In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor het realiseren van drie zorgvilla's in Wassenaar. De vergunninghoudster had op 31 maart 2014 een aanvraag ingediend voor het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan, wat leidde tot bezwaren van omwonenden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente op 16 december 2014 de omgevingsvergunning heeft verleend, waarna de bezwaren van de omwonenden ongegrond zijn verklaard. De eisers, die zich verzetten tegen de vergunning, stelden dat de aanvraag niet op tijd was aangevuld en dat de wijzigingen in de aanvraag niet van ondergeschikte aard waren. De rechtbank oordeelde echter dat de wijzigingen wel degelijk als ondergeschikt konden worden aangemerkt en dat de vergunning op basis van de geldende wet- en regelgeving was verleend. De rechtbank heeft de belangen van de aanvrager afgewogen tegen de belangen van de omwonenden en geconcludeerd dat de vergunningverlening in overeenstemming was met de wet. De rechtbank verklaarde het beroep van de eisers ongegrond en bevestigde de beslissing van de gemeente om de omgevingsvergunning te verlenen.