1.3.Op 23 oktober 2015 heeft eiser zich toegenomen arbeidsongeschikt gemeld per 18 maart 2015, vanwege een op laatstgenoemde datum doorgemaakt cerebro vasculair accident (cva). Verweerder heeft deze melding met instemming van eiser voorts opgevat als verzoek om terug te komen van het onder 1.2. genoemde besluit van 3 november 2010.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder zijn in het primaire besluit ingenomen standpunt gehandhaafd dat eiser niet in aanmerking komt voor een uitkering ingevolge de Wet WIA per 18 maart 2015. Daaraan ligt volgens verweerder ten grondslag dat eiser op die datum, en de maand ervoor, niet verzekerd was voor de werknemersverzekeringswetten. Voorts is eiser in de visie van verweerder op 18 maart 2015 niet ziek geworden met dezelfde ziekteoorzaak als op 10 november 2008. Tot slot is niet gebleken van nieuwe feiten of omstandigheden waaruit volgt dat de beoordeling van eisers arbeidsmogelijkheden per 8 november 2010 onjuist was.
3. Eiser kan zich niet met het bestreden besluit verenigen. Volgens hem vloeien de huidige, ten opzichte van 2010 toegenomen, beperkingen voort uit een ziekte die hij ook al in 2010 had. Er zijn verschillende mogelijkheden voor de conclusie dat het cva in 2015 is veroorzaakt door een onderliggende aandoening die ook het cva in 2008 heeft veroorzaakt. In 2009 is een fistel verwijderd en niet is beoordeeld of het fistel in 2015 problemen heeft kunnen veroorzaken. Ook kan eisers suikerziekte (diabetes mellitus) de oorzaak zijn geweest van de cva’s. Voorts is bij de medische beoordeling nauwelijks aandacht geweest voor de toegenomen beperkingen aan zijn knieën, aldus eiser.
4. In zijn uitspraak van 14 januari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1) heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) overwogen dat een aanvraag om een arbeidsongeschiktheids-uitkering na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing of intrekking van die uitkering naar zijn strekking moet worden beoordeeld. Met een aanvraag kan worden beoogd dat (met ingang van de datum waarop dat besluit zag) wordt teruggekomen van het eerdere besluit (artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)), dat bedoeld wordt een beroep te doen op een regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid (Wet Amber), of dat om herziening wordt verzocht voor de toekomst (duuraanspraak). Indien in een voorkomend geval niet (geheel) duidelijk is wat met een aanvraag wordt beoogd, ligt het op de weg van het Uwv daarover bij de aanvrager nadere informatie in te winnen. Het onderscheid in wat de belanghebbende heeft beoogd, is van belang voor de beoordeling van de aanvraag door het Uwv en de toetsing van de beslissing op die aanvraag door de bestuursrechter, aldus die uitspraak. De rechtbank stelt vast dat verweerder informatie heeft ingewonnen bij eiser en de 3 hiervoor genoemde situaties heeft beoordeeld. In beroep is slechts nog de tweede situatie, de beoordeling op grond van de Wet Amber, in geschil. De rechtbank moet evenwel ambtshalve beoordelen of sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Awb. 5. Volgens vaste jurisprudentie van de CRvB moet onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Awb worden begrepen feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en derhalve behoorden te worden aangevoerd. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken van nieuwe feiten dan wel veranderde omstandigheden op grond waarvan verweerder aanleiding had moeten zien terug te komen van het eerder door hem genomen besluit van 3 november 2010.
Er zijn immers geen nieuwe medische feiten gesteld over die periode en de rechtbank heeft, gelijk de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b), zulke feiten ook niet zelf kunnen vaststellen. Vervolgens zal de rechtbank ingaan op het betoog dat zich in eisers geval een zogeheten Ambersituatie voordoet.
6. Ingevolge artikel 55, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet WIA ontstaat indien op de dag, bedoeld in artikel 54, tweede lid, geen recht op een WGA-uitkering is ontstaan omdat de verzekerde op die dag niet gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, alsnog recht op die uitkering met ingang van de dag dat hij wel gedeeltelijk arbeidsgeschikt wordt indien hij op de dag hieraan voorafgaand minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid. Ingevolge het derde lid, voor zover hier van belang, kan het recht op een WGA‑uitkering in de situatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b niet later ingaan dan vijf jaar na de dag, bedoeld in artikel 54, tweede lid.