ECLI:NL:RBDHA:2016:11405

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2016
Publicatiedatum
22 september 2016
Zaaknummer
16/8882
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van niet-geloofwaardige seksuele gerichtheid van Nigeriaanse eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 september 2016 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarbij zijn asielaanvraag op 18 april 2016 was afgewezen. De behandeling van het beroep vond plaats op 10 augustus 2016, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. drs. L.J. Blijdorp, en de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. A.M.H.W. van Heerenbeek. Tijdens de zitting was ook een tolk aanwezig.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag van de eiser ongegrond had verklaard, omdat de verklaringen van de eiser over zijn homoseksuele gerichtheid niet geloofwaardig werden geacht. De rechtbank stelde vast dat de eiser essentiële informatie had achtergehouden, zoals zijn huwelijk met een Nederlandse vrouw, en dat hij geen bewijs had geleverd van zijn terugkeer naar Nigeria. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die benadrukten dat bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van een asielaanvraag rekening moet worden gehouden met de persoonlijke ervaringen van de vreemdeling.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de verklaringen van de eiser op een zorgvuldige manier had beoordeeld, en dat de eiser niet overtuigend had aangetoond dat hij problemen zou ondervinden in Nigeria vanwege zijn seksuele gerichtheid. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een kostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 16/8882
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 22 september 2016 in de zaak tussen
[naam], eiser,
gemachtigde mr. drs. L.J. Blijdorp,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. A.M.H.W. van Heerenbeek.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 18 april 2016 waarbij de asielaanvraag van eiser is afgewezen (het bestreden besluit).
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 10 augustus 2016. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig J.J. van Ravesteijn-Prins, tolk in de Engelse taal. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] en de Nigeriaanse nationaliteit te bezitten. Op 15 juli 2014 heeft eiser een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser ongegrond verklaard. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De verklaringen van eiser over zijn gestelde homoseksuele gerichtheid acht verweerder niet geloofwaardig. Evenmin acht verweerder geloofwaardig dat eiser in augustus/september 2013 is teruggekeerd naar Nigeria en op 28 maart 2014 (opnieuw) naar Europa is gereisd. Gelet daarop acht verweerder de gestelde problemen die eiser als gevolg van zijn homoseksuele gerichtheid stelt te hebben ondervonden in Nigeria in die periode niet geloofwaardig en acht verweerder niet aannemelijk dat eiser hierom problemen zal ondervinden.
3. Op wat eiser daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank bij de beoordeling van het asielrelaas van eiser allereerst rekening kunnen houden met het feit dat eiser in eerste instantie essentiële gegevens heeft achtergehouden. Zo heeft hij eerst na confrontatie met dat gegeven erkend getrouwd te zijn met een Nederlandse vrouw. Verweerder heeft zich verder terecht op het standpunt gesteld dat niet geloofwaardig is dat eiser is teruggekeerd naar Nigeria en in het verlengde daarvan dat ongeloofwaardig is dat eiser in Nigeria de gestelde problemen naar aanleiding van zijn gestelde homoseksualiteit zou hebben ondervonden. Eiser heeft geen documenten overgelegd waaruit kan worden opgemaakt dat hij daadwerkelijk is teruggekeerd naar Nigeria. Zo heeft eiser geen paspoort overgelegd met daarin in- en uitreisstempels, terwijl hij evenmin bewijs van een opname in een Nigeriaans ziekenhuis heeft overgelegd.
5. Op 15 juni 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) een uitspraak gedaan met betrekking tot de Werkinstructie 2015/9 (WI 2015/9) (ECLI:NL:RVS:2016:1630). Uit deze uitspraak volgt dat verweerder bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van een gestelde homoseksuele gerichtheid terecht veel waarde hecht aan de verklaringen van een vreemdeling over zijn eigen ervaringen. Daarbij gaat het met name om het bewustwordingsproces. De vreemdeling moet kunnen verklaren over het moment waarop of de periode waarin hij zich bewust is geworden van zijn seksuele gerichtheid, wat deze seksuele gerichtheid voor hem heeft betekend en welke invloed dit heeft gehad voor de manier waarop hij uiting heeft gegeven aan zijn seksuele gerichtheid. Dit alles moet worden bezien tegen de achtergrond van het land van herkomst en de omgeving waar de vreemdeling vandaan komt, waarbij relevant zijn het moment van bewustwording en eventuele andere belangrijke momenten, zoals het aangaan van een relatie. De Afdeling heeft overwogen (rechtsoverweging 2.6.) dat de Werkinstructie 2015/9 op een zorgvuldige manier tot stand is gekomen en dat verweerder aan de hand van de daarin weergegeven vaste onderzoeksmethode op een zorgvuldige manier onderzoek naar een gestelde seksuele gerichtheid als asielmotief verricht.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de gestelde seksuele gerichtheid van eiser heeft onderzocht en beoordeeld overeenkomstig de vaste onderzoeksmethode aan de hand van de in de Werkinstructie 2015/9 vermelde aspecten en conform het door de Afdeling geschetste toetsingskader. Weliswaar hebben het nader gehoor en het aanvullend gehoor plaatsgevonden voor de inwerkingtreding van de WI 2015/9, maar er is voldoende ingegaan op de genoemde aspecten. De wijze van beoordeling is voldoende inzichtelijk gemaakt.
7. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat dat eiser niet-overtuigende, vage en summiere verklaringen heeft afgelegd over zijn bewustwordings- en acceptatieproces. De verklaringen van eiser omtrent de ontdekking van zijn geaardheid, het proces van bewustwording en het accepteren daarvan, alsook de wijze waarop hij stelt daarmee te zijn omgegaan, zijn summier en tegenstrijdig terwijl eiser hierover uitvoerig is bevraagd en ook is doorgevraagd. Zo heeft eiser tegenstrijdig verklaard over het moment van ontdekking van zijn geaardheid en over de (homoseksuele) relaties die hij zou hebben gehad. Ook over zijn relaties heeft eiser zeer summier verklaard. Niet is gebleken dat verweerder bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser over het bewustwordings- en acceptatieproces van een stereotype norm is uitgegaan. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat van eiser, gelet op de positie van homoseksuelen in Nigeria, verwacht mag worden dat er enig proces van bewustwording en acceptatie heeft plaatsgevonden. Hieruit volgt dat verweerder de verklaringen van eiser op dit punt heeft bezien in de context van de omgeving waaruit eiser afkomstig is, namelijk een religieus milieu en een land waar homoseksualiteit maatschappelijk niet is aanvaard en vanuit de overheid strafbaar is gesteld.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de terugkeer van eiser naar Nigeria en de problemen die hij daar stelt te hebben ondervonden, alsmede de homoseksuele geaardheid niet geloofwaardig zijn. Eiser komt, gezien het voorgaande, op grond van zijn asielrelaas niet in aanmerking voor toelating op de in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 genoemde gronden. Het beroep is ongegrond.
9. Van omstandigheden op grond waarvan één der partijen moet worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte kosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Valk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 september 2016.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.