3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van dagvaarding I:
Ten aanzien van feit 5:
Op 12 februari 2016 zagen medewerkers van [aangever 5] aan de [adres] in Den Haag een man de firma binnenlopen. Het was een blanke Nederlandse man, 30 à 34 jaar oud, 1.80 meter lang, met een fors postuur en een kaal hoofd. De man droeg werkkleding, een gereedschapsgordel waaraan een wisser bevestigd was en had een emmer in zijn hand. Hij was gekleed alsof hij een glazenwasser was. De man vertelde de medewerkers dat hij Fred heette en dat hij kwam om een klacht op te lossen, aangezien de ramen de vorige keer niet goed schoongemaakt zouden zijn. De medewerkers geloofden zijn verhaal niet omdat er al geruime tijd geen ramen waren schoongemaakt en zij de man niet kenden. Ze hebben de man weggestuurd. Aangever heeft op 15 februari 2016 telefonisch aan [glazenwasserij] te Rijswijk gevraagd of Fred bij hen werkzaam was, wat niet het geval bleek. Aangever heeft een foto gemaakt van de camerabeelden die beschikbaar waren van ‘Fred’ en deze naar [glazenwasserij] gestuurd. Hierna werd aangever gebeld door [glazenwasserij] , die vertelde dat hij de man op de foto herkende als zijnde een oud-werknemer genaamd [verdachte] . [glazenwasserij] vertelde dat [verdachte] zich soms ook uitgeeft voor bedrijven [bedrijf 1] en [bedrijf 2] . Aangever heeft de foto van ‘Fred’ naar [bedrijf 1] gestuurd. Een medewerker van [bedrijf 1] vertelde hem dat dit [verdachte] was en stuurde hem per mail een kopie van het legitimatiebewijs van [verdachte] . Aangever heeft het beeldmateriaal afkomstig van [aangever 5] van ‘Fred’/ [verdachte] zijn e-mailwisseling met de bedrijven [glazenwasserij] en [bedrijf 1] , en de foto die hij naar hen heeft gestuurd, bij zijn aangifte gevoegd.
Op 16 februari 2016 kreeg de [wijkagent] een e-mail van een collega waarin hij las dat een man die zich voor een glazenwasser uitgaf, bij [aangever 5] naar binnen was gegaan zonder dat het bedrijf hiervoor opdracht had gegeven. De man was herkend als zijnde [verdachte] . [wijkagent] heeft een foto en bewegende filmbeelden van het bedrijf [aangever 5] in Scheveningen bekeken en heeft de man herkend als [verdachte] .
[verbalisant 1] heeft de persoon, die te zien is op een screenshot van de camerabeelden gemaakt bij [aangever 5] op 12 februari 2016, herkend als de haar ambtshalve bekende verdachte.
In een proces-verbaal van herkenning heeft [verbalisant 1] verder gerelateerd dat zij de camerabeelden van de firma [aangever 5] heeft bekeken en de persoon die daarop te zien is herkent als de haar ambtshalve bekende [verdachte] . Ze herkent hem aan zijn uiterlijke kenmerken, te weten zijn gelaat, kale hoofd en postuur. Daarnaast herkent zij verdachte aan zijn kleding.
Ook [verbalisant 2] herkent verdachte van een foto, gemaakt bij [aangever 5] . Hij kent hem ambtshalve en herkent hem aan zijn gezicht, gelaatsluitdrukking en postuur.
Door de verdediging is ter terechtzitting een foto overgelegd met daaronder een handgeschreven verklaring van [glazenwasserij] , inhoudende: “Ik twijfel of [verdachte] dit is nu ik hem gezien heb!”. Dat neemt niet weg dat er processen-verbaal van herkenning door verbalisanten zijn van verdachte op de camerabeelden die zijn gemaakt bij [aangever 5] . Deze beelden maken deel uit van het dossier. Ter zitting zijn geen camerabeelden getoond omdat verdachte, net als bij de politie, had aangegeven dat hij er toch niet naar zou kijken. De rechtbank heeft vanzelfsprekend in raadkamer wel kennis genomen van deze beelden. Daarop is de dader te zien bij de ingang van [aangever 5] . De rechtbank leidt uit deze beelden af dat het postuur en gezicht van de dader grote gelijkenis vertonen met het postuur en gezicht van verdachte en zeker niet zodanig afwijken, dat reeds daarom al geconcludeerd zou moeten worden dat verdachte en de dader niet dezelfde persoon zijn (vgl. HR 6 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2024). De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de in feit 5 ten laste gelegde poging diefstal.
Ten aanzien van feiten 4 en 3:
Op 10 februari 2016 om 06:45 uur is een man, die eruit zag als een glazenwasser, het gebouw van het [aangever 4 (bedrijf)] aan de [adres] te Rijswijk binnengeglipt achter een verslaggever, die met zijn toegangspas het gebouw betrad. Een andere medewerker heeft de glazenwasser op diens verzoek een toegangspas verschaft. Vervolgens kon de glazenwasser rondlopen op de begane grond en de 1e etage. Op camerabeelden is te zien dat de glazenwasser omstreeks 07:10 uur het gebouw heeft verlaten met een grote zwarte tas. Om 07:30 uur bleek er een Imac laptop W8018R785PC weggenomen te zijn van de 1e etage.
De glazenwasser was achteraf niet bekend bij de medewerkers van het [aangever 4 (bedrijf)] .
[aangever 4 (bedrijf)] herkende de persoon op de camerabeelden niet als een glazenwasser die normaliter deze werkzaamheden verricht in het gebouw van het [aangever 4 (bedrijf)] . Tevens gaf [aangever 4 (bedrijf)] aan dat er op 10 februari 2016 geen glazenwassers stonden ingepland in het pand. [aangever 4 (bedrijf)] verklaarde dat de man die zich uitgaf als glazenwasser een blanke huidskleur had en sprak met een Haags accent.
Op 10 februari 2016 omstreeks 08.00 uur was [getuige 1] werkzaam bij [aangever 3 (bedrijf)] aan de [adres] te Den Haag toen ze daar de deurbel hoorde gaan. Een collega liet een blanke man binnen van 30 à 40 jaar oud, ongeveer 1.80 meter lang, met een stevig postuur en van wie ze dacht dat hij een kaal hoofd had. De man droeg een muts en een blauw bomberjack met een logo erop. Wortel zag dat de man een vierkante emmer bij zich had. Zij ging er hierdoor vanuit dat hij een glazenwasser was. Ze zag dat de glazenwasser verder het pand binnen liep. Ongeveer een uur later hoorde [getuige 1] van collega’s dat er een aantal laptops was gestolen. Ze vermoedde vrijwel direct dat de glazenwasser hier iets mee te maken had, omdat er eigenlijk geen glazenwasser werd verwacht en ze hem nog nooit eerder had gezien.
Namens [getuige 1] is door [aangever 3 (bedrijf)] aangifte gedaan van diefstal van vijf laptops (Dell notebooks) met als serienummers respectievelijk 7M9KGV1, 4Q9KGV1, 35CKGV1, Ccckgv1 en 3y9kgv1. Hij heeft verklaard dat een zich als klusjesman voordoende persoon het kantoorpand op 10 februari 2016 rond 08:15 uur heeft betreden en uiterlijk om 08:35 uur het pand weer uitliep. Deze man heeft nergens in het bedrijf werkzaamheden verricht.
[aangever 3 (bedrijf)] heeft het [pandjeshuis] Products gebeld en een medewerker medegedeeld dat hij vijf laptops miste van het merk Dell. Nadat [aangever 3 (bedrijf)] de daarbij behorende serienummers had gegeven bevestigde de medewerker aan hem dat deze laptops bij [pandjeshuis] waren ingeleverd. Gouweleeuw heeft de politie gebeld en is op hun verzoek direct naar [pandjeshuis] gegaan. Daar heeft hij inderdaad de laptops gezien die aan zijn bedrijf toebehoren.
[medewerker] van [pandjeshuis] die de vijf laptops heeft ingekocht, heeft verklaard dat hij de laptops heeft gekocht van een man die zich kon legitimeren en een aannemelijk verhaal had waar hij de laptops vandaan had. Op 11 februari 2016 werd [medewerker] gebeld door een man die vroeg of hij vijf laptops had opgekocht en daarvan de serienummers en merken doorgaf. [medewerker] beaamde dat hij de laptops had gekocht. Hij heeft de camerabeelden van de man van wie hij de laptops heeft gekocht aan de politie gegeven. Hij omschrijft deze man als volgt: “type glazenwasser met wollen muts, kaal hoofd en donkerblauwe kleding”.
De camerabeelden van het inleveren van de laptops bij [pandjeshuis] op 10 februari 2016 zijn door [verbalisant 1] uitgekeken en beschreven. Deze camerabeelden maken deel uit van het dossier en zijn door de rechtbank in raadkamer bekeken. Verbalisant beschrijft wat op de beelden (onder meer) te zien is als volgt:
Op 10 februari 2016 om 13:37:02 uur is te zien dat de verdachte [pandjeshuis] binnenloopt en bij de balie gaat staan. Verdachte kan als volgt worden omschreven: ongeveer 40 jaar oud, ongeveer 1.75 – 1.80 meter lang, stevig/breed postuur, blanke huidskleur en lichte beharing in het gezicht. Verdachte draagt een witte muts, een zwart bomberjack met daaronder een zwart shirt en een zwarte broek. Te zien is dat verdachte meerdere laptops inlevert bij [pandjeshuis] . [verbalisant 1] zag tijdens het bekijken van de camerabeelden dat de verdachte die de gestolen goederen inleverde bij [pandjeshuis] exact voldeed aan het signalement van de verdachte die eerder goederen had weggenomen bij [aangever 3 (bedrijf)] op de [adres] te Den Haag. Zij herkende de verdachte als de haar ambtshalve bekende [verdachte] , geboren op 10 december 1973.
In het dossier bevindt zich een inkoopfactuur met nummer 0058-033095 van [pandjeshuis] d.d. 10 februari 2016 waarop de iMac met serienummer W8018R785PC, weggenomen bij het [aangever 4 (bedrijf)] op 10 februari 2016, en vijf laptops van Dell met de serienummers ccckgv1, 4q9kgv1, 3y9kgv1, 35ckgv1 en 7m9kgv1, weggenomen bij [aangever 3 (bedrijf)] op 10 februari 2016 staan vermeld. Op deze inkoopfactuur staat als cliënt vermeld [verdachte] , geboortedatum 10 december 1973 en als legitimatienummer 4268857116.
In het dossier bevindt zich een kopie van het rijbewijs van verdachte met het [nummer] .
Bij proces-verbaal van bevindingen van 17 april 2016 heeft [verbalisant 1] beschreven dat zij op de internetsite van [pandjeshuis] in het inkoopregister heeft gezocht op de personalia van de verdachte [verdachte] en dat zij zag dat verdachte op 10 februari 2016, omstreeks 14:03 uur, onder meer de bij [aangever 4 (bedrijf)] weggenomen Apple Imac aan [pandjeshuis] had verkocht.
[verbalisant 1] heeft de persoon, die de bij het [aangever 4 (bedrijf)] weggenomen laptop bij [pandjeshuis] heeft ingeleverd, op een screenshot van de camerabeelden gemaakt bij [pandjeshuis] op 10 februari 2016 herkend als de haar ambtshalve bekende verdachte.
Ook andere verbalisanten hebben verdachte ambtshalve herkend als degene op de beelden van [pandjeshuis] van 10 februari 2016. Dit betreft de verbalisanten [verbalisanten][verbalisanten][verbalisanten][verbalisanten][verbalisanten][verbalisanten]
Conclusie t.a.v. feiten 3 en 4:
Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij de feiten ontkend.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Op 10 februari 2016 zijn vroeg in de ochtend, tussen 06:45 uur en 08:35 uur, bij twee bedrijven in Rijswijk en Den Haag laptops weggenomen. Deze laptops zijn diezelfde dag, tussen 13:37 uur en 14:07 uur, ingeleverd bij [pandjeshuis] in Den Haag. Op de aankoopbon waarop de serienummers staan van de weggenomen laptops, staat de naam en het nummer van het rijbewijs van verdachte. Verdachte wordt door verbalisanten herkend op de camerabeelden van [pandjeshuis] . De rechtbank herkent de persoon op de – ter zitting aan verdachte getoonde – foto op bladzijde 139 van het dossier aan zijn postuur en gezichtskenmerken als de verdachte.
Dit alles in onderling verband en nauwe samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Ten aanzien van feit 1:
Op 21 oktober 2015 omstreeks 13.40 uur verliet [aangever 1] zijn werkkamer in het bedrijf [aangever 1] aan de [adres] te Rijswijk samen met zijn [collega] om koffie te halen. Op de gang kwamen zij een onbekende man tegen. Hij droeg een emmer met lappen en [aangever 1] dacht dat het de glazenwasser was. Toen [aangever 1] terugliep naar zijn kamer kwam hij de man weer tegen. Omstreeks 13:45 uur kwam [aangever 1] terug in zijn kamer en zag dat zijn laptop, Apple Macpro Air, was weggenomen. Hij vermoedt dat de onbekende man zijn laptop heeft meegenomen. Deze man voldeed aan het volgende signalement: blanke man, ouder dan 45 jaar, breed/krachtig postuur, tussen de 1.60 en 1.69 meter lang, blauw sweatshirt met op de achterzijde ‘glazenwasser’ en een muts.
[getuige 2] , werkzaam als receptioniste bij [aangever 1] , zag op 21 oktober 2015 tussen 13:00 uur en 13:45 uur een man lopen van wie zij vermoedt dat hij met iemand was meegelopen die naar binnen of naar buiten ging. Het was een blanke man in een glazenwassersoutfit met een zwarte emmer en hij had een ceintuur met daaraan een trekker en middelen die je nodig hebt om ramen te zemen. Hij droeg een zwarte jas, een zwarte broek en een gebreide lichtgrijze muts op zijn hoofd. De man zei tegen haar: “Ik ben de glazenwasser, er waren wat klachten over vingers op de ramen, die kom ik nalopen”. Het was een macho type, een soort Haagse Harry. Hij liep gelijk door naar de gang en toen hij weer naar de uitgang liep zei hij: “Zo, dat is ook weer gedaan”. De man was erg amicaal. Nadat [getuige 2] had gehoord dat de laptop van [aangever 1] was weggenomen heeft ze het schoonmaakbedrijf gebeld of men een glazenwasser gestuurd had. Dit bleek niet het geval.
[verbalisant 1] heeft de screenshots van de camerabeelden bij [aangever 1] bekeken en beschreven. Ze herkent de man als [verdachte] .In een aanvullend proces-verbaal van bevindingen verklaart [verbalisant 1] nogmaals dat zij de verdachte herkent als de haar ambtshalve bekende [verdachte] .
Ook verbalisant [wijkagent] heeft de man op deze camerabeelden herkend als [verdachte] .
Ten aanzien van feit 2:
Op 13 november 2015 was aangever [aangever 2] aan het werk bij [aangever 2] (hierna: [aangever 2] ) aan de [adres] te Den Haag. Een Macbook van het merk Apple, die hij van [aangever 2] in bruikleen had, lag op zijn bureau op de eerste etage in de openbare ruimte. Omstreeks 12:23 ging [aangever 2] lunchen. Toen hij omstreeks 13:00 uur terug kwam op zijn werkplek zag hij dat zijn Macbook was weggenomen. Later bleek dat in diezelfde ruimte nog drie Macbooks waren weggenomen. Ook op de tweede etage waren nog eens drie Macbooks weggenomen. Er viel die dag één persoon erg op in het pand. Deze persoon is om 11:12 uur via de voordeur binnen gekomen en heeft het pand om 12:32 uur via de garagedeur verlaten. De man deed zich voor als de glazenwasser. Het was een blanke Nederlandse man van 35 à 45 jaar oud en hij droeg donkere kleding met glazenwassersbenodigdheden, een donker petje en een zwarte trui met de tekst: glazenwasserij. De man was geïnteresseerd in de lunchtijd van de medewerkers en heeft op elke etage rondgelopen, naar eigen zeggen ter controle van zijn jongere collega’s.
[aangever 2] heeft foto’s van de beveiligingscamera waarop de man is te zien bij zijn aangifte gevoegd.In een aanvullende aangifte heeft [aangever 2] verklaard dat er in totaal zeven Apple Macbooks zijn weggenomen.
[verbalisant 1] heeft de screenshots van de camerabeelden bij [aangever 2] bekeken en beschreven. Ze zag dat de man bij het verlaten van het bedrijf een grote zwarte tas/doos in zijn handen vasthield en zag dat hij deze niet bij zich droeg toen hij het bedrijf binnen liep. Het betrof een Nederlandse man, normaal tot stevig postuur, met een zwarte pet en een zwarte trui met op de achterkant de tekst ‘glazenwasser’. Hij droeg een gereedschapsgordel waaraan een groene koker hing waarin een zeem zat, had een emmer bij zich en droeg zwarte gymschoenen met witte zolen. [verbalisant 1] herkent de kleding die de man aanhad als dezelfde die hij droeg bij feit 1. Ze herkent de man als [verdachte] .
Bij een doorzoeking van de woning van verdachte op 25 mei 2016 zijn o.a. aangetroffen een zwarte trui met ‘glazenwasserij’op de achterkant en zwarte schoenen van het merk Nike met een opvallend wit Nike-logo op de zijkant.
Op foto’s op bladzijde 122 en 123 van het dossier, gemaakt op 13 november 2015 bij [aangever 2]zijn zwarte schoenen met wit Nike-logo te zien die gelijkenis vertonen met de schoenen die bij de zoeking in de woning van verdachte zijn aangetroffen.
Conclusie t.a.v. feit 1 en 2:
Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij de feiten ontkend.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
De modus operandi van de diefstallen bij [aangever 3 (bedrijf)] (feit 3) en het [aangever 4 (bedrijf)] (feit 4) komen op essentiële punten overeen met de modus operandi van de diefstallen bij [aangever 1] en [aangever 2] . De rechtbank wijst op de combinatie van glazenwasserskleding, glazenwassersbenodigdheden, een amicale manier van doen en een Haags accent.
Ook komt het signalement van de verdachte van de diefstallen bij [aangever 1] en [aangever 2] op essentiële punten overeen met het signalement van verdachte tijdens de door hem gepleegde diefstallen bij [aangever 3 (bedrijf)] en het [aangever 4 (bedrijf)] . Het gaat hierbij om een kale blanke man, het dragen van een gebreide lichte muts, donkere schoenen en glazenwasserskleding. Bovendien zijn in de woning van verdachte glazenwasserskleding en benodigdheden aangetroffen.
Dit alles in onderling verband en nauwe samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte ook de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
ten aanzien van dagvaarding II:
Verdachte heeft verklaard dat hij op 24 augustus 2015 met zijn auto, een gele Citroën Berlingo met [kenteken] , op de Valkenboslaan te Den Haag reed. Hij was op weg naar zijn ex-partner omdat zijn kind was gevallen en naar het ziekenhuis moest. Op het Valkenbosplein stond het verkeerslicht op rood. Verdachte wilde het Valkenbosplein oversteken. Hij reed door rood, toen hij plotseling een oudere man halverwege de rijbaan op het voetgangerspad op de Beeklaan te Den Haag zag lopen. Verdachte heeft verklaard dat het heel hard regende, dat hij de voetganger op het laatste moment zag en ondanks dat hij remde een aanrijding niet meer kon voorkomen.
[slachtoffer] ( [geboortedatum] , heeft op 8 oktober 2015 tegen de politie verklaard dat hij onlangs was aangereden. Hij werd wakker in het ziekenhuis, waaruit hij op 7 september 2015 is ontslagen. Vervolgens is hij opgenomen in een revalidatiecentrum, waaruit hij op 7 oktober 2015 is ontslagen. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij het volgende letsel heeft:
- twee scheuren in het linker bekken;
- twee gebroken ribben ter hoogte van het borstbeen;
- dubbel zien met het linker oog;
- bloed tussen de hersenen en de schedel;
- bont en blauw over heel het lichaam.
[slachtoffer] heeft last van dubbel zien met zijn linkeroog. Een arts heeft hem gezegd dat het herstel van zijn zicht ongeveer een half jaar gaat duren.
In het ziekenhuis is op 24 augustus 2015 het volgende letsel geconstateerd:
wond op het achterhoofd, breuk van het bekken, breuken van de borstwervels, bloed rond de hersenen.
[getuige 3] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat de gele bestelbus van verdachte de kruising naderde met een hoge snelheid, die hij inschat als ongeveer 70 kilometer per uur. Hij zag dat verdachte midden op de kruising bijna een aanrijding veroorzaakte met een rode personenauto. [getuige 3] zag dat de bestelbus de Beeklaan opreed en hoorde vervolgens een harde klap. Hij zag dat een schoen ongeveer zes meter de lucht in vloog. Het verkeerslicht voor voetgangers stond op groen net voor de aanrijding. [getuige 3] hoorde verdachte zeggen: “Meneer, ik rij nooit zo hard maar ik moest mijn kind ophalen uit het ziekenhuis”.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet hard heeft gereden. Het regende hard en het was donker. Als hij 70 kilometer per uur had gereden, zou zijn auto zijn doorgeschoven toen hij hard remde, aldus verdachte.
Gelet op de onoverzichtelijkheid van de plek waar de aanrijding heeft plaatsgevonden, het feit dat het donker was en hard regende en de verklaring van [getuige 3] over de snelheid en dat hij verdachte ter plekke heeft horen zeggen dat hij nooit zo hard rijdt, maar dat er iets was met zijn kind, terwijl verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat zijn kind naar het ziekenhuis moest, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte in ieder geval met een gelet op de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid heeft gereden.
De rechtbank overweegt dat gezien de onoverzichtelijke situatie ter plaatse van verdachte een verhoogde mate van oplettendheid en voorzichtigheid mocht worden verwacht. Dit geldt te meer nu verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat het donker was en dat het heel hard regende, waardoor hij het niet goed kon zien.
Conclusie:
Verdachte is met een gelet op de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid de voetgangersoversteekplaats op de Beeklaan opgereden terwijl hij had gezien dat hij door het voor hem bestemde rode verkeerslicht reed. Verdachte kon, toen hij de oversteekplaats was opgereden, als gevolg van de hoge snelheid niet meer op tijd stoppen voor de voetganger, die bij groen licht overstak. Hierdoor heeft hij de voetganger aangereden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte – door het door het rode verkeerslicht rijden, het rijden met een ter plaatse te hoge snelheid, het niet (kunnen) stoppen voor de voetgangersoversteekplaats en het geen voorrang verlenen aan het slachtoffer waar hij dat wel had moeten doen – zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen en dat daardoor het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Dit verkeersongeval is derhalve aan zijn schuld te wijten. Bij dit ongeval werd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toegebracht.