ECLI:NL:RBDHA:2016:10944

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2016
Publicatiedatum
12 september 2016
Zaaknummer
AMS 16/4636
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis asiel en beoordeling feitelijke gezinsband

In deze zaak heeft eiseres, een Eritrese vrouw geboren in 2000, een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om zich bij haar pleegvader in Nederland te voegen. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft deze aanvraag afgewezen, met als argument dat niet aannemelijk was gemaakt dat eiseres feitelijk tot het gezin van haar pleegvader behoorde ten tijde van zijn vertrek uit Eritrea. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres niet tot het gezin van referent behoorde. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in het land van herkomst bij haar pleegvader woonde en door hem werd onderhouden. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, met de opdracht aan de staatssecretaris om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiseres vrijgesteld moet worden van het griffierecht, omdat zij niet in staat is om dit te betalen. De rechtbank heeft de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 992,- en deze kosten zijn voor rekening van de staatssecretaris. De uitspraak is openbaar gedaan op 22 juli 2016 en partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/4636
V-nummer: [volgnummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 22 juli 2016 in de zaak tussen

[de vrouw] ,

geboren op [geboortedatum] 2000, van Eritrese nationaliteit, eiseres
(gemachtigde: mr. C.J. Ullersma),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde: mr. J.P. Guérain).

Procesverloop

Bij besluit van 26 juni 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel ‘nareis asiel’ afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 10 februari 2016 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Op 9 maart 2016 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2016. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook waren ter zitting aanwezig [naam referent] (referent), en R. Ibrahim Mohammed, tolk in de taal Tigrinya. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Ten aanzien van het griffierecht
1.1.
Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. Ze heeft daartoe een verklaring overgelegd, ondertekend door haar gemachtigde, waaruit blijkt dat zij geen bezittingen heeft, zowel binnen als buiten Nederland. Haar inkomen bestaat uit een onderhoudsbijdrage van referent van € 100,- per maand. Referent heeft een door hem ondertekende verklaring overgelegd waaruit hetzelfde naar voren komt.
1.2.
De rechtbank overweegt onder verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 februari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:282) dat eiseres niet in staat is het verschuldigde bedrag van € 168,- te betalen. Zij heeft immers aannemelijk gemaakt dat ze niet over voldoende inkomsten beschikt. Dit blijkt uit de overgelegde verklaringen in onderlinge samenhang bezien en uit het feit dat eiseres als alleenstaande minderjarige in Soedan verblijft. Het beroep op betalingsonmacht slaagt en eiseres wordt vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen voor de behandeling van het beroep.
Ten aanzien van het beroep
2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Referent, van Eritrese nationaliteit, is bij beschikking van 7 januari 2015 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 28 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000. Op 12 februari 2015 heeft hij namens eiseres de aanvraag ingediend.
3. In de bijlage Pleegdochter bij de aanvraag heeft referent verklaard dat de biologische moeder van eiseres zijn zus is. Voorts heeft hij verklaard dat hij de zorg voor eiseres op zich heeft genomen, omdat eiseres’ moeder te ziek was om voor haar te zorgen. Verder heeft referent verklaard dat de biologische vader van eiseres in 2009 is komen te overlijden.
4. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres bij primaire besluit, gehandhaafd bij bestreden besluit, afgewezen, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat er een feitelijke gezinsband bestaat tussen referent en eiseres. De verklaringen over de feitelijke gezinsband zijn namelijk niet met documenten onderbouwd. Voorts is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de biologische moeder van eiseres niet voor haar kan zorgen. Verder is geen overlijdensakte of toestemmingsverklaring van de biologische vader overgelegd.
5. Eiseres voert in beroep aan dat verweerder een verkeerde toets heeft gehanteerd. Ten onrechte is getoetst of er goede redenen waren voor referent om eiseres in zijn gezin op te nemen, terwijl verweerder had moeten toetsen of eiseres feitelijk tot het gezin van referent behoorde. Voorts is het aannemelijk dat eiseres feitelijk tot het gezin van referent behoorde, omdat uit de overgelegde stukken voldoende blijkt dat de biologische moeder van eiseres niet in staat is om haar op te voeden. Ook het feit dat eiseres met de rest van het gezin van referent naar Soedan is gegaan voor het indienen van de mvv-aanvraag, onderbouwt volgens eiseres dat ze daadwerkelijk tot het gezin van referent behoort.
6.1.
Op grond van artikel 29, tweede lid, van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden verleend aan de echtgenoot of het minderjarige kind van de vreemdeling aan wie een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend op grond van artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000, indien deze op het tijdstip van binnenkomst van die vreemdeling behoorden tot diens gezin en gelijktijdig met de vreemdeling Nederland zijn ingereisd dan wel zijn nagereisd binnen drie maanden nadat aan die vreemdeling de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend.
6.2.
In paragraaf C2/4.1 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000 is vermeld - voor zover relevant - dat verweerder de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, tweede lid, van de Vw 2000 verleent, als de kinderen feitelijk behoren tot het gezin van de hoofdpersoon. De hoofdpersoon in Nederland moet aantonen dat zijn kinderen vóór binnenkomst van de hoofdpersoon in Nederland feitelijk tot zijn gezin hebben behoord en dat die feitelijke gezinsband niet verbroken is. De hoofdpersoon onderbouwt dit met documenten. De hoofdpersoon moet aanvullende gegevens en/of plausibele, aannemelijke en consistente verklaringen verstrekken over het feitelijk behoren tot zijn gezin van zijn kinderen, als de hoofdpersoon de feitelijke gezinsband niet met documenten kan onderbouwen. Vorenstaande is ook van toepassing op niet-biologische (adoptie- of pleeg)kinderen.
Voorts is vermeld dat anders dan bij biologische kinderen bij (meerderjarige en minderjarige) adoptie- en pleegkinderen niet door middel van een DNA-onderzoek kan worden aangetoond dat de referent en het kind tot elkaar in relatie staan. In deze gevallen moet op een andere manier worden getoetst of er sprake was van een feitelijke gezinsband tussen de referent en het pleegkind. De referent en de vreemdeling moet dit aannemelijk maken.
Bij de beoordeling of het (meerderjarige en minderjarige) pleegkind feitelijk deel uitmaakt van het gezin van de referent, wordt onder meer betrokken:
• de duur van de opname van het pleegkind in het gezin van de referent;
• de (financiële) afhankelijkheid van het pleegkind van referent;
• de reden waarom het pleegkind is opgenomen in het gezin en, als dit aan de orde is, de reden dat een pleegkind tijdelijk buiten het gezin is geplaatst. Dit is van belang bij het vaststellen of anderen de zorg voor het kind hebben overgenomen waarmee het pleegkind feitelijk hun pleegkind is geworden.
In het geval van pleegkinderen worden alle feiten en omstandigheden van voor binnenkomst van de referent in Nederland betrokken bij de beoordeling van de gezinssituatie. Het moet daarbij gaan om feiten en omstandigheden die erop wijzen dat er sprake is geweest van een feitelijke gezinsband met de referent.
Verder is vermeld dat verweerder geen mvv voor gezinshereniging in het kader van nareis verleent, als de achterblijvende biologische ouder(s) geen toestemmingsverklaring heeft afgegeven met het oog op het vertrek van de kinderen naar Nederland. Daarbij is vermeld dat dit alleen anders is als:
• de referent documenten heeft overgelegd, waaruit blijkt dat de achterblijvende biologische ouder geen toestemmingsverklaring kan overleggen;
• de referent aanvullende gegevens en/of plausibele, aannemelijke en consistente verklaringen heeft verstrekt over de reden waarom de toestemmingsverklaring niet kan worden overgelegd, indien de referent het ontbreken van een toestemmingsverklaring niet met documenten kan onderbouwen.
7. De rechtbank constateert dat uit de Vw 2000 en het bijbehorende beleid in de Vc 2000 volgt dat verweerder dient te toetsen of eiseres ten tijde van het vertrek van referent uit Eritrea feitelijk tot het gezin van referent behoorde. Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder onder meer heeft getoetst of aannemelijk is geworden dat de biologische moeder van eiseres niet is staat is om voor haar te zorgen.
8. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting toegelicht dat het doel van het nareisbeleid is om de gezinssituatie van referent te herstellen zoals die was ten tijde van het vertrek van referent uit zijn land van herkomst. De gemachtigde van verweerder heeft erkend dat uit het bestreden besluit niet eenduidig naar voren komt waaraan is getoetst. Hij heeft toegelicht dat verweerder heeft bedoeld zich op het standpunt te stellen dat, indien moet worden aangenomen dat een biologische moeder nog voor haar kind kan zorgen, dat kind niet feitelijk tot het gezin van een ander kan gaan behoren. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting voorts erkend dat niet in geschil is dat eiseres in het land van herkomst woonachtig was bij referent en zijn gezin in [woonplaats] en niet bij haar biologische moeder in [de stad] . Ook heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting verklaard dat niet in geschil is dat eiseres door referent financieel werd en wordt onderhouden.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiseres niet heeft getoetst op de wijze zoals dat volgens de Vw 2000 en verweerders beleid behoort te gebeuren. Omdat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres vanaf 2010 tot het vertrek van referent uit Eritrea bij referent en zijn gezin heeft gewoond en dat eiseres door referent financieel werd en wordt onderhouden, kan niet anders worden geoordeeld dat eiseres langere tijd feitelijk bij het gezin van referent verbleef en door hem werd onderhouden en verzorgd. Hierbij is van belang dat [woonplaats] niet in de buurt van [de stad] ligt. Dat betekent dat verweerder in het bestreden besluit niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom eiseres desondanks niet tot het gezin van referent behoorde ten tijde van zijn vertrek.
10. Hieruit volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder tot een nieuwe beoordeling dient te komen en de rechtbank niet kan uitsluiten dat verweerder daarvoor nadere informatie wil inwinnen. De overige beroepsgronden behoeven hierom geen bespreking meer. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496,- en een wegingsfactor 1). Indien aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener. Aangezien eiseres is vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen, hoeft verweerder het griffierecht niet aan eiseres te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank,
- stelt eiseres vrij van de verplichting om griffierecht te betalen;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 992,- (zegge: negenhonderdtweeënnegentig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Otten, rechter, in aanwezigheid van mr. F.P. van Straelen, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2016.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: FvS
D: C
VK
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's‑Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.