ECLI:NL:RBDHA:2016:11104

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 september 2016
Publicatiedatum
14 september 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 6841
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Identiteitsfraude en huurtoeslag: Eiseres niet verantwoordelijk voor aanvraag DigiD

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres, die niet op de hoogte was van de aanvraag en toekenning van een op haar naam gestelde DigiD-code, heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Belastingdienst om haar huurtoeslag terug te vorderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres slachtoffer is geworden van identiteitsfraude. Eiseres had haar persoonsgegevens afgegeven aan een potentiële werkgever, maar dit maakte haar niet verantwoordelijk voor de aanvraag van de huurtoeslag. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag niet aan eiseres kon worden toegerekend, omdat er geen bewijs was dat zij op de hoogte was van de aanvraag en de toekenning van de DigiD-code. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar vernietigd en de herzieningsbeslissing herroepen. Tevens is de Belastingdienst veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.715, en moet het betaalde griffierecht van € 46 aan eiseres worden vergoed.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 15/6841

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 september 2016 in de zaak tussen

[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. I. van Medenbach de Rooij),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, kantoor [kantoorplaats] , verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft tegen het hierna onder 6 te noemen besluit bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij beslissing op bezwaar van 12 augustus 2015 het bezwaar kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen op 22 september 2015 beroep bij de rechtbank ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 december 2015. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Chattou en mr. M. Marinus. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en besloten het onderzoek te hervatten. De rechtbank heeft partijen daarbij in de gelegenheid gesteld nadere informatie in te dienen.
Het beroep is vervolgens ter zitting behandeld op 25 mei 2016. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Büchley.

Overwegingen

Feiten
1. Op 13 december 2011 is op naam van eiseres, door gebruik van haar DigiD, onder meer een aanvraag voor huurtoeslag ingediend met als ingangsdatum 1 januari 2011.
2. Bij besluit van 5 januari 2012 is aan eiseres een voorschot huurtoeslag voor het berekeningsjaar 2011 toegekend van € 3.992.
3. Verweerder heeft met dagtekening 20 januari 2012 het formulier “opgaaf rekeningnummer” terugontvangen. Op dit formulier is hetzelfde rekeningnummer als bij de aanvraag ingevuld.
4. Bij besluit van 9 maart 2012 is bepaald dat eiseres geen recht heeft op een voorschot huurtoeslag voor het jaar berekeningsjaar (de herzieningsbeslissing).
5. Op 8 juni 2013 heeft eiseres aangifte gedaan van identiteitsfraude, onder opgave dat een derde op haar naam een DigiD heeft aangevraagd om huurtoeslag te ontvangen.
6. Op 19 juli 2013 heeft eiseres bezwaar ingediend tegen de herziening en terugvordering en op 5 augustus 2014 heeft eiseres een verzoek om herziening ingediend.
Bij brief van 17 september 2014 heeft verweerder afwijzend beslist.

Geschil7.In geschil is of verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiseres huurtoeslag heeft aangevraagd en de verstrekte voorschotten dient terug te betalen.

8. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij het slachtoffer is geworden van identiteitsfraude. Naast haar moedertaal (Pools) beheerst zij de Nederlandse taal nauwelijks. Bij aanmelding bij het immigratiekantoor voor de GBA-inschrijving en het verrichten van werk werd zij bijgestaan door de beoogde werkgever en een door deze geregelde tolk. Zij heeft toen een aantal formulieren moeten tekenen. De werkgever had voor huisvestiging gezorgd en zij is op dat adres ingeschreven. Vlak voor haar eerste werkdag werd haar medegedeeld dat het werk niet doorging. Zij heeft toen de woning verlaten en heeft niets meer van de werkgever gehoord. Pas later kwam zij tot de ontdekking dat er voor haar een DigiD moest zijn afgegeven, naar aanleiding van de onderhavige herzienings- en terugvorderingsbeslissing.
Buiten haar om en naar nu door haar wordt vermoed is destijds door haar tevens een formulier ondertekend waarmee onder meer een DigiD op haar naam is aangevraagd, onder vermelding van het door de beoogde werkgever geregelde (post)adres.
Nadat eiseres werd geconfronteerd met de herzieningsbeslissing is haar duidelijk geworden wat zich moet hebben afgespeeld. Vervolgens heeft zij contact opgenomen met de politie en aangifte gedaan (op 8 juni 2013). De politie heeft evenwel geen aanleiding gezien verder onderzoek te verrichten.
9. Verweerder neemt het standpunt in dat terecht de uitbetaalde huurtoeslag bij eiseres dient te worden teruggevorderd, aangezien de aanvraag met de DigiD van eiseres is ondertekend.
Beoordeling van het geschil
10. De rechtbank stelt voorop in dit geval geen aanleiding te zien, evenals partijen, om verschil te maken tussen, dan wel gevolgen te verbinden aan, het ingediende bezwaarschrift dan wel het verzoek om herziening. Voor zover het bezwaarschrift als buiten de termijn ingediend zou moeten worden aangemerkt, beschouwt de rechtbank die termijnoverschrijding als niet voldoende aan eiseres toerekenbaar, gelet op de voor haar ongrijpbare situatie voortvloeiend uit (de nasleep van) de gestelde identiteitsfraude. Uitgaande van dat bezwaarschrift, waarop door verweerder ten tijde van het verzoek om herziening nog altijd niet was beslist, kent de rechtbank dan ook geen zelfstandige betekenis toe aan het herzieningsverzoek.
11. Indien een aanvraag voor toeslag is ingediend op naam van een belanghebbende en deze aanvraag is ondertekend met zijn DigiD, moet het er volgens vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de ABRvS) in beginsel voor worden gehouden dat de aanvraag door hem, of met zijn toestemming is ingediend, dan wel dat hij zijn persoonlijke en geheime DigiD-code aan een ander ter beschikking heeft gesteld (zie onder meer de uitspraken 28 november 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY4444 en van 27 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY7306). In die gevallen is de aanvraag aan de belanghebbende toe te rekenen en komt de onjuistheid van de aanvraag voor zijn rekening.
12. Bij wijze van - hoge - uitzondering hierop kan de rechter tot een ander oordeel komen (vgl. de ABRvS 24 april 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ8406). De rechtbank ziet in het onderhavige geval aanleiding voor een dergelijke uitzondering en overweegt daartoe het volgende.
13.1
Uitgaande van de door eiseres gestelde gang van zaken - die door verweerder niet is betwist en waaromtrent de rechtbank geen aanleiding ziet de juistheid daarvan in twijfel te trekken - bestaat geen aanknopingspunt voor het oordeel dat eiseres op de hoogte was van de aanvraag, en toekenning, van een op haar naam gestelde DigiD-code.
13.2
Die voorschotten zijn uitbetaald - zoals dat voor verweerder destijds nog tot de mogelijkheden behoorde - op een bankrekeningnummer dat niet op naam van eiseres stond.
13.3
Verweerder heeft zelf geen toereikende feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan eiseres redelijkerwijs op de hoogte had kunnen of moeten zijn van die aanvraag, en vervolgens van de daarmee aangevraagde huurtoeslag en de verstrekte voorschotten.
Dit wordt niet anders door de omstandigheid dat eiseres in 2011 al vaker (kortdurend) in Nederland is geweest voor het verrichten van werkzaamheden.
13.4
Verweerder heeft op de nadere zitting verklaard dat geen verder onderzoek is verricht. De rechtbank is van oordeel dat het in dit geval op de weg van verweerder ligt om onderzoek te (doen) verrichten naar de identiteit van degene aan wie de voorschotten zijn uitbetaald respectievelijk van degene die zich heeft voorgedaan als de beoogde werkgever respectievelijk van degene die als tolk is opgetreden. In het bijzonder nu het Openbaar Ministerie heeft aangegeven het onderzoek te hebben overgedragen aan verweerder. Verweerder heeft dat ten onrechte nagelaten. Verweerder heeft volstaan eiseres te informeren van de persoonsgegevens van degene aan wie de voorschotten zijn uitbetaald, waarbij eiseres is voorgehouden dat zij dan maar tegen die persoon een civiele procedure tot terugbetaling moet voeren.
14. Op grond van het voorgaande moet het ervoor worden gehouden dat eiseres slachtoffer is geworden van identiteitsfraude. De omstandigheid dat eiseres haar persoonsgegevens heeft afgegeven aan haar potentiele werkgever maakt niet dat haar daarvan een (voldoende) verwijt kan worden gemaakt. De omstandigheid dat een DigiD kan worden aangevraagd waarmee met behulp van de systemen van verweerder toeslag kan worden aangevraagd valt in dit geval buiten de risicosfeer van eiseres.
15. De rechtbank komt tot de slotsom dat de aanvraag om toeslag niet aan eiseres kan worden toegerekend en dit brengt met zich mee dat de herzieningsbeslissing berust op een ontoereikende grondslag. Verweerder heeft dan ook ten onrechte het bezwaar afgewezen.
16. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en de herzieningsbeslissing zal worden herroepen.
Proceskosten
17. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.715 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en een half punt voor het verschijnen op de nadere zitting elk met een waarde per punt van € 490 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beslissing op bezwaar;
- herroept de herzieningsbeslissing van 9 maart 2012;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.715;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.J.A. Huijgens, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.J.P. Nevens, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 september 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)