ECLI:NL:RBDHA:2016:10444
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot verbod van teruggeleiding naar Curaçao van gedetineerde met resocialisatiebelang in Nederland
In deze zaak vordert de eiser, een gedetineerde, een verbod op zijn teruggeleiding naar Curaçao, waar hij een gevangenisstraf van achttien maanden uitzit wegens verboden vuurwapen- en munitiebezit. De eiser is van mening dat zijn terugkeer naar Curaçao hem in levensgevaar zal brengen, gezien de bedreigingen die hij heeft ontvangen van leden van een bende. De eiser heeft zijn vordering gebaseerd op het feit dat hij recht heeft op resocialisatie in Nederland, waar hij zijn hoofdverblijf heeft en waar hij ook recht heeft op gezinsleven met zijn twee minderjarige kinderen. De Staat der Nederlanden, als gedaagde, heeft verweer gevoerd en stelt dat de eiser zijn vordering niet kan onderbouwen met de juiste juridische gronden, aangezien de onderlinge regeling voor detentieoverdracht niet voorziet in resocialisatie in Nederland. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de vordering niet toewijsbaar is, omdat de regeling niet voorziet in de mogelijkheid voor de eiser om in Nederland te resocialiseren. De vordering is afgewezen en de eiser is veroordeeld in de proceskosten.