ECLI:NL:RBDHA:2016:10932

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2016
Publicatiedatum
9 september 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 7149
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkingen op het recht van betoging in verband met veiligheid rondom demonstraties

Op 9 september 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een demonstrant tegen de burgemeester van Den Haag. De zaak betreft een demonstratie die gepland was op 11 september 2016 door de organisatie Pegida. De burgemeester had de demonstratie echter beperkt tot een statische demonstratie op een specifieke locatie, wat de verzoeker niet accepteerde. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om toestemming voor een tegendemonstratie op dezelfde locatie of op een andere locatie, gelijktijdig met de Pegida-demonstratie.

Tijdens de zitting op 9 september 2016 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van beide partijen gehoord. De voorzieningenrechter oordeelde dat het recht op betoging een grondrecht is, maar dat dit recht onderworpen kan worden aan beperkingen op basis van de Wet Openbare Manifestaties. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester in redelijkheid had kunnen besluiten om de demonstratie te beperken tot een statische vorm, gezien de eerdere ervaringen met wanordelijkheden rondom Pegida-demonstraties. De voorzieningenrechter benadrukte dat de veiligheid van bewoners, toeristen en andere aanwezigen voorop staat en dat de kans op wanordelijkheden aanzienlijk is.

De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de opgelegde beperking niet onevenredig was en de verzoeker voldoende gelegenheid had om zijn standpunt publiekelijk kenbaar te maken op de toegewezen locatie. De uitspraak werd gedaan door mr. A.E. Dutrieux, in aanwezigheid van griffier mr. B.J. Dekker, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 16/7149

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 september 2016 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

tegen

de burgemeester van Den Haag, verweerder,

(gemachtigde: mr. J. Bootsma en mr. R.W.I. Alkema).

Procesverloop

Bij besluit van 7 september 2016 heeft verweerder de door verzoeker kennis gegeven demonstratie beperkt tot een statische demonstratie op 11 september 2016 op het [locatie] .
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht bij voorlopige voorziening te bepalen dat het houden van een tegendemonstratie op de Koekamp, gelijktijdig met de aldaar geplande Pegida-demonstratie, wordt toegestaan, dan wel – zoals ter zitting aangevuld – dat de Pegida-demonstratie en de tegendemonstratie gelijktijdig op een andere locatie zullen plaatsvinden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 september 2016.
Verzoeker is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

De voorzieningenrechter stelt voorop dat het recht op betoging een grondrecht is. De Wet Openbare Manifestaties biedt regels waaronder beperkingen kunnen worden opgelegd.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de opgelegde beperking, te weten het statisch demonstreren op [locatie] , noodzakelijk is voor het voorkomen of bestrijden van wanordelijkheden.
Het is Pegida reeds toegestaan om op 11 september 2016 een demonstratie te houden, welke zal starten vanaf de Koekamp. Bij de beoordeling van de kennisgeving van verzoeker, diende verweerder hier dan ook vanuit te gaan. Verweerder heeft bij zijn afweging voorts mogen betrekken dat de kans op wanordelijkheden aanzienlijk is. Rondom eerdere Pegida-demonstraties hebben zich daadwerkelijk ernstige wanordelijkheden voorgedaan, zodat verweerder het noodzakelijk heeft mogen achten om de Pegida-demonstratie en de tegendemonstratie die verzoeker wenst te houden, voldoende van elkaar gescheiden te houden. De Koekamp ligt in het centrum van Den Haag, zodat de veilige omgeving voor bewoners, toeristen, winkelend publiek en andere aanwezigen moet worden gewaarborgd. Verzoeker wenst een anti-Pegida demonstratie te houden, zodat weerstand vanuit Pegida aanhangers reëel is. Ook als ervan uit wordt gegaan dat vanuit de demonstratie van verzoeker geen agressie hoeft te worden verwacht, heeft verweerder het belang om de demonstraties strikt gescheiden te houden in verband met de eerdergenoemde algemene veiligheid, zwaarder mogen wegen. Daarbij heeft verweerder de eerdere ervaringen met Pegida mogen betrekken. Voorts heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het op de Koekamp niet goed doenlijk is om de deelnemers aan de beide demonstraties van elkaar gescheiden te houden. Het voorstel van verzoeker om te demonstreren met een in aantal beperkte groep van dertig personen, waarvan bovendien de personalia op voorhand bekend zullen worden gemaakt ten behoeve van verificatie ter plaatse, heeft verweerder van de hand kunnen wijzen, reeds omdat dit het risico op het ontstaan van wanordelijkheden niet wegneemt.
Het recht van betoging wordt door de opgelegde beperking niet onevenredig beperkt. Niet gezegd kan worden dat de beperking het recht op betogen illusoir maakt of dat de beperking betrekking heeft op de inhoud van de betoging. Evenmin vormt de beperking een beletsel op het houden van een demonstratie als zodanig, of op demonstraties door verzoeker in het algemeen. Verweerder heeft er hierbij terecht op gewezen dat [locatie] in het centrum van Den Haag is gelegen, nabij de binnenstad en het kernwinkel- en uitgaansgebied van Den Haag. Deze locatie biedt dan ook voldoende zichtbaarheid en gelegenheid voor verzoeker om het standpunt – het tegengeluid – publiekelijk kenbaar te maken. De beperking kon daarom in redelijkheid worden opgelegd.
Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van mr. B.J. Dekker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 september 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.