte op de begane grond bij de eettafels heeft gestaan. Na de sluiting van het restaurant in augustus 2014 is de vaas naar een gedeelte van de woonkamer op de eerste verdieping verplaatst, welk gedeelte voorheen dienst deed als eetzaal van het restaurant, maar na sluiting van het restaurant bij de woonkamer is betrokken en mitsdien voor publiek afgesloten was., De vaas heeft daar vanaf toen altijd gestaan, met dien verstande dat na het overlijden van de vader van aangever de vaas heeft gestaan op de tafel in de woonkamer die als herdenkingsplek was ingericht. De moeder van aangever, een proper persoon volgens aangever, maakte de vazen schoon met een vochtige doek, in elk geval toen deze nog in het restaurant stonden. Er werd daar regelmatig schoongemaakt. [8]
Betrokkenheid van verdachte
Op grond van het dactyloscopisch onderzoek stelt de rechtbank vast dat de vingerafdruk (spoor AAGM7709NL) van verdachte afkomstig is. Deze vingerafdruk is aangetroffen op de vaas die tijdens de inbraak is verplaatst. Dat rechtvaardigt in beginsel de conclusie dat het spoor een daderspoor is.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij misschien met anderen in het restaurant heeft gegeten. De rechtbank stelt voorop dat het opwerpen van een ‘alternatief scenario’ meer moet zijn dan alleen het noemen van een andere mogelijkheid. Naar het oordeel van de rechtbank behelst de verklaring van verdachte (en het daarop gebaseerde verweer van de raadsman) niet meer dan een
aannamedat verdachte in het restaurant is geweest en daar de vaas met zijn rechterringvinger heeft aangeraakt. Concreet is deze verklaring allerminst. Verdachte heeft niet eens uitdrukkelijk verklaard dat hij daadwerkelijk in het restaurant is geweest, laat staan wanneer, met wie en wat hij zich verder van het restaurant en het bezoek herinnert. De rechtbank acht dit scenario dan ook niet aannemelijk geworden. Dit geldt temeer nu uit de verklaring van aangever (als getuige ter terechtzitting) volgt dat zijn moeder de vazen in het restaurant met een vochtige doek schoonmaakte. Weliswaar heeft aangever geen recente specifieke herinneringen aan het schoonmaken van de betreffende vaas, maar de omstandigheden dat er regelmatig in het restaurant werd schoongemaakt en dat de vaas nadien nog anderhalf jaar in een besloten ruimte heeft gestaan – de laatste maanden zelfs bij het altaar voor de overleden vader van aangever –, maken dat het scenario dat de vingerafdruk van verdachte tijdens de inbraak op de vaas terecht is gekomen veel waarschijnlijker is dan het scenario dat dit is gebeurd bij een andere gelegenheid.
Conclusie
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de vingerafdruk van verdachte tijdens de inbraak is aangebracht en dat dit een daderspoor betreft. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal uit de woning van aangever. Het betreft een diefstal met valse sleutels en braak, nu de woning en een kantoor in de woning klaarblijkelijk zijn betreden door eerst de voordeur van de woning open te flipperen en eenmaal binnen vervolgens een binnendeur open te wrikken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen dat:
hij op 20 februari 2016 te s-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeninguit een woning (perceel [adres] ) heeft weggenomen:
- een computer Lenovo met toebehoren en
- twee horloges en
- ringen en
- vier armbanden en
- twee paar oorsieraden en
- zeven kettingen en
- identiteitspapieren en
- een trouwboekje en
- een diploma en
- een geldbedrag
(euro)en
- een geldbedrag
(dollar)en
- twee kentekenbewij
zen,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of de erven [aangever 3] , zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft door de voordeur open te flipperen en een binnendeur naar een kantoor open te wrikken.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en valse sleutels.

5.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de strafmaat geen standpunt ingenomen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal uit een woning nadat hij eerst door middel van flipperen de voordeur in binnengegaan en daarna door middel van braak een binnendeur van een inpandig kantoor heeft geforceerd. Hierdoor heeft hij een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de bewoner. Een woning is bij uitstek de plek waar iemand zich veilig hoort te voelen. Uit de verklaring van aangever blijkt dat het feit als zeer ingrijpend is ervaren, niet alleen vanwege de weggenomen goederen, waaronder veel sieraden van grote (emotionele) waarde, maar ook vanwege het moment van de inbraak, kort na het overlijden van de vader van aangever. Daarnaast dragen woninginbraken bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij uit louter financieel gewin heeft gehandeld zonder rekening te houden met de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers.
De politierechter heeft acht geslagen op het uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 18 juli 2016 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld, laatstelijk op 24 oktober 2012. Kennelijk hebben deze veroordelingen verdachte er niet van weerhouden om zich wederom aan soortgelijke feiten schuldig te maken. De rechtbank zal dit bij de bepaling van de strafmaat in verzwarende zin meenemen.
Reeds gelet op de aard en de ernst van het feit komt naar het oordeel van de rechtbank alleen een gevangenisstraf als strafmodaliteit in aanmerking. De rechtbank baseert zich bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, die bij een woninginbraak met recidive uitgaan van een gevangenisstraf van 5 maanden, en houdt in strafverzwarende zin rekening met de omvang van de schade. Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf passend en geboden.

7.De vordering van de benadeelde partij

7.1
De vordering
De heer [aangever 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding, groot € 161.080,85.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de materiële schade (exclusief sieraden) en immateriële schade heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 51.600,85. Ten aanzien van de sieraden heeft zij geconcludeerd tot toewijzing tot 30% van het gevorderde bedrag, te weten een bedrag van € 31.000,-, en tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij, gelet op de door hem bepleite vrijspraak.
Subsidiair heeft de raadsman geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor wat betreft de gevorderde materiële schade, aangezien de behandeling van de vordering op dat punt een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het zonder een onafhankelijke taxatie niet mogelijk is om de waarde van de sieraden vast te stellen en dat nergens uit blijkt hoeveel contant geld is weggenomen. De gevorderde immateriële schade komt volgens de raadsman wel voor toewijzing in aanmerking.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Vordering tot schadevergoeding
De rechtbank zal de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten:
  • diverse weggenomen elektronica, zijnde een laptop met toebehoren (€ 1.402,00 + € 24,99 + € 10,00 + € 30,00 =): € 1.466,99;
  • vervangen sloten / reparatie braakschade: € 164,16;
  • vervangen paspoort / kentekenbewijzen: € 174,70;
toewijzen nu de vordering in zoverre voldoende is onderbouwd, de hoogte ervan door de verdediging niet gemotiveerd is betwist en de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal voorts de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de weggenomen contante geldbedragen, toewijzen tot een totaalbedrag van € 16.309,50, zijnde € 15.000 en € 909,50 ($ 1.000,00) aan grafgiften en € 400,00 aan overige valuta, nu de vordering in zoverre voldoende is onderbouwd (met onder meer verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ) en onvoldoende gemotiveerd is betwist en voorts de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht de vordering ten aanzien van de overige contante geldbedragen, gegeven de betwisting door de verdediging, met de enkele verklaring van de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Het in staat stellen van de benadeelde partij om de vordering op dit punt nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafproces op, zodat de rechtbank de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk in de vordering zal verklaren. De benadeelde partij kan zich voor dit deel van de vordering tot de burgerlijke rechter wenden.
Ten aanzien van de vordering betreffende de weggenomen sieraden geldt dat de door de benadeelde partij gestelde waarde van de sieraden door de verdediging gemotiveerd is betwist. Het in staat stellen van de benadeelde partij om de vordering op dit punt nader te onderbouwen dan wel een onafhankelijke taxateur als deskundige te benoemen levert een onevenredige belasting van het strafproces op, zodat de rechtbank de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk in de vordering zal verklaren. De benadeelde partij kan zich ook voor dit deel van de vordering tot de burgerlijke rechter wenden.
De rechtbank acht de vordering ter zake van geleden immateriële schade tot het gevorderde bedrag van € 300,-, naar billijkheid toewijsbaar. De verdediging heeft de omvang daarvan niet betwist en vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 18.415,35.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, op de navolgende wijze:
  • ten aanzien van de immateriële schade (€ 300,00) met ingang van 20 februari 2016, zijnde de dag waarop de schade is ontstaan;
  • ten aanzien van de materiële schade (€ 18.115,35) met ingang van de dag dat deze kosten zijn gevorderd, te weten 19 juli 2016.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu verdachte voor het bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 18.415,35, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 300,00 vanaf 20 februari 2016 en over een bedrag van € 18.115,35 vanaf 19 juli 2016, beide tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 1] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 24c, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en valse sleutels;
verklaart het bewezenverklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (ZES) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [aangever 1] een bedrag van € 18.415,35, bestaande uit € 300,00 aan immateriële schade en € 18.115,35 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 300,00 vanaf 20 februari 2016 en over een bedrag van € 18.115,35 vanaf 19 juli 2016, beide tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 18.415,35, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 300,00 vanaf 20 februari 2016 en over een bedrag van € 18.115,35 vanaf 19 juli 2016, beide tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 1] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 127 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.J. Schiffers-Hanssen, voorzitter,
mr. M.L. Ruiter, rechter,
mr. L.C. Bannink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J. Boon, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 september 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2016051319, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag Centrum, basisteam Jan Hendrikstraat, met bijlagen (doorgenummerd pagina’s 1 t/m 81).
2.Proces-verbaal van aangifte [aangever 1] , met bijlagen, pagina’s 34-40; proces-verbaal van verhoor aangever [aangever 1] , pagina 41; proces-verbaal van verhoor aangever [aangever 1] , pagina 65; proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina’s 67-81.
3.Proces-verbaal van sporenonderzoek, pagina 47.
4.Proces-verbaal van aangifte [aangever 1] , pagina 35.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 19.
6.Proces-verbaal van sporenonderzoek, pagina’s 47-48.
7.Proces-verbaal van uitslag sporenonderzoek n.a.v. dactyloscopisch onderzoek, pagina’s 49-50 en het rapport dactyloscopisch onderzoek, met bijlagen, pagina’s 51-54.
8.Verhoor van getuige [aangever 1] ter terechtzitting van 13 september 2016.