ECLI:NL:RBDHA:2016:10106
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in relatie tot Litouwen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 augustus 2016 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarbij de asielaanvraag van eiser niet in behandeling is genomen. Eiser, een burger van Kyrgyzstan, had op 10 februari 2016 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris concludeerde dat Litouwen verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiser een Schengenvisum had ontvangen van de Litouwse autoriteiten en Litouwen akkoord was gegaan met het overnameverzoek. Eiser heeft in beroep betoogd dat er geen vertrouwen kan worden gesteld in de Litouwse autoriteiten, omdat uit rapporten blijkt dat asielzoekers uit veilige landen beleidsmatig zonder inhoudelijke beoordeling worden teruggestuurd. Eiser stelde dat er een risico op indirect refoulement bestaat en dat er geen effectieve rechtsbescherming is in Litouwen.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser niet gevolgd en geoordeeld dat verweerder zonder nader onderzoek kon uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Litouwen. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat Litouwen niet aan zijn verdragsverplichtingen voldoet. De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om hun claims te onderbouwen met relevante informatie en rapporten, en bevestigt dat de Litouwse asielprocedures voldoen aan de internationale verplichtingen.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.