ECLI:NL:RBDHA:2016:11391

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2016
Publicatiedatum
21 september 2016
Zaaknummer
09/807869-16; 09/797055-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en poging tot diefstal door zich voor te doen als glazenwasser, met verkeersincident met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg

Op 21 september 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen van laptops uit bedrijven door zich voor te doen als glazenwasser. De verdachte, geboren op 10 december 1973, heeft zich in verschillende gevallen toegang verschaft tot bedrijfspanden door zich te verkleden als glazenwasser en heeft daarbij laptops gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 oktober 2015 in Rijswijk een Apple MacBook Air heeft gestolen, op 13 november 2015 in 's-Gravenhage zeven laptops heeft weggenomen, en op 10 februari 2016 in 's-Gravenhage vijf Dell laptops heeft gestolen. Daarnaast heeft de verdachte op 24 augustus 2015 een verkeersongeval veroorzaakt waarbij een voetganger zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers 09/807869-16 (dagvaarding I) en 09/797055-16 (dagvaarding II) (t.t.z. gev.)
Datum uitspraak: 21 september 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] ,
thans gedetineerd in het Detentiecentrum te Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 7 september 2016.
De rechtbank heeft de voeging bevolen van de dagvaarding met parketnummer 09/807869-16 (hierna te noemen dagvaarding I) met de dagvaarding met parketnummer 09/797055-16 (hierna te noemen dagvaarding II).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Bakker en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. A.B.B. Beelaard, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
ten aanzien van dagvaarding I:
1.
hij op of omstreeks 21 oktober 2015 te Rijswijk, althans in Nederland, met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijf (gevestigd
aan de [adres] ) heeft weggenomen een laptop (Apple MacBook Air),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1]
en/of [aangever 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te hebben gebracht door
gebruikmaking van een vals kostuum, immers door zich in strijd met de waarheid
bij het betreden van het bedrijf voor te doen als glazenwasser;
2.
hij op of omstreeks 13 november 2015 te 's-Gravenhage, althans in Nederland,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijf (gevestigd
aan de [adres] ) heeft weggenomen zeven, althans een (aantal)
laptop(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2]
, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn
bereik te hebben gebracht door gebruikmaking van een vals kostuum, immers door
zich in strijd met de waarheid bij het betreden van het bedrijf voor te doen
als glazenwasser;
3.
hij op of omstreeks 10 februari 2016 te 's-Gravenhage, althans in Nederland,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijf
(gevestigd aan de [adres] ) heeft weggenomen vijf, althans een (aantal)
laptop(s)/notebook(s) (merk: Dell) en/of andere goederen, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3 (bedrijf)] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn
bereik te hebben gebracht door gebruikmaking van een vals kostuum, immers door
zich in strijd met de waarheid bij het betreden van het bedrijf voor te doen
als glazenwasser;
4.
hij op of omstreeks 10 februari 2016 te Rijswijk, althans in Nederland, met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijf (gevestigd aan
de [adres] ) heeft weggenomen een computer (Apple iMac), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 4 (bedrijf)] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn bereik te hebben gebracht door gebruikmaking van een vals kostuum, immers
door zich in strijd met de waarheid bij het betreden van het bedrijf voor te
doen als glazenwasser, waarna (een) werknemer(s) van voornoemd bedrijf hem
toegang tot het bedrijf heeft/hebben verschaft;
5.
hij op of omstreeks 12 februari 2016 te 's-Gravenhage, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf met het oogmerk
van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijf (gevestigd aan de
[adres] ) weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 5] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang
tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn bereik te hebben gebracht door gebruikmaking van een
vals kostuum, immers door zich in strijd met de waarheid voor te doen als
glazenwasser, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
ten aanzien van dagvaarding II:
hij op of omstreeks 24 augustus 2015 te 's-Gravenhage als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de
weg, de Beeklaan zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende
aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse
en/of (vervolgens)
- heeft gereden met een gelet op de verkeerssituatie en/of verkeersveiligheid
ter plaatse (veel) te hoge snelheid en/of (vervolgens)
- met die te hoge snelheid een doormiddel van verkeerslichten gecontroleerde
oversteekplaats voor voetgangers is genaderd en/of opgereden terwijl hij had
waargenomen dat een voor zijn rijrichting bestemd verkeerslicht rood licht
uitstraalde en/of (vervolgens)
- geen voorrang heeft verleend aan een voetganger welke zich op de
voetgangersoversteekplaats bevond tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig
op de voetgangersoversteekplaats in botsing is gekomen met voornoemde
voetganger, welke bij groen licht overstak, waardoor een ander, te weten die
voetganger (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een
bekken fractuur en/of borstwervelfracturen en/of bloeding rond de hersenen, of
zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 augustus 2015 te 's-Gravenhage als bestuurder van een
voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg, de Beeklaan, als volgt heeft
gehandeld:
hij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende
aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse
en/of (vervolgens)
- heeft gereden met een gelet op de verkeerssituatie en/of verkeersveiligheid
ter plaatse (veel) te hoge snelheid en/of (vervolgens)
- met die te hoge snelheid een doormiddel van verkeerslichten gecontroleerde
oversteekplaats voor voetgangers is genaderd en/of opgereden terwijl hij had
waargenomen dat een voor zijn rijrichting bestemd verkeerslicht rood licht
uitstraalde en/of (vervolgens)
- geen voorrang heeft verleend aan een voetganger welke zich op de
voetgangersoversteekplaats bevond tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig
op de voetgangersoversteekplaats in botsing is gekomen met voornoemde
voetganger, welke bij groen licht overstak, waardoor een ander, te weten die
voetganger (genaamd [slachtoffer] ) letsel heeft bekomen, door welke
gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon
worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon
worden gehinderd;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan vier diefstallen van laptops uit bedrijven en een poging daartoe, waarbij hij zich voor heeft gedaan als glazenwasser. Tevens wordt verdachte verweten dat hij een aanrijding heeft veroorzaakt waardoor een voetganger (zwaar lichamelijk) letsel is toegebracht. Dit feit is hem primair ten laste gelegd als overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet en subsidiair als overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de hem bij dagvaarding I onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten en het bij dagvaarding II primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de bij dagvaarding I onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van dagvaarding II heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. Het subsidiair ten laste gelegde kan volgens de raadsman wel bewezen worden verklaard.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Ten aanzien van dagvaarding I:
Ten aanzien van feit 5:
Op 12 februari 2016 zagen medewerkers van [aangever 5] aan de [adres] in Den Haag een man de firma binnenlopen. Het was een blanke Nederlandse man, 30 à 34 jaar oud, 1.80 meter lang, met een fors postuur en een kaal hoofd. De man droeg werkkleding, een gereedschapsgordel waaraan een wisser bevestigd was en had een emmer in zijn hand. Hij was gekleed alsof hij een glazenwasser was. De man vertelde de medewerkers dat hij Fred heette en dat hij kwam om een klacht op te lossen, aangezien de ramen de vorige keer niet goed schoongemaakt zouden zijn. De medewerkers geloofden zijn verhaal niet omdat er al geruime tijd geen ramen waren schoongemaakt en zij de man niet kenden. Ze hebben de man weggestuurd. Aangever heeft op 15 februari 2016 telefonisch aan [glazenwasserij] te Rijswijk gevraagd of Fred bij hen werkzaam was, wat niet het geval bleek. Aangever heeft een foto gemaakt van de camerabeelden die beschikbaar waren van ‘Fred’ en deze naar [glazenwasserij] gestuurd. Hierna werd aangever gebeld door [glazenwasserij] , die vertelde dat hij de man op de foto herkende als zijnde een oud-werknemer genaamd [verdachte] . [glazenwasserij] vertelde dat [verdachte] zich soms ook uitgeeft voor bedrijven [bedrijf 1] en [bedrijf 2] . Aangever heeft de foto van ‘Fred’ naar [bedrijf 1] gestuurd. Een medewerker van [bedrijf 1] vertelde hem dat dit [verdachte] was en stuurde hem per mail een kopie van het legitimatiebewijs van [verdachte] . Aangever heeft het beeldmateriaal afkomstig van [aangever 5] van ‘Fred’/ [verdachte] zijn e-mailwisseling met de bedrijven [glazenwasserij] en [bedrijf 1] , en de foto die hij naar hen heeft gestuurd, bij zijn aangifte gevoegd. [2]
Op 16 februari 2016 kreeg de [wijkagent] een e-mail van een collega waarin hij las dat een man die zich voor een glazenwasser uitgaf, bij [aangever 5] naar binnen was gegaan zonder dat het bedrijf hiervoor opdracht had gegeven. De man was herkend als zijnde [verdachte] . [wijkagent] heeft een foto en bewegende filmbeelden van het bedrijf [aangever 5] in Scheveningen bekeken en heeft de man herkend als [verdachte] . [3]
[verbalisant 1] heeft de persoon, die te zien is op een screenshot van de camerabeelden gemaakt bij [aangever 5] op 12 februari 2016, herkend als de haar ambtshalve bekende verdachte. [4]
In een proces-verbaal van herkenning heeft [verbalisant 1] verder gerelateerd dat zij de camerabeelden van de firma [aangever 5] heeft bekeken en de persoon die daarop te zien is herkent als de haar ambtshalve bekende [verdachte] . Ze herkent hem aan zijn uiterlijke kenmerken, te weten zijn gelaat, kale hoofd en postuur. Daarnaast herkent zij verdachte aan zijn kleding. [5]
Ook [verbalisant 2] herkent verdachte van een foto, gemaakt bij [aangever 5] . Hij kent hem ambtshalve en herkent hem aan zijn gezicht, gelaatsluitdrukking en postuur. [6]
Door de verdediging is ter terechtzitting een foto overgelegd met daaronder een handgeschreven verklaring van [glazenwasserij] , inhoudende: “Ik twijfel of [verdachte] dit is nu ik hem gezien heb!”. Dat neemt niet weg dat er processen-verbaal van herkenning door verbalisanten zijn van verdachte op de camerabeelden die zijn gemaakt bij [aangever 5] . Deze beelden maken deel uit van het dossier. Ter zitting zijn geen camerabeelden getoond omdat verdachte, net als bij de politie, had aangegeven dat hij er toch niet naar zou kijken. De rechtbank heeft vanzelfsprekend in raadkamer wel kennis genomen van deze beelden. Daarop is de dader te zien bij de ingang van [aangever 5] . De rechtbank leidt uit deze beelden af dat het postuur en gezicht van de dader grote gelijkenis vertonen met het postuur en gezicht van verdachte en zeker niet zodanig afwijken, dat reeds daarom al geconcludeerd zou moeten worden dat verdachte en de dader niet dezelfde persoon zijn (vgl. HR 6 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2024).
De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de in feit 5 ten laste gelegde poging diefstal.
Ten aanzien van feiten 4 en 3:
Op 10 februari 2016 om 06:45 uur is een man, die eruit zag als een glazenwasser, het gebouw van het [aangever 4 (bedrijf)] aan de [adres] te Rijswijk binnengeglipt achter een verslaggever, die met zijn toegangspas het gebouw betrad. Een andere medewerker heeft de glazenwasser op diens verzoek een toegangspas verschaft. Vervolgens kon de glazenwasser rondlopen op de begane grond en de 1e etage. Op camerabeelden is te zien dat de glazenwasser omstreeks 07:10 uur het gebouw heeft verlaten met een grote zwarte tas. Om 07:30 uur bleek er een Imac laptop W8018R785PC weggenomen te zijn van de 1e etage.
De glazenwasser was achteraf niet bekend bij de medewerkers van het [aangever 4 (bedrijf)] . [7]
[aangever 4 (bedrijf)] herkende de persoon op de camerabeelden niet als een glazenwasser die normaliter deze werkzaamheden verricht in het gebouw van het [aangever 4 (bedrijf)] . Tevens gaf [aangever 4 (bedrijf)] aan dat er op 10 februari 2016 geen glazenwassers stonden ingepland in het pand. [aangever 4 (bedrijf)] verklaarde dat de man die zich uitgaf als glazenwasser een blanke huidskleur had en sprak met een Haags accent. [8]
Op 10 februari 2016 omstreeks 08.00 uur was [getuige 1] werkzaam bij [aangever 3 (bedrijf)] aan de [adres] te Den Haag toen ze daar de deurbel hoorde gaan. Een collega liet een blanke man binnen van 30 à 40 jaar oud, ongeveer 1.80 meter lang, met een stevig postuur en van wie ze dacht dat hij een kaal hoofd had. De man droeg een muts en een blauw bomberjack met een logo erop. Wortel zag dat de man een vierkante emmer bij zich had. Zij ging er hierdoor vanuit dat hij een glazenwasser was. Ze zag dat de glazenwasser verder het pand binnen liep. Ongeveer een uur later hoorde [getuige 1] van collega’s dat er een aantal laptops was gestolen. Ze vermoedde vrijwel direct dat de glazenwasser hier iets mee te maken had, omdat er eigenlijk geen glazenwasser werd verwacht en ze hem nog nooit eerder had gezien. [9]
Namens [getuige 1] is door [aangever 3 (bedrijf)] aangifte gedaan van diefstal van vijf laptops (Dell notebooks) met als serienummers respectievelijk 7M9KGV1, 4Q9KGV1, 35CKGV1, Ccckgv1 en 3y9kgv1. Hij heeft verklaard dat een zich als klusjesman voordoende persoon het kantoorpand op 10 februari 2016 rond 08:15 uur heeft betreden en uiterlijk om 08:35 uur het pand weer uitliep. Deze man heeft nergens in het bedrijf werkzaamheden verricht.
[aangever 3 (bedrijf)] heeft het [pandjeshuis] Products gebeld en een medewerker medegedeeld dat hij vijf laptops miste van het merk Dell. Nadat [aangever 3 (bedrijf)] de daarbij behorende serienummers had gegeven bevestigde de medewerker aan hem dat deze laptops bij [pandjeshuis] waren ingeleverd. Gouweleeuw heeft de politie gebeld en is op hun verzoek direct naar [pandjeshuis] gegaan. Daar heeft hij inderdaad de laptops gezien die aan zijn bedrijf toebehoren. [10]
[medewerker] van [pandjeshuis] die de vijf laptops heeft ingekocht, heeft verklaard dat hij de laptops heeft gekocht van een man die zich kon legitimeren en een aannemelijk verhaal had waar hij de laptops vandaan had. Op 11 februari 2016 werd [medewerker] gebeld door een man die vroeg of hij vijf laptops had opgekocht en daarvan de serienummers en merken doorgaf. [medewerker] beaamde dat hij de laptops had gekocht. Hij heeft de camerabeelden van de man van wie hij de laptops heeft gekocht aan de politie gegeven. Hij omschrijft deze man als volgt: “type glazenwasser met wollen muts, kaal hoofd en donkerblauwe kleding”. [11]
De camerabeelden van het inleveren van de laptops bij [pandjeshuis] op 10 februari 2016 zijn door [verbalisant 1] uitgekeken en beschreven. Deze camerabeelden maken deel uit van het dossier en zijn door de rechtbank in raadkamer bekeken. Verbalisant beschrijft wat op de beelden (onder meer) te zien is als volgt:
Op 10 februari 2016 om 13:37:02 uur is te zien dat de verdachte [pandjeshuis] binnenloopt en bij de balie gaat staan. Verdachte kan als volgt worden omschreven: ongeveer 40 jaar oud, ongeveer 1.75 – 1.80 meter lang, stevig/breed postuur, blanke huidskleur en lichte beharing in het gezicht. Verdachte draagt een witte muts, een zwart bomberjack met daaronder een zwart shirt en een zwarte broek. Te zien is dat verdachte meerdere laptops inlevert bij [pandjeshuis] . [verbalisant 1] zag tijdens het bekijken van de camerabeelden dat de verdachte die de gestolen goederen inleverde bij [pandjeshuis] exact voldeed aan het signalement van de verdachte die eerder goederen had weggenomen bij [aangever 3 (bedrijf)] op de [adres] te Den Haag. Zij herkende de verdachte als de haar ambtshalve bekende [verdachte] , geboren op 10 december 1973. [12]
In het dossier bevindt zich een inkoopfactuur met nummer 0058-033095 van [pandjeshuis] d.d. 10 februari 2016 waarop de iMac met serienummer W8018R785PC, weggenomen bij het [aangever 4 (bedrijf)] op 10 februari 2016, en vijf laptops van Dell met de serienummers ccckgv1, 4q9kgv1, 3y9kgv1, 35ckgv1 en 7m9kgv1, weggenomen bij [aangever 3 (bedrijf)] op 10 februari 2016 staan vermeld. Op deze inkoopfactuur staat als cliënt vermeld [verdachte] , geboortedatum 10 december 1973 en als legitimatienummer 4268857116. [13]
In het dossier bevindt zich een kopie van het rijbewijs van verdachte met het [nummer] . [14]
Bij proces-verbaal van bevindingen van 17 april 2016 heeft [verbalisant 1] beschreven dat zij op de internetsite van [pandjeshuis] in het inkoopregister heeft gezocht op de personalia van de verdachte [verdachte] en dat zij zag dat verdachte op 10 februari 2016, omstreeks 14:03 uur, onder meer de bij [aangever 4 (bedrijf)] weggenomen Apple Imac aan [pandjeshuis] had verkocht. [15]
[verbalisant 1] heeft de persoon, die de bij het [aangever 4 (bedrijf)] weggenomen laptop bij [pandjeshuis] heeft ingeleverd, op een screenshot van de camerabeelden gemaakt bij [pandjeshuis] op 10 februari 2016 herkend als de haar ambtshalve bekende verdachte. [16]
Ook andere verbalisanten hebben verdachte ambtshalve herkend als degene op de beelden van [pandjeshuis] van 10 februari 2016. Dit betreft de verbalisanten [verbalisanten] [17] [verbalisanten] [18] [verbalisanten] [19] [verbalisanten] [20] [verbalisanten] [21] [verbalisanten]
Conclusie t.a.v. feiten 3 en 4:
Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij de feiten ontkend.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Op 10 februari 2016 zijn vroeg in de ochtend, tussen 06:45 uur en 08:35 uur, bij twee bedrijven in Rijswijk en Den Haag laptops weggenomen. Deze laptops zijn diezelfde dag, tussen 13:37 uur en 14:07 uur, ingeleverd bij [pandjeshuis] in Den Haag. Op de aankoopbon waarop de serienummers staan van de weggenomen laptops, staat de naam en het nummer van het rijbewijs van verdachte. Verdachte wordt door verbalisanten herkend op de camerabeelden van [pandjeshuis] . De rechtbank herkent de persoon op de – ter zitting aan verdachte getoonde – foto op bladzijde 139 van het dossier aan zijn postuur en gezichtskenmerken als de verdachte.
Dit alles in onderling verband en nauwe samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Ten aanzien van feit 1:
Op 21 oktober 2015 omstreeks 13.40 uur verliet [aangever 1] zijn werkkamer in het bedrijf [aangever 1] aan de [adres] te Rijswijk samen met zijn [collega] om koffie te halen. Op de gang kwamen zij een onbekende man tegen. Hij droeg een emmer met lappen en [aangever 1] dacht dat het de glazenwasser was. Toen [aangever 1] terugliep naar zijn kamer kwam hij de man weer tegen. Omstreeks 13:45 uur kwam [aangever 1] terug in zijn kamer en zag dat zijn laptop, Apple Macpro Air, was weggenomen. Hij vermoedt dat de onbekende man zijn laptop heeft meegenomen. Deze man voldeed aan het volgende signalement: blanke man, ouder dan 45 jaar, breed/krachtig postuur, tussen de 1.60 en 1.69 meter lang, blauw sweatshirt met op de achterzijde ‘glazenwasser’ en een muts. [22]
[getuige 2] , werkzaam als receptioniste bij [aangever 1] , zag op 21 oktober 2015 tussen 13:00 uur en 13:45 uur een man lopen van wie zij vermoedt dat hij met iemand was meegelopen die naar binnen of naar buiten ging. Het was een blanke man in een glazenwassersoutfit met een zwarte emmer en hij had een ceintuur met daaraan een trekker en middelen die je nodig hebt om ramen te zemen. Hij droeg een zwarte jas, een zwarte broek en een gebreide lichtgrijze muts op zijn hoofd. De man zei tegen haar: “Ik ben de glazenwasser, er waren wat klachten over vingers op de ramen, die kom ik nalopen”. Het was een macho type, een soort Haagse Harry. Hij liep gelijk door naar de gang en toen hij weer naar de uitgang liep zei hij: “Zo, dat is ook weer gedaan”. De man was erg amicaal. Nadat [getuige 2] had gehoord dat de laptop van [aangever 1] was weggenomen heeft ze het schoonmaakbedrijf gebeld of men een glazenwasser gestuurd had. Dit bleek niet het geval. [23]
[verbalisant 1] heeft de screenshots van de camerabeelden bij [aangever 1] bekeken en beschreven. Ze herkent de man als [verdachte] . [24] In een aanvullend proces-verbaal van bevindingen verklaart [verbalisant 1] nogmaals dat zij de verdachte herkent als de haar ambtshalve bekende [verdachte] . [25]
Ook verbalisant [wijkagent] heeft de man op deze camerabeelden herkend als [verdachte] . [26]
Ten aanzien van feit 2:
Op 13 november 2015 was aangever [aangever 2] aan het werk bij [aangever 2] (hierna: [aangever 2] ) aan de [adres] te Den Haag. Een Macbook van het merk Apple, die hij van [aangever 2] in bruikleen had, lag op zijn bureau op de eerste etage in de openbare ruimte. Omstreeks 12:23 ging [aangever 2] lunchen. Toen hij omstreeks 13:00 uur terug kwam op zijn werkplek zag hij dat zijn Macbook was weggenomen. Later bleek dat in diezelfde ruimte nog drie Macbooks waren weggenomen. Ook op de tweede etage waren nog eens drie Macbooks weggenomen. Er viel die dag één persoon erg op in het pand. Deze persoon is om 11:12 uur via de voordeur binnen gekomen en heeft het pand om 12:32 uur via de garagedeur verlaten. De man deed zich voor als de glazenwasser. Het was een blanke Nederlandse man van 35 à 45 jaar oud en hij droeg donkere kleding met glazenwassersbenodigdheden, een donker petje en een zwarte trui met de tekst: glazenwasserij. De man was geïnteresseerd in de lunchtijd van de medewerkers en heeft op elke etage rondgelopen, naar eigen zeggen ter controle van zijn jongere collega’s.
[aangever 2] heeft foto’s van de beveiligingscamera waarop de man is te zien bij zijn aangifte gevoegd. [27] In een aanvullende aangifte heeft [aangever 2] verklaard dat er in totaal zeven Apple Macbooks zijn weggenomen. [28]
[verbalisant 1] heeft de screenshots van de camerabeelden bij [aangever 2] bekeken en beschreven. Ze zag dat de man bij het verlaten van het bedrijf een grote zwarte tas/doos in zijn handen vasthield en zag dat hij deze niet bij zich droeg toen hij het bedrijf binnen liep. Het betrof een Nederlandse man, normaal tot stevig postuur, met een zwarte pet en een zwarte trui met op de achterkant de tekst ‘glazenwasser’. Hij droeg een gereedschapsgordel waaraan een groene koker hing waarin een zeem zat, had een emmer bij zich en droeg zwarte gymschoenen met witte zolen. [verbalisant 1] herkent de kleding die de man aanhad als dezelfde die hij droeg bij feit 1. Ze herkent de man als [verdachte] . [29]
Bij een doorzoeking van de woning van verdachte op 25 mei 2016 zijn o.a. aangetroffen een zwarte trui met ‘glazenwasserij’ [30] op de achterkant en zwarte schoenen van het merk Nike met een opvallend wit Nike-logo op de zijkant. [31]
Op foto’s op bladzijde 122 en 123 van het dossier, gemaakt op 13 november 2015 bij [aangever 2] [32] zijn zwarte schoenen met wit Nike-logo te zien die gelijkenis vertonen met de schoenen die bij de zoeking in de woning van verdachte zijn aangetroffen.
Conclusie t.a.v. feit 1 en 2:
Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij de feiten ontkend.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
De modus operandi van de diefstallen bij [aangever 3 (bedrijf)] (feit 3) en het [aangever 4 (bedrijf)] (feit 4) komen op essentiële punten overeen met de modus operandi van de diefstallen bij [aangever 1] en [aangever 2] . De rechtbank wijst op de combinatie van glazenwasserskleding, glazenwassersbenodigdheden, een amicale manier van doen en een Haags accent.
Ook komt het signalement van de verdachte van de diefstallen bij [aangever 1] en [aangever 2] op essentiële punten overeen met het signalement van verdachte tijdens de door hem gepleegde diefstallen bij [aangever 3 (bedrijf)] en het [aangever 4 (bedrijf)] . Het gaat hierbij om een kale blanke man, het dragen van een gebreide lichte muts, donkere schoenen en glazenwasserskleding. Bovendien zijn in de woning van verdachte glazenwasserskleding en benodigdheden aangetroffen. [33]
Dit alles in onderling verband en nauwe samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte ook de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
ten aanzien van dagvaarding II:
Verdachte heeft verklaard dat hij op 24 augustus 2015 met zijn auto, een gele Citroën Berlingo met [kenteken] , op de Valkenboslaan te Den Haag reed. Hij was op weg naar zijn ex-partner omdat zijn kind was gevallen en naar het ziekenhuis moest. Op het Valkenbosplein stond het verkeerslicht op rood. Verdachte wilde het Valkenbosplein oversteken. Hij reed door rood, toen hij plotseling een oudere man halverwege de rijbaan op het voetgangerspad op de Beeklaan te Den Haag zag lopen. Verdachte heeft verklaard dat het heel hard regende, dat hij de voetganger op het laatste moment zag en ondanks dat hij remde een aanrijding niet meer kon voorkomen. [34]
[slachtoffer] ( [geboortedatum] , heeft op 8 oktober 2015 tegen de politie verklaard dat hij onlangs was aangereden. Hij werd wakker in het ziekenhuis, waaruit hij op 7 september 2015 is ontslagen. Vervolgens is hij opgenomen in een revalidatiecentrum, waaruit hij op 7 oktober 2015 is ontslagen. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij het volgende letsel heeft:
  • twee scheuren in het linker bekken;
  • twee gebroken ribben ter hoogte van het borstbeen;
  • dubbel zien met het linker oog;
  • bloed tussen de hersenen en de schedel;
  • bont en blauw over heel het lichaam.
[slachtoffer] heeft last van dubbel zien met zijn linkeroog. Een arts heeft hem gezegd dat het herstel van zijn zicht ongeveer een half jaar gaat duren. [35]
In het ziekenhuis is op 24 augustus 2015 het volgende letsel geconstateerd:
wond op het achterhoofd, breuk van het bekken, breuken van de borstwervels, bloed rond de hersenen. [36]
[getuige 3] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat de gele bestelbus van verdachte de kruising naderde met een hoge snelheid, die hij inschat als ongeveer 70 kilometer per uur. Hij zag dat verdachte midden op de kruising bijna een aanrijding veroorzaakte met een rode personenauto. [getuige 3] zag dat de bestelbus de Beeklaan opreed en hoorde vervolgens een harde klap. Hij zag dat een schoen ongeveer zes meter de lucht in vloog. Het verkeerslicht voor voetgangers stond op groen net voor de aanrijding. [getuige 3] hoorde verdachte zeggen: “Meneer, ik rij nooit zo hard maar ik moest mijn kind ophalen uit het ziekenhuis”. [37]
Verdachte heeft verklaard dat hij niet hard heeft gereden. Het regende hard en het was donker. Als hij 70 kilometer per uur had gereden, zou zijn auto zijn doorgeschoven toen hij hard remde, aldus verdachte.
Gelet op de onoverzichtelijkheid van de plek waar de aanrijding heeft plaatsgevonden, het feit dat het donker was en hard regende en de verklaring van [getuige 3] over de snelheid en dat hij verdachte ter plekke heeft horen zeggen dat hij nooit zo hard rijdt, maar dat er iets was met zijn kind, terwijl verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat zijn kind naar het ziekenhuis moest, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte in ieder geval met een gelet op de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid heeft gereden.
De rechtbank overweegt dat gezien de onoverzichtelijke situatie ter plaatse van verdachte een verhoogde mate van oplettendheid en voorzichtigheid mocht worden verwacht. Dit geldt te meer nu verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat het donker was en dat het heel hard regende, waardoor hij het niet goed kon zien. [38]
Conclusie:
Verdachte is met een gelet op de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid de voetgangersoversteekplaats op de Beeklaan opgereden terwijl hij had gezien dat hij door het voor hem bestemde rode verkeerslicht reed. Verdachte kon, toen hij de oversteekplaats was opgereden, als gevolg van de hoge snelheid niet meer op tijd stoppen voor de voetganger, die bij groen licht overstak. Hierdoor heeft hij de voetganger aangereden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte – door het door het rode verkeerslicht rijden, het rijden met een ter plaatse te hoge snelheid, het niet (kunnen) stoppen voor de voetgangersoversteekplaats en het geen voorrang verlenen aan het slachtoffer waar hij dat wel had moeten doen – zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen en dat daardoor het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Dit verkeersongeval is derhalve aan zijn schuld te wijten. Bij dit ongeval werd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toegebracht.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
ten aanzien van dagvaarding I:
1.
hij op 21 oktober 2015 te Rijswijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijf (gevestigd aan de [adres] ) heeft weggenomen een laptop (Apple MacBook Air), toebehorende aan [aangever 1] , zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door gebruikmaking van een vals kostuum, immers door zich in strijd met de waarheid bij het betreden van het bedrijf voor te doen als glazenwasser;
2.
hij op 13 november 2015 te ’s-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijf (gevestigd aan de [adres] ) heeft weggenomen zeven laptops, toebehorende aan [aangever 2] , zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door gebruikmaking van een vals kostuum, immers door zich in strijd met de waarheid bij het betreden van het bedrijf voor te doen als glazenwasser;
3.
hij op 10 februari 2016 te 's-Gravenhage, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijf (gevestigd aan de [adres] heeft weggenomen vijf laptop(s)/ notebook(s) (merk: Dell), toebehorende aan [aangever 3 (bedrijf)] , zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door gebruikmaking van een vals kostuum, immers door zich in strijd met de waarheid bij het betreden van het bedrijf voor te doen als glazenwasser;
4.
hij op 10 februari 2016 te Rijswijk, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijf (gevestigd aan de [adres] ) heeft weggenomen een computer (Apple iMac), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 4 (bedrijf)] , zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door gebruikmaking van een vals kostuum, immers door zich in strijd met de waarheid bij het betreden van het bedrijf voor te doen als glazenwasser, waarna een werknemer van voornoemd bedrijf hem toegang tot het bedrijf heeft verschaft;
5.
hij op 12 februari 2016 te 's-Gravenhage, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijf (gevestigd aan de [adres] ) weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door gebruikmaking van een vals kostuum, immers door zich in strijd met de waarheid voor te doen als glazenwasser, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van dagvaarding II:
hij op 24 augustus 2015 te 's-Gravenhage als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de Beeklaan zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse en (vervolgens)
- heeft gereden met een gelet op de verkeerssituatie en verkeersveiligheid ter plaatse te hoge snelheid en (vervolgens)
- met die te hoge snelheid een door middel van verkeerslichten gecontroleerde oversteek-plaats voor voetgangers is genaderd en opgereden terwijl hij had waargenomen dat een voor zijn rijrichting bestemd verkeerslicht rood licht uitstraalde en (vervolgens)
- geen voorrang heeft verleend aan een voetganger welke zich op de voetgangersoversteek-plaats bevond tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig op de voetgangersoversteek-plaats in botsing is gekomen met voornoemde voetganger, welke bij groen licht overstak, waardoor een ander, te weten die voetganger (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een bekkenfractuur en borstwervelfracturen en bloeding rond de hersenen, werd toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van dagvaarding I, feit 1, 2, 3 en 4 telkens:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een vals kostuum;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 5:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een vals kostuum;
ten aanzien van dagvaarding II primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van de bij dagvaarding I onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten en het bij dagvaarding II primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met bijzondere voorwaarden zoals in het reclasseringsadvies omschreven. Tevens heeft de officier van justitie ten aanzien van het bij dagvaarding II primair ten laste gelegde feit gevorderd een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de strafoplegging.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen van laptops uit bedrijven, door zich daar voor te doen als glazenwasser. Hij heeft deze feiten niet in een opwelling gepleegd. Verdachte heeft daartoe voorbereidingen getroffen. Hij was immers gekleed in glazenwasserskleding en had glazenwassersbenodigdheden bij zich. Deze bij de diefstallen gebruikte glazenwassersoutfit en benodigdheden waren bedoeld om het plegen van de diefstallen te vergemakkelijken. Verdachte is geraffineerd te werk gegaan. Hij heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat werknemers van bedrijven – in het bijzonder bedrijven waarin de werknemers werken met kostbare laptops – mogen stellen in de personen die zich in die bedrijfspanden bevinden. Verdachte heeft slechts uit financieel gewin gehandeld en geen rekening gehouden met de gevolgen daarvan voor de slachtoffers, die hierdoor schade en overlast hebben ondervonden.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een aanrijding. Hij heeft als bestuurder van een personenauto een voetganger aangereden, waardoor deze bestuurder zwaar gewond is geraakt. Verdachte is de kruising met een te hoge snelheid genaderd en is door een rood verkeerslicht gereden. Dit laakbare verkeersgedrag heeft zeer ernstige gevolgen gehad voor het slachtoffer, een bejaarde man die door dit ongeval veel van zijn onafhankelijkheid heeft moeten inleveren.
De rechtbank heeft kennis genomen van een op naam van verdachte staand uittreksel justitiële documentatie van 26 mei 2016, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens misdrijven.
Bij de bepaling van de hierna te noemen straf heeft de rechtbank, overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte op 25 september 2015 is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen waarvan 13 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis, en nu opnieuw wordt schuldig verklaard aan een feit (ten laste gelegd bij dagvaarding II) vóór die datum gepleegd.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 26 juli 2016 van GGZ Reclassering Palier. De reclassering ziet problemen op diverse leefgebieden die het risico op delictgedrag verhogen. Het gaat hierbij voornamelijk om de niet toereikende (emotionele) copingsvaardigheden van verdachte die het risico op terugval in druggebruik en (agressieve) impulsdoorbraken verhogen. Bij verdachte is er sprake van een impulscontroleprobleem NAO, depressie en verslavingsproblematiek. Bovendien heeft de houding van verdachte pro criminele tendensen. De reclassering adviseert oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, behandelverplichting en andere voorwaarden het gedrag betreffende.
De rechtbank kan zich vinden in dit advies en zal dienovereenkomstig beslissen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is en zal deze dan ook opleggen.
Ten aanzien van het bij dagvaarding II primair ten laste gelegde zal de rechtbank tevens, met het oog op de bescherming van de verkeersveiligheid, een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. Mede gelet op het feit dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk, zal de rechtbank een deel van de ontzegging voorwaardelijk opleggen en daaraan een proeftijd van twee jaren verbinden.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

7.1
E.F. van Beest heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 768,18.
7.1.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 768,18, subsidiair 15 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 1] .
7.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het over het algemeen redelijk is om een laptop in drie jaar tijd geheel af te schrijven en de laptop dus geen economische waarde meer heeft. In redelijkheid kan daar nog een waarde aan worden toegekend van € 100,00, aldus de raadsman.
7.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Mede gelet op hetgeen de benadeelde partij onder meer ter zitting ter toelichting heeft aangevoerd en de ouderdom van de laptop zal de rechtbank de waarde van die laptop vaststellen op een bedrag van € 500,00 en dit bedrag toewijzen.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 500,00.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 21 oktober 2015 is ontstaan.
De rechtbank zal voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 21 oktober 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 1] .
7.2
[aangever 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 10.315,03.
7.2.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 10.315,03 subsidiair 86 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2] .
7.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het over het algemeen redelijk is om een laptop in drie jaar tijd geheel af te schrijven en de laptops van voor 2013 dus geen economische waarde meer hebben. In redelijkheid kan aan de laptop uit 2015 een waarde van € 750,00 worden toegekend en aan de andere laptops een waarde van € 480,00, zodat het redelijk is om de waarde van de laptops in totaal op een bedrag van € 1230,00 vast te stellen, aldus de raadsman. De raadsman heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de vordering van een bedrag van € 2.323,20 voor herinstallatie volstrekt onredelijk is.
7.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Nu de benadeelde de nieuwprijs van de laptops heeft gevorderd en niet is verschenen om de huidige waarde van de laptops toe te lichten, zal de rechtbank gezien het voorgaande de vordering toewijzen tot voormeld bedrag van € 1230,00.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 13 november 2015 is ontstaan.
De rechtbank zal voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1230,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 13 november 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2] .
7.3
[aangever 3 (bedrijf)] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 725,00.
7.3.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 725,00, subsidiair 14 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer [aangever 3 (bedrijf)] .
7.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten die door NVAO in rekening zijn gebracht voor herinstallatie niet onredelijk zijn.
7.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde feit. Mede gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting heeft aangevoerd zal de rechtbank een bedrag van € 725,00 toewijzen.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 725,00.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 10 februari 2016 is ontstaan.
De rechtbank zal voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 725,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 10 februari 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het [aangever 3 (bedrijf)] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 9,14 a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 57, 63, 311 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1, 2, 3, 4 en 5 en bij dagvaarding II primair tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I, feit 1, 2, 3 en 4 telkens:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een vals kostuum;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 5:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een vals kostuum;
ten aanzien van dagvaarding II primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
10(
TIEN)
MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
3(
DRIE)
MAANDEN,
niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Palier, Johanna Westerdijkplein 40 te Den Haag, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van De Waag of een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn problematiek op het gebied van impulscontrole en copingsvaardigheden;
- zich gedurende de proeftijd op praktisch/financieel gebied laat begeleiden door Limor of een soortgelijke instelling (ook als dit budgetbeheer inhoudt), waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen zoals die door of namens deze instelling aan hem worden gegeven;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Palier tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van het bij dagvaarding II primair ten laste gelegde feit voorts tot:
een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van
1(
ÉÉN)
JAAR;
bepaalt dat een gedeelte van de ontzegging van de rijbevoegdheid, groot
6(
ZES)
MAANDEN,
niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
wijst de vordering tot schadevergoeding van
de benadeelde partij [aangever 1]gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan Van Beest een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 21 oktober 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat hij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 1] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van
de benadeelde partij [aangever 2]gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [aangever 2] een bedrag van € 1230,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 13 november 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat hij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1230,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 2] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 22 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van
de benadeelde partij [aangever 3 (bedrijf)]toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [aangever 3 (bedrijf)] een bedrag van
€ 725,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 10 februari 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 725,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 3 (bedrijf)] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 14 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.N.L. Donker, voorzitter,
mr. A.P. Pereira Horta, rechter,
mr. C.F. Mewe, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.A.F. Tromp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 september 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit ten aanzien van dagvaarding I de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2016108219 Z, van de politie eenheid Den Haag, district Westland-Delft, basisteam Rijswijk, met bijlagen (doorgenummerd blz. 002 t/m 260) en ten aanzien van dagvaarding II de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2015252346-1, van de politie eenheid Den Haag, dienst Regionale Operationele Samenwerking, afdeling Infrastructuur (DH), team Verkeer (DH), met bijlagen (doorgenummerd blz. 01 t/m 45), hierna te noemen proces-verbaal II.
2.Proces-verbaal van aangifte, blz. 216 – 224.
3.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 174.
4.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 143 – 144.
5.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, blz. 228.
6.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, blz. 229.
7.Proces-verbaal van aangifte, blz. 185 – 187.
8.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 189 – 191.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 163 – 164.
10.Proces-verbaal van aangifte, blz. 147 – 149.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 177 – 178.
12.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 165 – 166.
13.Een geschrift, te weten een aankoopbon van [pandjeshuis] Den Haag d.d. 10 februari 2016, blz. 181.
14.Een geschrift, te weten een kopie van een rijbewijs ten name van verdachte, blz. 239
15.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 213.
16.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 139 – 140.
17.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, blz. 169.
18.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, blz. 170.
19.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, blz. 171.
20.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, blz. 172.
21.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, blz. 173.
22.Proces-verbaal van aangifte, blz. 027 – 028.
23.Proces-verbaal verhoor getuige, blz. 035 – 036.
24.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 135 – 136.
25.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 244.
26.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 175.
27.Proces-verbaal van aangifte, blz. 112 – 113.
28.Proces-verbaal van verhoor aangever, blz. 253 – 256.
29.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 136 – 138.
30.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 104.
31.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 110.
32.Geschriften, zijnde foto’s, blz. 122 – 123.
33.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 095 – 104.
34.Verklaring verdachte ter terechtzitting.
35.Proces-verbaal van verhoor benadeelde, proces-verbaal II, blz. 14 – 15.
36.Een geschrift, te weten een formulier medische informatie d.d. 2 november 2015, proces-verbaal II, blz. 08.
37.Proces-verbaal van verhoor getuige, proces-verbaal II, blz. 09.
38.Verklaring verdachte ter terechtzitting.