ECLI:NL:RBDHA:2016:1090
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- H.C. Hagen
- M.J.M. Langeveld
- Rechtspraak.nl
Opheffing van de maatregel van bewaring in asielprocedure met prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2016 uitspraak gedaan over de opheffing van de maatregel van bewaring van eiser, een Iraanse asielzoeker. Eiser was op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000 in bewaring gesteld. De rechtbank heeft in haar overwegingen de geldigheid van artikel 8 van de Opvangrichtlijn in het licht van prejudiciële vragen die eerder door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State aan het Hof van Justitie van de Europese Unie zijn gesteld, betrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring onevenredig bezwarend is voor eiser, die al een asielverzoek had ingediend voordat de maatregel werd opgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van eiser om zijn asielprocedure in vrijheid af te wachten zwaarder weegt dan het belang van de verweerder bij de voortduring van de maatregel. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen, alsook de Staat der Nederlanden veroordeeld tot schadevergoeding aan eiser. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging in asielprocedures, vooral in het licht van de geldigheid van Europese richtlijnen.