ECLI:NL:RBDHA:2016:11209
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een ondertekeningsgebrek in aanbestedingsprocedure en de gevolgen voor de geldigheid van inschrijvingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 augustus 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en de Staat der Nederlanden (ministerie van Infrastructuur en Milieu, Rijkswaterstaat). De eiseres had deelgenomen aan een aanbesteding voor een raamovereenkomst met meerdere partijen, maar haar inschrijving vertoonde een ondertekeningsgebrek. Rijkswaterstaat had de eiseres de mogelijkheid geboden om dit gebrek te herstellen, maar kwam later op zijn beslissing terug en verklaarde de inschrijving ongeldig. De eiseres vorderde in kort geding dat de Staat de inschrijving als geldig zou aanmerken en deze zou beoordelen.
De rechtbank oordeelde dat Rijkswaterstaat niet zomaar terug kon komen op de eerder geboden herstelmogelijkheid. De voorzieningenrechter overwoog dat het vertrouwensbeginsel in deze situatie zwaarder woog dan het gelijkheidsbeginsel, omdat Rijkswaterstaat de eiseres eerder had laten geloven dat herstel mogelijk was. De rechtbank concludeerde dat de inschrijving van eiseres niet ongeldig verklaard mocht worden op basis van het ondertekeningsgebrek, en dat de uitkomst van de herbeoordeling van de inschrijving van eiseres betrokken moest worden bij de nieuwe gunningsbeslissing. De Staat werd veroordeeld in de kosten van het geding.